GASTON ELANKAERT Eerste Binders Tan Vlaanderen^ VERHALEN ÜIT DE VOORGAANDE EEÜW. of de Naar 't uitgebreid werk vdn S. Tow der Gucht, Kunstschilder t'Aalst. 14e Vervolg. XII. DEN EERSTEN NACHT IN 'T PANNENHUIS. We zegden dus dat de Opperboschwacbter omringd en lastig gevallen werd door zijne weenende vrouw en dochter; alsde moeder zweeg, dan begon de dochter: Mijnen goeden Vader, zegde zij, deze plaats dient u niet Dezen middag spraken de menschen uit het dorp van ons als van ter dood veroordeelde. Ach! ik smeek er u om, denkt niet van u hier te vestigen, nwe oude plaats is nog niet bekleed, men zal niet weigeren u die weder te geven.... Welnu, gij zult dit doen, niet waar?... Want, ziet gij, men zal u dooden; deze wildstroopers zijn moordenaars; en wal zoude er van mijne moeder en ik geworden indien wij u kwanten te verliezen Ja, ja, zekerlijk, zij zullen hem dooden! riep de moeder met een verdubbeling van snikken; Laurent, heb medelijden met ons en met u; en leid ons terug naar Moorse! De boschwachbr, ontroerd door de smeekingen van tweeper sonen die hij beminde, stamelde onbeduidende woorden, ook lek ten er welhaast ziltige tranen over zijne ronde wangen; niet dat hij de vrees deelde van zijne gade, verre van daar, maar Laurent kou niet zien weenen zonder zelve tranen te storten. Eindelijk zette hij zich neder aan den haa:d, drukte vrouw en dochter aan zijn hart en zegde op eenen toon waar de deelneming zich met ernstigheid mengde: Het is mij anmogelijk op zoo eene barsche wijze mijne plaats te verlaten, ik zoude mij zeiven onteeren, maar hoort nu wat wij zullen doen: Gij zult nog eenige dagen vertoeven, indien tusschentijd zal ik vele zaken trachten te doorgronden, waar ik nu niets van weet. en ik zal de gewoonten kennen dezer schelmsche stroopers. Indien ik dan zie, dat ik geene kans mag verhoopen om hen machtig te worden, zal ik mijne plaats bedanken, wantgelo jft mij, op mijn woord, ik zou geene bediening willen blijven beklee- den waar ik de plichten niet zou kunnen van volbrengen, dit ware het geld mijner meesters stelenEn nu, mijne lieve, moet alles een einde nemen; het is tijd van te gaan slapen, daar ons morgen geen werk zal ontbreken en gij mij in der waarheid met uw gejam mer meer hebt vermoeid, dan of ik tien mijlen ver achter eenen wildstrooper, had geloopen. Moederen dochter zouden nog wel eenige opmerkingen hebben willen maken, maar zij schenen zich te onderwerpen, en tevreden gesteld door de hoop van welhaast deze hatelijke woonst te verla ten, begonnen zij van lieverlede eenige toebereidseis lot de nacht rust te maken. De benedenplaats was voorzekerlijk de bekwaamste en gemakke lijkste van gansch het huis, maar de beide vrouwen weigerden stellig erin te slappij. De bloedvlekken, waar Pikaar nog gedurig al zuchtende rondzweefde, drukten in hun gemoed een onoverwin nelijk afgrijzen. Er wierd dan besloten dat zij met elkander op den zolder zouden slapen, wijl de vader des huisgezins, veel weiniger vatbaar aan zulke inbeeldingen, gansch alleen de benedeplaats zou betrekken. Op dit puntovereengekomen,warende toebereidseis haast gemaakt. Na't avondgebed vergezelde Laurent moeder en dochter naar hun nachtverblijf, vertroostte en moedigde hun aan door deelnemende woorden en daalde eindelijk weder naar beneden in de voorplaats. Daar verzekerde hij zich dat deuren en vensters wel gesloten wa ren, en na al geeuwende, zich te hebben ontkleed, ging hij te bed Niettegenstaande zijne ingeborene koelbloedigheid kon de slaap niet zoo aanstonds op hem vat krijgen; al hetgene hem overg 'komen was, zweefde voor zijne oogen, bidden kon hij niet, en hij mur- melde,terwijl hij zich in het bed omdraaide: Ach, venterdekke, ik zal nog eindigen met magerte worden! Dit niettegenstaande,hoe meer zijn geestvermogens verzwaarden, hoe meer hij den invloed der stilte en duisternis onderging. Onge- voeliglijk kwam den ongelukkigen in zijne gedachten welkers huis en bedstede hem aangelegd was. Al wat hij van zijnen vooiganger wist, kwam hem in het geheugen. Hij zag de eenzame plaats, door een houten kruis aangewezen, waar het lichaam was ontdekt; het dacht hem het gesteen van den gewonden te hoeren, hij bracht hem voor den geest, de wachters, zijne kameraden, den vermoord den naar het Pann nhuis brengende en hein in deze kamer neder- leggende, op de plaats waar de steenen nog inet gedroogd bloed besmeurd waren. Dit bloed zelve scheen zich te verdikken en eenen vorm aan te nemen een stilstaande en zwijgende geest bevond zich daar recht overeind op eenige stappen van zijn bed, en aanzag hem op eene droevige wijzeOngetwijfeld, de boschwachter begon te slapen: zij i gedachten zweefden reeds tusschen de baren der inbeeldingen, dat geen wakker zijn meer is, maar nog geenen slaan is geworden. Eensklaps liet zich eene droeve en heesche stem hooren langs den uitkant der kamer. Laurent, zie toe en weest voorzichtig! zegde de stem op een smartende wijze. Den goedzak had eerst aardige gedachten; hijgeloofde eenvoudig weg,dit een bovennatuurlijke veropenbaring te zijn, en eene lichte trilling doorlir;) zijne leden.Terwijl dat hij aangedaan en bevende, zonder zich te durven roeren, was blijven liggen, hernam de stem op eene nog heeschere wijze: Laurent, zie toe op u zeiven! Maar eene gemoedschokking van dien aard was te tegenstrijdig met den natuur van den kloekgespierden boschwachter, om door hem anders te worden gevoelddan doorverrassing. Ditmaal schudde hij ganschelijk den slaap van zich henen, zette zich overeind en zocht onbevreesd dezen zonderlingen toeval te begrijpen. Het vuur was uitgegaan en zware duisternissen vervulden de ka mer, maar Laurent Peers was verzekerd dat niemand bij hem had kunnen indringen, daar hij, voor zich ter rust te begeven.de sterke afsluiting had kunnen bestatigen. Echter bad hij overtuigd geble ven dat hij met een bovennatuurlijk wezen te doen had, indien men vo vr de derde maal de nare verwittiging niet had herhaald. Ditmaal hoorde de wachter dat de slem uit den schoorsteen kwam en hij dacht aan bedrog. Hé daar! vraagde hij met eene vaste stem, wie zijt gij, gij die mij toespreekt? Ik ben, antwoordde men, Joseph Liezers, uwen voorzaat, die op weinigen afstand dezer woning doorde wildstroopers is gedood! Ha, venterdekke! meeuda Laurent. Maar hij was niet meer bevreesd en sprong stil uit zijn bed en dekte zich haastiglijk mDt eenige kleederen. Ja, hernam de geheimzinnige persoon, met eene stem die hij trachtte schrikkelijk te maken, ik kom 11 een goede onderrich tinggevenDe menschen dezer streek hebben uwen ondergang gezworen, indien gij 11 niet verstandiger gedraagt dan ik, dit wil zeggen, dat, indien gij hunne stroppen en jaehtgereedschap aan slaat, hun onverpoosd vervolgt om hun te vernielen en in de ge vangenis te smijten, gij op eene armzalige wijze zult bezwijken even als ik! Men zweeg, zonder twijfel om den boschwachter den tijd te laten om deze afgrijselijke bedreigingen te overwegen. Maar Laurent scheen zich niet veel om dees bekendmaking u t den anderen wereld te ontroeren, hij hield zich te vrede met binueusmonds te mompe len: Ha! venterdekke! En hij sloop met, bloote voeten, half gekleed, naar den rek, waar hij zijn geladen karabijn aangehangen had, greep dit trouwe wapén vast en kroop van daar voorzichtig naar de deur om die te ontgren delen. Maar ongelukkiglijk kende hij nog den omgang niét van het huis, bijgevolg kon hij in de duisternis deze bewerking niet zoo vlug ten uitvoer brengen als hij zou hebben gewenScht, ook was de deur door de vochtigheid gezwollen en opende nietdan met geweld en veel gerucht. Eensklaps, iemand die zich op het dak van het huis bevond,scheen te verschrikken;men liet zich van In t dak glij den, men sprong op de drooge boomtakken die van achter tegen den huismuur stonden, van daar op den grond en maakte zich op zijn spoedigste uit de voeten. Vader Peers kwam juist bijtijdsom eenen onbeduidenden iets tusschen de heesters te zien verdwijnen. Hij bleef gansch verslagen staan, den kolf zijner karabijn op den grond, gelijk een jonge jager op het oogenblik dat een haas voor zijne voeten komt op te springen. Ach! venterdekke! riep hij uit, ik kom te laat! En hij begon hartelijk te lachen, met zijnen spotachtigeu lach, die hem zoo eigen was. Echter dierf hij zich in het struikgewas niet wagen, uit vrees van te verdolen of zich den hals te breken, ook zou het zeer onvoorzich tig hebben geweest, daar ongetwijfeld de wildstroopers hem be spiedden. Daar is weinig aan gelegen! meende de wachter; ik zal den schelm wel weder vinden; hij is over den aardeweg gesprongen, morgen zal het mij gemakkelijk zijn hel maaksel van zijnen voet eens lerdeeg waar te nemenHa! venterdekke! ik wildede stroo pers beproeven, rararzij hebben vlijtiger geweest dan ik, zij heb ben mij eerst beproefd. Bij mijner trouw, zij hebben mij gevonden! Toen hij weder binnentrad, riepen zijne vrouw en dochter, die door het gerucht waren ontwaakt, hem van op den zoldertrap toe, met eene benauwde stem: Mijnen armen Laurent, wat is er gebeurd? Lieven Vader, wat gaat er om? Slaapt, slaapt, hendekens, antwoordde de man, terwijl hij de huisdeur zeer zunnig toesloot; het is niets.... eene grap.... geval om te lachen,.... goeden avond en goeden nacht! De twee gerustgestelde vrouwen keerden terug naar den zolder; de boschwachter wierp zich op zijn bed en sliep een genisten slaap tot op den morgend. ft Vervolgt.) AALST. Maandag zun de conscüdagen begonnen; er liepen ~j weêr vuil verkens die in de groote straten en van 's morgends af, I l'êkes zongen.die een openbaren aanslag zijn tegen de zeden. Wilde l de Policie de Wet d ren toepassen, die rampzalige zedeschenders vlogen den bak in, voor 5 maand tot 2 jaar. De Policie van Aalst 1 wordt met redt bekmobel i, omdat zi) geen ooren heelt voor zulke wangedrochteltjkheden. Straks zalmen de kinders zorgvuldig moe ten in buis houden, op die Loiings- en Conseildagcu. De laatste onderzochte man is 164;daarin zijn er 6 die getfort hadden; 58 zijn goedgekeurd dus, 64 goede mannen. Aalst zal waarschijnlijk 56 k 57 mannen moeten Lveren. De Geuzentempel op Mijlbeek staat er nu, als een wraakroepende geldverkwistirig. J CONVOI RAMPEN: Zondag zijn drij waggons van 'nemar- chandiseirein onirig. ld ie Brussel, nabii de bi ugge der Ser.ne; er is ook een onwugéling geweest tusschen Essch--Lombeek en Ternath, waaruit een groole j<erachtering der nachttreinen is ge-

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1883 | | pagina 3