III. Na eenige weken was de kapitein op St Jans getest; hij sleet aangename dagen, wandelende, in zijnen hof werkende, met de li visschende, en dagelijks een paar uren morrende; bijzonderlijk a er spraak was van kerk of kerkelijke diensten, dan zag hij daari een vervolging en bemoeiing van den Pastoor, en zijn humeur wef noordsch, gelijk in de zwartste dagen van zijn garnisoensleven. Nogtans werd Mc den Pastorr, zoo dikwijls hij in den hof kwan en dat gebeurde meermaals ter week, werd hij altijd met veel be leefdheid ontvangen. De weken en de maanden verliepen; de druiven waren geplukt; d'appels bloosden op de boomen; de kastanjelaars lieten hun bin ders vallen, de dagen werden korter, en zekeren morgend als de kapitein zijn venster opende, zag hij zijn eerekruis in den hof niet meer; de sneeuw had er een wit laken over geworpen. Al sneeuw! riep hij uit; maar ook, we zijn den 18 October; 't is reeds S dikke maanden dat ik hier ben! wel, wel, wel! 't Was inderdaad de winter die op't lijf viel. Nu moest er ge zorgd worden voor provisie van hout, kolen en eetwaren; nu moest men werken om de koude buiten te stoppen, en als de kapitein de koude had buitengejaagd, na eenige dagen bemerkte hij dat de verveling ongevraagd was binnen gekomen. Niets te doen hebben, niets! en die lange winteravonden! In de week ging In t nog, kapitein Knorpot rookte, terwijl zijn dochter en de dienstmeid hun huiswerk verrichtten, of't geen er anders te doen viel. Maar's zondags! M. den Pastoor die in de week, veel min kwam, vermits hij las en studeerde, 's zondags was hij met geen oogen te zien. Saida en de dienstmeid gingen naar Mis, Vespers en Lof, en de kapitein had geen ander bezigheid dan de Parochianen uit de kerk te zien ko men, gemoedelijk klappende. Sapristi! riep hij den tweeden winterzondag uit, zal dat blij ven duren! al die menschen zien er tevreden en gelukkig uit; ik alleen weet niet hoe mijnen tijd te vermoorden! Wacht eens! van stonden af, ga ik op mijn kamer en terwijl zij daar hun gebeden prevelen, ik zal Voltaire Pzen en mijn militaire Jaarboeken. Den zondag nadien, hij ging boven, rookte een sterke pijp, las, maar moest op den duur gapen en geeuwen. 't Is dat ik slecht gesteld ben, zegde hij. 8 dagen nadien, als't Volk in de kerk was, hij trok weer naar boven, de kamer toegedaan, om in stilte en zonder gestoord te worden, zijn geliefkoosde lezing te doen. Als Saida en de dienstmeid uit de Vespers kwamen, den kapitein niet hoorende of ziende, zij gingen naar zijn kamer, zagen daar Vol- Jairejmab; liWIilWliH^ijl^nmJe en alles verwenschende dat in zijn gedacht kwam. Van 's anderdaags af, trok hij blaarkes uit den Vol taire om er zijn pijp meê t'ontsteken, en tot den donderdag kreeg men geen gezond of vriendelijk woord van hem. 't Werd wederom zondag. Nu was de kapitein gered! Zijn dambord! daarop had hij niet gepeisd. Zijn dambord! spelen zou hij, zijn rechterhand tegen de linker; doch hetzelfde hoofd bestuurde de twee handen; geen middel om een verrassing te doen, om een buitengewone slag te slaan en 't eer ste spel was nog niet uit, als de kapitein wederom gevouwen arms voorde venster stond. De laatste toonen derorgel weerklonken voor het Ave Maria en de menigte verliet den tempel. Sapristi, riep hij uit, zie 'ne keer, al dat Volk, arm zoo wel als rijk, ziet er tevreden en verheugd uit; d'ouderlingen hebben koeragie gelijk de jonkheden! En ik alleen knaag mij hieraf! Indien, zoo ging er een stem in zijn hert, indien ik ook naar de kerk ging! Van gramschap zou hij zijnen eigen neus afgebeten hebben. Wat! ik die gezworen heb geenen voet in een kerk te zetten! Hoe dwaas, zoo ging de stem in zijn binnenste voort, hoe dwaas van zich door 'nen eed te verbinden! Een eerlijk man heeft maar éen woord! Juist kwam de dochter thuis, lief als een bloem der velden en vrolijk, gelijk een deugdzaam mensch vrolijk is. Och papa,zegde zij, wat heeft M. den Pastoorschoon gepreêkt!» Zonder een woord te zeggen, ging de kapitein den hof in, en bleef g'heel den dag slecht gezind. 'sZondags nadien, nu had hij niets meer om den tijd te dooden, en zag cruitvan 's morgends af, gelijk 'nen boer die zijn land ver kocht heeft. Papa, vroeg Saida, wil ik thuis blijven van de Vespers? Neen, neen, neen! wat peist ge wel! Maar, ge zit hier alleen! 0, ik verveel mij toch niet!De kapitein was zuiver bescnaamd van deze woorden uitgesproken te hebben, doch hij wilde zeggen: Ik zal mij niet vervelen; en hij, een dapper krijgsman, zou hij zich zoohaast overleveren? Een plechtige stilte in de Parochie al 't Volk in de kerk; ka pitein Knorpot stond voor zijn venster naar buiten te kijken; een lekkere pijp heelt hij aangestopt: Voltaire, 't Militair Jaarboek, het dambord liggen verlaten; doch met zijn herinneringen zal hij de verveling dooden; hij denkt op zijn jongelingsjaren,als hij kaporaal, ergeant, luitenant werd; hij gaat met ziinengeestnaar den Afnk alwaar hii verscheide gevechten bijwoonde, t kruis van eei kie g en den giaTvan kapitein; maar op 20 minuten is g'heel z.jn leven overzien- daarbij, er komen hem zeer veel bittere herinnennge» In,. heb ik nu ze-t hij, mijn ontslag gevraagd, ben ik hier in d'eenzaambeid komen .venen, om mij Ie,mg met JJ'd» k,S" 'l'ff die S"gar^zloï.' oTd";. tunl dikheid en vervelingHa, man, ge zijl in ne geloovigen omtrek, eJ zijn reine zielen die voor u bidden; ontsnappen zult g.j met Brrr, mort hij, in welk eeutoomg hol ben.k mij kerkeren' Eu niemand die mij aanspreekt!!!... M. den Pastoor zeu die mij noch over kerk en kluis spreekt; t is nogtans zijn plicht^a s PastoorHeb ik geen ziel gelijk al andere menschen? of ben ik '"ïï'^sS^ziciria eeu serie.se gramschap, togen den Pas- toor die hem v:in de kerk niet sprak, terwijl h,j gezworen had aan de deur te smijten, den eersten die hem van kerk of kapel zou spre- En hii trok aan zijn moustache en hij keerde zich heen en weêr, stampte op de„ grond, beet en verweet zijn eigen en werdnog bno- stampie op uc falen hem overmeesterden. Ja, bromde1 hij ^Saida, ik z°al haar een complement maken over den iever van haren apostel die zooveel moeite doet voor zijn kerk. I ar...... 7'i« daar met d'oude dienstmeid. Maar, wacht, z'is daar met d'oude dienstmeid. Slecht!'slecht! Shier uitdroegen op dit dorp. I aivastgemtod.... Mam', die wi.tor- che zondagen;.en dat er nog éenen dambordspelei' ware, een Miinlieer den Pastoor speelde er vroegei op. Ja "t moet 'ne fameusen zijn, uwen M* den Pastoor; hij kan er i 1 f- ik zou waarlijk krieus zijn hem eens aan tweikte ^enen^mè; een les Ingeven gelijk a'dja soutaandragers "s-Tz.w do kapiE .mokte l»'»mde, sprak verscheide laten vah(im| Pastoor, aan^welken H* pions zon Neen, nee,,, heet hij haar toe; laat ons k»o"'",d,s- lende en zuchtende en kuchende naar zijdi kamei Welken triestigen avorfd, zegde Saidj. 't 7nl beteren, kind, antwoordde de meid. 's Anderdaags^ de Krijgsrot er ongerust uit, en bekloeg 4r.jdak,ftLutjf ifebSi6°rjdl^-/tur^;nzoii Hïij' ziek zijnbromde hij, dat die soutaan niet te zien is. noch regen noch sneeuw houden u thuis. Bah! 'k heb ander winters beleefd; maar 'k meinde dat ge ziek waart, 't is vier dagen dat wij u niet gezien hebben! Veel bezigheid gehad, kapitein, ik meinde u juist dezen avond te komen bezoeken, met mijne zusteren nicht. Ha, dat is wel, ge zult voor den souper komen, ja, ja, 't is vastgesteld;en 'k hoor dal ge liefhebber zijt op 't dambord. Liefhebber, kapitein! ik heb in den tijd Ja, ja, ge moet het niet verduiken; we gaan in tweegevecht! Tot der dood? Tot der dood! brengt maar uw getuigen meê, de mijne zitten thuisZoo dus, zonder uitstel, tot dezen avond! En de kapitein liep niet, hij vloog naar huis, zoo vrolijk als 'ne kermisgast. ('t Vervolgt.) OVERLUDENS. Te Brussel is overleden oud 69 jaren, Eugeen Voordecker die in de revolutie van 1830 door 'ne kanonbai der Hollanders zijn twee beeaen afgeschoten werd. In weêrwil van deze vreeselijke vermin king, leefde hij nog 52 jaren, gepensionneerd van den Staat t'Aarschot is overleden M. J. L Lowet, sekretaris der slad. —In Schotland is overleden, zekeren Stewar', die achterlaat 410 miljoen fr. En geen duit kunnen meêdragen! Alles moeten hier laten I Heelt hij veel goel werken gedaan, dan kan 't nog schikken; maar hoe rijker, dikwijls hoe gieriger en hoe meer aan 't geldt gehecht. Als 't eindeken daar is, wat baat het van veel geld en goed bezeten te hebben; en wie zou niet liever in de plaats zijn van een braaf chris telijk .neusch, gelijk Cecilia Puymlroeck, weduwe van Alexander Rass, die te St. Gilles-Waas is overleden, in den hoogen ouderdom van 80 jaren, 7 maand en 8 dagen, en die gedurende 10 jaren met veel iever en genegenheid de Werkman op hare Parochie heeft ver spreid. R. I. P. De goede werken alleen blijven ons bn. MENGELINGEN. Een der fijnste toeren met de kuurt is van te weten, d'oogen ge blinddoekt, of éen kaart en figuur voorstelt of niet; en dit gebeurt als- volgt Van een spel kaarten doorstekt inen met een fijne naaide al de geschilderde kaarten, zoodat er aan den achterkant eenige kleine ver hoogde puuten zijn. Dun kun men, geblinddoekt zijnde, al tastende met de vingers zeggen of het geschilderde kaarten,hazen, heeren, vrouwen, pijkeu, zyn, of wel 10, 9, 8 en 7. Om de zwarte kaarten uit de roode te erkenuen, is 't genoeg vau d'eene soort kaarten een weinig af te snijden, dan kan men al de roode of zwarte laten vallen. De helft van 12 is zeven. Ziehier 't bewijs XII, VII, ,rer \au iiareu upuoivi v*— -j,o-j --ozijt;

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1882 | | pagina 3