Eerste Binders Tan Ylaandereu>
of de
VERHALEN UIT DE VOORGAANDE EEUW.
Naar 't uitgebreid werk van S. Van der Gucht, Kunstschilder i'Aalst.
9e Vervolg.
VII. GEHEIMZINNIGE HISTORIE.
Nu gaan wij de familie leeren kennen die 't kasteel van Meldert
bewoont en de rede navorsehen waarom de toeziehter BertusBüys-
sciiers zulk groot gezag heeft bij graaf Gaston Blankaert. Men leze
dus met aandacht hetgene volgt
Den 21 november 17", ten 8'ure's avonds, was er ongewone
beweging in een klein huis der Mageleinstraat, te Gent, alwaar se
dert eenigen tijdleen heer en een dame waren komen wonen.Op ge
heimzinnige wijze had een knecht dit huis komen huren en een
jaar op voorhand betaald. Zelden, bijna nooit verlieten zij hunne
woonst; de knecht deed aide aankoopen, ontving't volk, wist alle
vragen met slimheid at te wijzen en als 't gebeurde dat men hem
in 'ne winkel of magazijn te dikwijls vroeg iiaar zijn meesters, wat
zij deden, van waar zij kwamen, dan zag men hem daar niet meer.
Een meid was gehuurd op de zonderlinge voorwaarde, dat zij haar
verhuurde voor zes maanden, dat zij niet zou uitgaan, maar alleen
lijk in den iuin wandelen, doch dat zij mild zou betaald worden
ja zelfs mocht vragen wat zij begeerde. De dochter had eerst ge
weigerd, doch bekoord door de belofte eener milde belooning, had
zij gezegd: Hoeveel zal men mij geven? Hetgene gij begeert,
Zou men mij §ó0 gulden willen geven? had zij gevraagd, denkende
dat men die som, in beur oogen bovenmatig, zou weigeren.
Men zal er u.duizend geven, had de knecht er terstond op geant
woord. Uw meesters zijn dan zeer rijk? Ja, maar dat deze
vraag u voldoende zij; vraag mij nooit naar hunnen staat of condi
tie, want ik zal u nooit antwoorden.
Den-29 Mei was de meid in den dienst gekomen, die voor haar
een rijkbetaalde gevangenis moest zijn'en te middernacht op zelfde
dato, had zij een heer en een jonge dame, afgemat van vermoeienis
uiteen bestovene postchees zien stijgen.
't Was nu den 21 november oneen ongewone beweging heerschtte
in dat huis. Verseheide malen was de knecht Pieter naar boven
geroepen, had zich in de stad begeven en was met verseheide
vreemde personen in dit geheimzinnige huis gekomen.
Nu zat hij ia de keuken en zag er zeer bekommerd uitde
dienstmeid Marie was treuriger dan gewoonte, want dit ri'kbetaald
gevang begon haar schrikkelijk te vervelen. Verseheide uren waren
verloopen, toen een hevig belgeklinkel den knecht Pieter naar bo
ven deed loopen; hij bleef tamelijk lang weg enterugkeerende,had
hij een kindje in d'armen en zegde tot de meid
Sta op en volg mij
Om uit te gaan
Ja.
Is 't om ons kind bij een voedster te daagen
Altijd ondervragingen, riep Pieter met ongeduld, ge weet
immers wel dat ik ze nooit beantwoorde. Neem uwen mantel, berg
het kind er onder en volg mij
De meid d >ed wat de knecht zegde en volgde hem. Aan de deur
stond een huurkaros, in welke zij plaats namen; de peerden, door
vinnige zweepslagen aangeprikkeld, vlogen door straten en over
pleinen en hielden stil niet ver van de Bijloke. Het uur van den
nacht was reeds verre gevorderd; geene star aan den hemel; dikke
zwarte wolken over liet blauw uitspansel; een stilte en een duis
ternis die de schuchtere meid deden sidderen.
Het is hier, sprak de koetsier,het portel openende, hier aan
't einde der straat.
Goed, antwoordde Pieter.
De meid volgde eecige schreden haren geleider, toen hield zij
eensklaps stil en sprak met een vastberadene stem
Waar gaan wij naartoe Dat moet ik weten.
Naar't Vondelingen-Huis, was's knechts drooge antwoord
Gij wilt dit schuldeloos kiud erin afleggen
Ja
Maar, riep 't goede meisje met geestdrift uit, dat is schande
lijk! d' Ouders van dees kind zijn rijk; zij kunnen het opbrengen. j
Wat raakt u dat? Dit gaat u noch mij aan, wij hebben beve
len ontvangen; die bevelen moeten wij uitvoeren.
En wie heeft die orders gegeven
Mijnheer
Mijnheer! Ha, mijnheer gansch alleen! riep de dienstmeid
uit; maar madam, de moeder heeft niets gezegd! Zij is te braaf en
te goed om haar kind te verlaten. En dat zij niet weet wat er hier
gebeurt, daar ben ik zeker van
De meid Marie wilde met het kind terugkeeren, maar Pieter
greep haar bij den arm, en hield haar staan: Geef mij het kind,
zegde hij.
Gij zult het niet hebben; ik zal het terugdragen bij bare
moeder.
De verbitterde knecht wilde haar met geweld het kind ontnemen,
dat begon te krijschen en te weenen: Houdt stil,ongelukkige,mom
pelde Marie, gij zult die arme kleine dooden
En zij naderde tot de rol die destijds nog bestond.
Marie was zeker dat de moedi niet wist dat men met haar kind
oo beschikte; ze wa« een ongeleerde dochter, doch begreep aan-
stonds dat er een middel moest gezocht worden, om later het kind
te erkennen, daarom nam zij haastig een gouden kruisje dat zij
aan den hals droeg en legde het op de borst van 't kleine meisje.
Wat doet ge daar? vroeg Pieter.
Niets, ik ga u gehoorzamen.
Haast u dan
De meid zoende het kind, plaatste bet zachtjes in de rol en
belde, tot waarschuwing der kloosternonne die in eene nevenka
mer waakte.
Op dit oogenblik sloeg het juist twaalf uren op den bijgelegen
Toren.
De 22ste November is begonnen, sprak de Religeuse die het
verlaten schepsel ontving; 't is de feestdag van d'Heilige Cecilia
dit meisje zal den naam van Cecilia dragen.
De meid Marie was buiten, door aandoening op de kniën geval
len; zij had de macht niet meer van op te staan; Pieter droeg haar
in de karos en gaf orde:- aan den koetsier van terug te keeren.
's Anderdaags had de meid Marie de koorts, doch zij stond niet
temin op,en tóen zij den knecht zag, was haar eerste woord: Pieter,
Piéïer! in Gods naam! zegmij....
Geen woord! geen de minste bemerking! uw tijd is uit; zie
hier de duizend guldens die u beloofd waren.
Pieter, 't is veel geld
Gij hebt het eerlijk verdiend.
Maar ik moet toch afscheid nemen van de goede madam
Onnoodig! gij hebt hier niets meer te verrichten.
O, 'k versta;" men wil ipij beletten van haar te spreken;maar
ik zal wel middel vinden haarde waarheid te doen kennen.
Geloof mij, sprak Pieter, vergeet dit huis en de personen die
erin gewoond hebben.
Onmogelijk! 't ware een misdaad van mijnentwege.
Ge kunt nu ontbijten, sprak Pieter, en de wil mijner mees
ters is dat gij binnen een uur dit buis verlaten hebt.
Honger heb ik niet: ik zal dan maar mijn dingen inpakken..
En de meid maakte baar pak, doch vergat met opzet de doos met
hare beste muts. Ge ziet dus, 't was een verstandige dienstmeid.
Buiten zijnde, bezag zij met veel aandacht dit huis Waarvan al do
uitgangen zunnig gesloten waren en spoedde zich naar huis.
Hoé welkom was zij niet bij bare Ouders met de duizend gulden,
en hoe verrukkelijk scheen haarde frisSchè buitenlucht niet, want
zij woonde in 't omliggende der stad.
Van 's anderdaags af ging zij bij eeuen ouden schoolmeester ba
rer kennis, die voor 'ne kleine loon d'ongeletterde menschen ter
hulp kwam, om hun brieven en smeekschriften te schrijven. Zij
dik teerde hem ecnen brief, in welken zij aan hare meesteres liet
welen hetgene wij komen te verhalen en waarvan zij de minste bij
zon der.!;: id beschreef, nauwkeurig aanstippende de vorm en hoe
danigheid van 't gouden- kruisje dat zij op de borst van 't vonde-
lingske had gelegd,opdat de moeder eraan heur kind zou erkennen.
De brave dochter hoopte van zeer gemakkelijk dezen brief te kun
nen bestellen, maarzij bedroog zich ieelijk. Inderdaad, naar Gent
gaande en kloppende aan 't buis waar zij gewooudhad.en dat er uit
zag zoo eenzaam als een graf, 't was Pieter die open deed, doch
vooraleer zij een woord kon plaatsen, zegde hij
Dochter, g'hebt hier iets vergeten; een doos, zie ze staat hier
gereed.
Ik moet nog iets hebben, antwoordde zij.
Wat is het
Een gouden kruisken.
En waar moet dit liggen
Boven,op de kamer van madam.
Gij bedriegt u, zegde Pieter, de deur voor haren neus toe
sluitende.
Acht dagen lang deed zij vruchtelooze pogingen om in het huis
te geraken. Den negenden dag stond de deur op 't slot, zij ging
binnen. Een man,haar gansch onbekend hield haar tegen en vroeg:
Wat begeert gij? Ik wil de madam spreken, die bier woont.—
Hier is niemand woonachtig; ik ben van den eigenaar gelast om
het huis op te schikken.
Zoo geheimzinnig als de magere beer en do vrouw gekomen wa
ren, zoo geheimzinnig hadden zij het huis en de stad verlaten.
Denselfden dag verliet het kindje het Vondelingen-huis met een
voedster aan welke de Bestuurleden des Gestichts liet hadden toe
vertrouwd. ('t Vervolgt)
KERKELIJK NIEUWS: De Vastehulle van ons Bisdom handelt
over de gave van 't Geloof, hare kostelijkheid en de verplichting van
dezelve te bewaren en te versterken. Z. E. de Kardinaal Aarts
bisschop van Mechelen handelt in schoone en treffende bewoordin
gen over de Laatste Sakramenten en 't geluk van deze troostmidde
len te ontvangen, in't artikel der Dood, als niets anders, noch geld,
noch vrien 'schap, noch glorie ons kan helpen. De rijkste Vorst van
Europa, op sierven liggende, is dikwijls ellendiger dan «en nederige
werkman. D« Kardinaal-Aartsbisschop van Mechelen spreekt ook
over 't bijstaan der stervecdeD, een grootezieleplicht. De Stervenden
bijstaan en versterken neemt den schrik der dood weg; dagelijks,
gedurig sterven er menschen, die gebeden uoodig hebben; men bidde
dus elkeB avo'd, voor degeen die in doodstrijd liggen en opdat de
Glorie van 't Ghristene Geloof strale door markweerdige bekeeriu-
gen... De bermhertigheidGods is ODeindig:Tuibaut, graaf van Blois,
had een groote booswicht gevangen geuomen en deed t;«m ter dood
leiden. Zijd neef, eeD godvruchtige en heilige man, werd er van ver
wittigd en deed al wat hij kon om den misdadiger te verlossen. Daar
men zijn handelwijze misprees, antwoordde hij: "Die groote boos
wicht, die gij daar ziet, zal eens een der grootsteheiligen deshemels
tü«aavia^tiMi'W»wFJgaaH«nniBrnTrrTrr^?i mint i i n i