GASTON BLANKAERT
Eerste Binders Tan Vlaanderen^
VERHALEN UIT DE VOORGAANDE EEDVV.
en oud, de kiudcrB vinden er menige les en goed exempel in... Alln,
Sara en Nelle, tot wederomziensl Eu laat ons 'ne goeie Yadrons lezen
H |Nïllb. Ja, 't is noodig
of de
Naar 'i uitgebreid werk van S. Van der Gucht, Kunstschilder t'Aalst.
16° Vervolg.
XIIIJ. EEN SCHIJNHEILIGE BEDRIEGER.
Wat gedaan? riep de bedrukte vrouw van den opperbosch-
wachter, den schijnheiligen baas Karei Klinke toe; die wildstroo
pers zullen mijnen armen man ombrengen!
Baas Klinke pinkte van ja.
En óns misseh ien terzeivertijde, voegde zij erbij, en d'arme
sloor begon bitterlijk te weenen.
Karei nam haar bij de hand en sprak
Vrouw, misschien zal ik u kunnen helpen, ik wil voor 11
doen wat ik nooit van mijn leven voor iemand zou verrichten.. Ge
weet, in een herberg op 'ne grooten steenweg gelegen, komt alle
soort van volk.
Dat is natuurlijk, baas
Welnu, ik zie daar dikwijls kalanten, die juist geen wild
stroopers zijn, maar ik presumeer toch dat zij ermeê in kennis
liggen. Ik zal die gasten eens aanspreken, maar niets zeggen dat
niet mag gezeid worden; en misschienHoort, betrouw op mij;
cbristene menschen moeten malkander helpen welhaast zult gij
van mij tijding ontvangen, houdt ondertusscheu onze samenspraak
geheim..En na de goede Stiene nog eens te hebben gegroet, ver
wijderde hij zich in de richting van Hekelgem.
De vrouw van Laurent Peers, eenigzins getroost door de belofte
van Karei Klinke, begaf zich in huis om hare dochter een handje
hij testeken; zij hadden min afschrik van hun huis, doch spraken
toch driftig onder eikanderen over den netelachtigen toestand
waarin zij zich bevonden en de wreedheid der wildstroopers. Het
uurwerk wees reeds 8 uren van den morgend en opeens trad de
boschwachter zeer behoedzaam het huis binnen, zoodat hij kon
hooren van welke stof de twee vrouwspersonenaan'tspreken waren.
Zie, zegde hij, hoe ik uwe fameuse wildstroopers vrees!... ik
heb hun alles ontnomen, stroppen en wild; dit is mijne oorlogs
verklaring... En den schelmschen poetsenmaker die verleden nacht
langs de schoorsteenpijp mij kwam toespreken, hoe zal hij staanzien]
De brave boschwachter was geladen met stroppen en konijnen
vellen, die hij in't bosch aangeslagen hadonder andere was hij
ook drager van twee fesanten en eenen haas, in de stroppen der
wildstroopers gevonden. Hij haastte zich zijnen last op de tafel te
smijten.
Ach, mijnen armen man, riep de-verschrikte Stiene uit, het
wildstroopersgi'tuig beziende, wat hebt gij gedaan
Mijn plicht, venterdekke
Ze gaan razende van gramschap worden en zullen zich op u
wreken! Peis toch dat wij niet alleen leven
Laurent Peers trok zijn schouders op en ging naar buiten.
Kijk, venterdekke, sprak hij in zijn eigen, voetstappen van 'ne
manskerel; l;iat ons eens meten... Elf duim lengte, en vijf duim,
drie schreven breed; twee rijen nagels aan den linker kant van den
zool en maar drij nagels aan den rechterkant;... venterdekke! 'tis
denzelfden voet van den kerel die dezen nacht van hier gevlucht
is... Laat ons eens gaan hooren, zegde hij, zich oprechtende. Maar
vrouw eu dochter waren komen zien, vrat hij daar op den grond
verrichtte.
Vrouw, zegde hij, er is hier 'ne man blijven staan, niet lan
ger dan een uur geleden, ingezien zijne schreden nog versch zijn
hij was kloek en struis, hoog van gestalte en droeg 'ne stok in de
hand, kent gij dien man
De vrouw zweeg, maar Rika, de dochter, zegde dat zij niemand
had gezien
Denkt wel wat gij zegt, hernam Laurent met ernst, zeer zeker
heeft hier 'ne man geweest; ik zal u meer zeggen aan de diepte
zijner voetstappen zie ik dat hij hier heeft stil gestaan en met ie
mand geklapt... Het is onmogelijk dat niet een van u beide hem
gezien heeft.
De twee vrouwlui waren niet verwonderd over de scherpzinnig
heid van den boschwachter, scherpzinnigheid eigen aan de geoe
fende jagers van den ouden wereld, als aan de Roodhuiden van
den nieuwen.
Ik weet wat gij zeggen wilt, sprak de vrouw maar zet uwe
hersens niet uiteen om te raden, Laurent; 't en is geenen wildstroo-
per, maar een eerlijke en godvruchtige menseh die hier voor de
deur is blijven staan; 't ware te wenschen dat er velen van zijn
soort langs dees kanten kwamen.
Zeer we', masr zijn naam
Het is Karei Klinke.dea baas nit den Engel van Bouchout.
Een Uerhcrgbaas? wel, venterdekke 1
En da goede man schoot in 'ne lach. Zijn vrouw en dochter wil
den hem ondervragen; doch hij sprak er geen woord meer van, en
ging binnen in huis, waar zijn morgendeten gereeJ stond.
Al etende dacht hij op 't spook van den nacht eu op den baas
die zoo haastig Was, om zijn vrouw te komen spreken ;j dieaj man,
dacht hij, moet ik in d'oog houden. -
Dien man, dacht Stiene van haren kant, dien man, hij alleen
is in staat het leven van mijnen man te redden. Ik moest hem met
meer vertrouwen gesproken hebben. Godweet komt hij nog terug!
Maar 's anderdaags en nog verscheide dagen daaropvolgende,
baas Klinke verscheen juist op uren als hij wist dat de boscltwach-
ter verre van huis was; maar eenige woorden sprak hij tot de
vrouw, en eindelijk was hun akkoord gemaakttelkens dat haar
man uitging om zijn ronde te maken, zou zij door een teeken aan
deur of venster te kennen geven, langs welken kant hij gegaan was.
Mits deze voorwaarde beloofden de wildstroopers het leven van den
opperboschwachter te sparen.
De goede sloor Stiene peisde nu een heldenwerk verricht te
hebben, zij en hare dochter leefden zonder schrik in 'tPannenhuis,
echter bekloegen zij nog dikwijls den gelukkigen tijd als zij te
Moortel woonden.
Eu Laurent Peers? schier dag en nacht was hij te been en nog
Biet éen wilastrooper had hij op heeterdaad kunnen betrappen
nogtanser we.rd wild gestroopt meer dan te voren; de brave man
voelde zich in zijn eer gekrenkt! weihoe! hij, daar geplaatst, uit
Moorsel geroepen, als 'ne man van kennis, om een einde te maken
aan de wildstrooperij; hij daar te midden van 't bosch, en niets
kunnen vinden! Wat mag daaronder schuilen, vroeg hij wel hon-
derde keeren daags en liet er zijn nachtrust om; wat mag hieronder
schuilen? hij besloot zijne waakzaamheid te verdubbeleu en al zijn
verstand te gebruiken om den draad van dit Raadsel te konncn ont-
knonpeu. Op baas Klinke, zegde hij, valt er te letten 1
Ondertusschen, die in zijn vuist luchtte, was de baas uit den
Engel. Zijn mes sneed langs twee kanten; hij had groot profijt uit
de wildstrooperij en zette zijn stiel ken van dief en moordenaar
voort, mpt behulp van Jaak en Dorus, als handlangers,en van mank
Peerken, dat dagelijks slimmer werd om de menschen af te luiste
ren en te verklikken. Maak Peerken was op Bouchout 't katje vaa
de baan: slim, geestig, gedienstig, men kan niet meer; elk had zijn
plezier in dien braven onnoozelen duts. Zoo ging bij Karei Klinke
alles om te best, en l ij deed veel gelukkige slagen: terwijl Laurent
Peers zijn hersens uitput om achter de listen der wildstroopers te
geraken, zullen wij baas Klinke en Cgtiie op twee hunner schelme
rijen volgen,
Zekeren avond redelijk laat, als er in den Engel niemand zat,
dan de baas, mank Pierken en detwee landsmannen van Mijlbeek,
kwam er binnengestapt zekeren Ilenricus Priem, woonachtig te He
kelgem, 'ne weduwenaar zonder kinderen en die maar zeer zelden
ter herberg ging. Nauwelijks had Klinke hem gezien of hij zegde in
zijn eigen: Wat duivel, mag er bij Rieus omgaan 1 op 'negemeinen
werkendag hier komen, dat is hij niet gewoon!
Middelerwijl had Ricus Priem plaats genomen; hij zag er opge
wonden en blijgeestig uit, sloeg raet zijn volle vuist op tafelden
riep met kracht uit: 'ne Pot Bier voor Ricus Priem, en is 't bij
aldien dat er iemand wil meédrinken, dat hij spreekt: 't en komt
heden op geenen stoop twee of drij aan, want in't kort wordt
Rikus'ne schatrijke menseh. Ik kom van Aalst!...
De waard haastte zich 'ne pot bier te tappen, en hem voorzettende,
zegde hij:
Vriendschap, ge zijt gij vandaag zoo vrolijk; mag ik d'oorzaak
kennen?
Zekerlijk, baas Karei, waarom niet! mijn oom Amandus
Priem die 't Aalst het hutvetten deed, is gisteren nacht gestorven;
het is 'ne rijke vent.
Dat zeggen ze, Priem 1
'ne Rijke vent! en ik met mijn zuster Thresia die te Welle
woont, moeten er alles erven.
Dit, maakt bemerkte de baas, dat met hetgone hij bezit en
hetgone hij staat te erven, dat Rikus zijn beestjes in 't droog zal
kunnen weiden.
Maar, viel mank Pierken in de rede, 't manneken was nevens
den boer op een bank gekropen, maar hebt gij dan het geld al
ontvangen, dat gij zoo uitgelaten zijl?
Goed! antwoordde Rikus; dat is nu een zotte vraag; miju
oom is gisteren nacht gestorven en ge meint dat ik reeds zijne er
fenis in handen heb!... Zoo gaat het niet,, jongen; vooreerst moet
de Notaris die woonhuizen en landerijen van den overledene ver-
koopen,en dat en gaat zoo vliegens niet!
Hel bijzonderste, zegde de baas, dat de vogel n nimmer kan
ontvliegen en dat gij verzekerd zijt in 't kort schatrijk te wezen
Reeds had de schelm zijn plan in 't hoofd, opdat niet Rikus, maar
hij alles zou erven.
Wel gesproken, riep Priem; Vivan ons! vandaag wil ik trak-
toeren! ('t Vervolgt.)
LOOPENDE NIEUWS.
T'Aalst is overleden den Broeder-Schilder van 'ICoilegie, 'ne Man dio voel
kunstwerken heeft geleverd. Te Brussel, in do kerk der Jesuietea hoveu den
Bolanieken Hof, ia die kerk ziet men veel sohiiderijen van Keligieusen, sedert
Ml jaar heilig of zalig verklaard. Die sohiiderijen werden l'Aaist gemaakt door
dien nederigen maar vernuftigen Broeder. Voel lilt. Herten heeft lnj geleverd,
die de Christene gemoederen treffen. Want een groot punt in de Seliil lor- en
Beeldhouwkunst is van de beelden te doen spreken, gelijk hun staat eu condi
tie het vereiseht. De schilderijen van Heiligen te Lede, zijn ook 't werk van
Broeder Quartier. Defunctus adhuo loquitur. Oase friend Lipp ens sit uou in
't Senaat, raet een gou len kraag lie tot ofer sijn ooren komt. llij swijgt laar
uitgeklapt sijmie in d'inkwisilie. Te Derlimunde, ia Duil&chiand, is oen kind
gestorven, na vier weken lij Jens, van eon kalleboom in te slikken. Hoe
heeft de Schepper niet gezorgd ora 't inensehdom to spijzeu! Als ge denkt dat
er haringen zijn dia 10),Ojü eikes leggen. De vermaarde Hollander Leeuwen
hoek hooft in éanen kabeljauw gevonden 9,344,0 'deiljes.Do slokvissehon dat
zijn kleine kabeljauws. —Leopold deux wordt iS jaar, den 9 ajaril, die köat.