ASSISE?W10F TE ültl'SSEE,
Maandag ten 9 ure zijn d'Assisen geopend. De menirte drumt
met geweid binnen en overstroomt de voorbehoudene plaatsen.
De beschuldigden worden binnengebracht.
Leon Peltzer is neerslachtig.
Armand Peltzer ziet er trotsch en stoutmoedig uit, ja schijnt de
menigte met verachting te bekijken....
't Is 'ne stoute kereldie eenige dagen voor zijn arrestratie, dreigde
processen in te spannen tegen de gazetten, die zijnen naam in 'deze
moorderij mengden.
Ze zitten nu neer op 't zelfde banksken, maar Armand Peltzer
schuift een weinig weg van zijn broeder.
De President vroeg naam, ouderdom en bedrijf, en als hij aan
Leon zegt: welke brood winning?dau trekt deGeus zijn schoudersop!
Er worden 12 gezwooren uitgekozen.
Lezing van den 'angen beschuldigings-akt.
Leon wordt ontroerd, als g'heel dit drama in zijn ooren klinkt;
als men de woorden afleest der moeder:
Twee zoons! twee moordenaars! Armand zal de zwakheid zijns
broeders misbruikt hebben, dan verbleekt Armand. (Ja, 't is nu
wel den tijd van te verbleeken, gij die zoo gelukkig, kodnet zijn
met uw mama, maar om gelukkig te zijn, moet men zijn slechte
driften bedwingen; men moet gelooven en bidden; en de twee die
daar zitten, kennen verscheide talen, maar M. de President, vraag
'ne keer of ze nog eenig teeken geven van christene mensch en ze
zullen antwoorden: 0 neensedert lang niet meer! wij leefden
gelijk complete Geuzen en Vrijdenkers
De lezing vdn den akt duurt tot 1 ure, dan worden de namen
der getuigen afgeroepen; er zijn er veel; schrikkelijk lang zal dat
hier duren. Men benijdt het lot der Rechters en Gezwoornen; doch
welke lastige taak zullen zij hebben
De zitting sluit van 2 ure en zal herbeginnen dijnsdag ten half
tien. Leon en Armand waren gekleed in 't zwart laken en had
den nieuwe leéreu handschoenen, 't Zijn immers sterkgemanierde
kerels. 's Morgends is er een oprecht gevecht geweest tusschen
de gendarms en 't publiek; verscheide personen zijn gekneusd.
Leon PelUer is 35 jaar en jongman
Armand Peltzer is 37 jaar en weduwenaar met een dochterken.
Als Armand in de maand meert aangehouden werd, viel hij op
zijn kniën voor den Rechter van Instruktie: Heb medelijden, riep
hij uit; onteer mij niet nutteloos! onteer mijn eenig kind niet
Doch de preuven waren te gewichtig en M. Ketels deed hem weglei
den naar zijn celleken.
Korts nadien werd Leon ook gevangenzijn moeder vroeg 'om
hem te mogen zien; ze verkreeg het: Leon viel opzijn kniën en
vroeg vergiffenis; doch zij riep uit: Ongelukkige, wat hebt gij ge
daan
Het leven der Peltzers is doorzaaid van gemeine akten, bedrie
gerij en verleiderij; geus en vrijdenker zijn niets zoeken dan de
voldoening van zijn passiën, om hier te leven, gelijk Vosselaer, als
'nen aardsche God.
De Peltzers waren aanzien als honorabele lieden ze gingen bot
en trotsch,thalvent de straat en stapten voor niemand uit den weg.
Op de tafel rechtover de Gezwoornen, liggen 37 bewijsstukken,
revolvers, kogels, brieven, meubels uit 't huis der Wetstraat, be-
bloedde stukken tapijt en ook den schedel van BernaysAls de
weef gaat verschijnen, welk wreed spektakel, van daar den schedel
te zien van haren echtgenoot,met welken zij in rusie leefde,en daar
verder te zien die twee cellebroers, haar oude vrienden, de Pelt
zers Doch men zegt dat madam de weef ziek is, en dat zij zich als
borgerlijke partij aanstelt om niet te moeten compareeren. Er
zijn 96 getuigen te laste, en 114 ten ontlaste.
Dijnsdag was er nog meer volk dan maandag, doch betere maat
regels van orde. Al doende leert men. Ten half tien werden de
beschuldigden ingeleid, ze waren gebracht in 't gewoon dievenkar-
reken en vaneen gescheiden. Armand schijnt er gerust uitLeon
durft nog grimlachen, in plaats van vol schaamte in den grond te
zinken, nu dat men al zün schoon complementen kent en weet.
De President zegt dat de getuigen uit Londen niet te vinden zijn
en dat de zwitsersche gedagvaard zijn.
Dan ondervraagt hij LEON.
Eerst over zijn vroeger leven.
Leon bekent zijn faillieten t'Antwerpen en te Manchester van
zijn ongelukken te Buenos-Ayres is Oliveira de schuld hij bekent
eens een effekt met een hooger cijfferte hebben ingevuld; zegt dat
hij naar België teruggekomen is voor een groote handelszaak, van
wege zekeren Murray (die niette vinden is, dat is't schoonste van
d'histoi'ie;) dikwijls heeft hij zijnen naam veranderd, zegt hij, uit
lachmerterij; hij bekent vier maal Armand gesproken te hebben te
Parijs; hij bekent gezegd te hebben
Indien madam Bernays weduwe ware, niets zou Armand be-
letten er meê te trouwen; doch, voegt hij er bij, ik wilde spre-
ksn van een natuurlijke dood.
Verder weigert hij inlichtingen te geven over dien Murray, hij
heeft zich verkleed met een dikke pruik op't hoofd, hij heeft van
al zijn effekten de letters van zijnen naam afgedaan, om onbekend
metBejmays te kunnen in onderhandeling geraken.
Als de Voorzitter hem vraagt, waarom hij zijne samenkomsten
met Armand heeft willen verduiken, hij protesteert en roept met
•hevigheid uit: Ik zeg de volle waarheid
Na lang ia de geburige landen verbleven te zijn, is hij eindelijk
te Brussel gekomen onderden naam van Vaughan en heeft het huis
gehuurd n° 159 in de Wetstraat.
Ik heb daar, zegt hij, Bernays ontboden om hem in den naam
van Murray te spreken; Bernays heeft mij erkend, heeft mij als fal
saris en bankroetier uitgescholden, heeft mij bedreigd; ik heb hem
vervolgd,'ne revolver in d'hand tot in't kabinet; daar heb ik, in
mijn gramschap, den revolver afgeschoten; maar nooit van zin ge
weest bem te dooden
Verder ondervraagd, hoe Bernays hem beleedigd had, zegt hij
zijne vrijheid te willen behouden van te verklaren hetgeen hij wilt.
Men ziet het: de jonge Peltzer wilt alle voorbedachtheid doen
wegnemen; doch waarom al die wapens gekocht? al die eeuwige
lijne voorzorgen genomen? De verdediging van dezen geus hangt
dus niet aaneen.
ARMAND PELTZER, ondervraagd zijnde, zegt dat hij sedert 1(873 bij Bernays
ten huize ging, dat hij veel gedaan heeftom d'echtgenoten te verzoenen,dat liij
wel is waar, drar ging, als de man afwezig was, doch zonder slecht inzicht;
hij loochent dat M",e Bernays hem geld heeft gegeven; 'ne man. gelijk ik, zegt
hij, kan dat niet gedoogen. Armand spreekt franken stout; hij houdt staan, dat
hij in 't huis-Bernays moest zijn, om den vrede te herstejlenüiMijn dochterken,
zegt hij, ging veel bij Mme Bernays, dus kon ik met haar niet aanhouden; 'ne
man van eer laat zijn kind niet, bij een vrouw, met welke hij aanhoudt. Hij
heeft geheimzinnige depèchen naar Leon in Amerika gezonden, om geld te spa
ren, en als hij in September naar Leon schreef, was het, zegt hij, om nieuws
van hem te weten. De dag der moord, zegt hij, bij M. Colon geéeten te hebben.
(M. Colon loochent dat) doch Armand gaat er grof door en zegt dat Colon slecht
getuigt. En als de Juge hem vraagt of't waar is dat hijaanlL Goldschmidt.den
Geuzënbaas aan de Glazeslraat gezegd heeft: Al de druppels zweet die rechter
Willemaers mij doet uitzweeten, zal hij met druppels bloed betalen; Gold-
schmid liegt, zegt Armand. Verder verklaart hij dat zijn handelingen naderamp
gosphiedden om zijn broer uit d'handcn der Justicie te redden.... 't Is ongeloof
lijk geiijk dien Armand stout spreekt; maar hij is Ingenieur gepasseerd met
distinktie, en klapt tegen den besten; avekaat.
Verscheide voorumue getuigen zijn nog gehoord: de Rechters van
Instrukse, 'ne Pruisische Kapitein, die da gs vvor de moord 'nen brief
van Bernays had ontfangen, vol van weemoedigheid; de Vader van
Bernays, een Duitsche Jood, vrienden en dienstboden van Bernays. die
allen getuigen hoe slecht dit huishouden was en vergeven van vuilen
konkledefous... Bernays was geldzuchtig, en 't is met een baukbriefken
van 500 fr., dat VaugcuU hém naar Brussel gelokt heeft... Brr, hoe wal
gelijk gaat het iu die Geuzenfainiliëu. Verscheide Geuzen van Antwer
pen komen verklaren zonder eenige schaamte dat zij getrouwd zijn en
niet getrouwd, en dat zij 't Vrouwvolk aauziea op z.ju Turksch. t Is
gelyk Leopoldus I voorzegde, 't is de barbaarschheid di<- afkomt1
Leon Peltzer heeft gezwegen dat hij geen moordenaaris, doch wat geldt
'ne Geus zijnen eed? Armand zwoer wel, op 't hoofd van zjn kind,
zwoer in't publiek van de gazet, dat zij hoegeuaamd geen gemeehs
hadden met de Wetstraat of iets dat de moord regardeerde.
'T PARLEMENT.
Tonia. Wel, Trien, 'k moe toch eensj binnenkomen. zra
w Trien. En wA zou-je d.oen, mensj, zetjj a ncèr.
Tonia. Neerzetten mag ik riietj maaRicf, maar 'he moment
klappen, Trien; en hoe is 't hier allemaal? <Mül
Trien. Goa zij geloofd, goed! Maar wat een slameurig weêr, MM\
hé! Kan 'nemensen-iiu zijn huis proper houden? En dat duurl en jspSfl
dat blijft duren! En als ge 'nen boer ziet, g'hoort een klacht! Zoo- jfljfl
veel dat er nog moet gezaaid worden. Tonia, wat gaat er van den
eerdbol geworden? tij 11
Tonia. Ja Trien, 't is droef weêr en wreed weèr en we zul- Tf H
len 't nadien op ons brood krijgen. Maar w'en- zijn hier nog van U-ui!'
d'ongelukkigste niet.... Als ge peist dat er zooveel met hun meu-^S^Sö»
belkes en hun kinderkes moeten vluchten!
Trien. Dat moet enjelijk zijn
Tonia. Moeten vluchten; want als't vuur afkomt, ge kuntblusschen, maar
als 't water afkomt, ge inoet loopen om uw leven te redden.... En als ge leest
dat er uit Scheveningen alleen, dat is in Holland, Trien, dat er vandaar 45
matroozen vergaan zijn op zee!
Trien. Och armen! och Heeren!
Tonia. En al die weven en weezen!
Trien. Dat is nog 't ergste; uwen broodwinner kwijt zijn!
Tonia. En als wij van den anderen kant naar de koolputten zien, ze win
nen daar wel een goei daghuur. maar't is alle vijf voet'ne massakker. en de
jonge weeven loopen er ook dik.
Trien. En dat ze daar toch zoo slecht worden in die koolputten! Zwert
van lijf en nog zwerter van ziel! Er maar uitkomen, om te drinken en ie bain-
bocheeren
Tonia. Och Trien, den blauwen hemel zien, dat geeft gezond bloed en
gezonde gedachtenMaar te Brussel, daar is 't iets, hé!
Trien. Ha,van (10 vramensch op Elsene weèral, die naar heur lief gescho
ten heeft.... Jerremie toch! dat gaat daar! van als ze nog kinders zijn, loopen
en dwijlen met den eersten den besten!
Tonia. Ja naar theaters en danskoten loopen, want 't is in die danskoten
dat er zooveel jonkheid bedorven wordt! In slechte kennis geraken! trotsch en
hooveerdig worden! Ziekten halen, die er zoovolen naar 't graf slijpen! En hun
eer verliezen! En thuis mispelen en dreigen van weg te gaan
Trien. Zeg maar effenaf, dat zo daar juweelen en dieven kvveeken. In 't
eerste, och, z'hebben alle plezier; ze lachen met de treffelijke stille menschen;
maar 't en duurt niet lang, ze zitten gauw in miserie, in ellende, in schande
ze krijschen tranen mei tuiten, of te wei ze bedrijven stukken van arragie en
d'een gaan naar 't Rasphuis en d'ander, naar 't Hospitaal.... Is er weêr iets ge
beurd, in dat fak?
Tonia. Och dat gebéurt te Brussel alle dagen kind; dat wij de miseris
van die groote stad konden zien, we liepen de wereld uit; maar nu, onzen bo-
termelkman kwam direkl uit Brussel, en rond '1 Paleis van Justicie, ge kunt op
de koppen gaan, zegde hij 't is een zee van Volk, zegde hij; Als er daar
geenmenschen doodgedroinmen worden, mogen z'hun hand kussen, zegde hij.
Trien. En wat is er daar te doen, mensen?
Tonia. Wel, ge rappeleert u nog, Vaughan, die daar in de Wetstraat den
avekaat uit Antwerpen heeft vermoord!
Trien. En dat den broèr van Vaughan kennis had met de vrouw van den
Avekaat!
Tonia. Ja,zulke konkelfous was 't!
Trien. 01' ik mij dien Vaughan rappeleer! den vaurien en krawal die van
als hij t'Antwerpen was, den smcrigen Geus, die de jaarschriften en de vaant
jes aftrok van de Viering voor Zijne Heiligheid den Paus! Van dan af was 't te
voorzien dal hij tot een slecht ende ging komen. Zulke kerels, er kan daar alles
van komen, dat slecht is.
Tonia. Al 9 maand zit hij vast met zijn broèr en nu gaat hij gechugeerd
worden!
Trien. En de Geuzinne waar ze zooveel van spraken!
Tonia. Daar en kikken of en mikken ze niet meer van.
Trien. Er zal zeker geen blondroste Geuzinne aan of omtrent geweest zijn!
Dat't Katholieken waren! Met g'heel Familjes zoudt g'opgelicht zien.... Maar
lieh ik niet g'hoerd dat de mama nog leeft, van die twee Geuzen?