GASTOK BLAXfEAERT Eerste Binders yan Vlaanderen^ of de VERHALEN UIT DE VOORGAANDE EEUW. Naar 't uitgebreid werk van S. Yan der Gucht, Kunstschilder t'Aalst. 25e Vervolg. XXI. LAFFE VERRADERIJ. Nare duisternissen bedekten nog steeds de velden, maar daar de weg dien men volgde,van allen zeer goed gekend zijnde, bracht dit geene bijzondere moeielijkheden bij. Weldra was men aan den aardeweg gekomen die toen ter ijddoor het gebosch en kreupelhout met vele bochten naar de Dorpplaats heenliep. Baas Karei wist zeer wel dat bij zich niet ver van de plaats bevond waar de aanslag was gepleegd; hij bleef staan; alles was in het ronde stil en eenig, en men hoorde niets dan het geritsel der jonge losvers die door den killen nachtwind werden bewogen Vrienden, zegde hij, gelijk het wel te voorzien was, zijnde schelmen reeds verdwenen, maar daar het hier veel te donker is om te kunnen onderscheiden wat er is gebeurd en wij ons slechts op weinigen alstand van Hekelgein bevinden, dunkt mij dat wij niet kwalijk zouden doen, ons naar de Derpplaats te begeven en bij den Schout inkenning te doen; het gerecht zal ongetwijfeld de zaak ter harte nemen en met brandende fakkels langs hier meêkomen. Deze raad is onfeilbaar goed, meende de koopman. Wij hebben dwaaslijk gewerkt, zegde Dorus, van geene lan- tecrn mee te brengen. 't Is spijtig, sprak Jaak, maar het is nu te laat. Zoo pratende hadden de twee gebroeders, in wiens midden zich den heer.Sterrebeeck bevond, den eenen rechts en den anderen links, zich eenige schreden van hem verwijderd;Karel stond op den aardeweg, slechts op vier passen van den koopman dien hij, niette genstaande de duisternissen, genoegzaam van het struikgewas kon onderscheiden. Nauwelijks waren Jaak en Dorus aan den eenen kant, of baas Klinke legde verraderlijk aan;een bliksemende klaarte gevolgd door het vinnig gekrak eener karabijnscheut verlichtte eenen oogenblik dit nachtelijk tooneel en den ongelukkiger) linnen koopman Frans Sterrebeeck, stortte levenloos op den grond!.... De kogel uit het karabijn van den baas uit den Engel had hem de her senpan verbrijzeld. Nauwelijks lag hij neder of Karei naderde omzichtig, overtuigde zich dat hij wel dadelijk dood was en trok vervolgens den sleutel der achterkamer uit den zak van zijn slachtoffer. Makkers, zegde hij, spoed gemaakt naar mijn huis, den ponk is eindelijkden onzen. En het moorddadig drietal sloop tusschen de duisternis van den nacht behoedzaam heen. Toen Karei Klinke zich met zijne handlangers terug in zijne her berg bevond, vreet hij zichmet voldoening de handen; hij deed zijne Liesbeth eene goede flesch wijn ophalen, welke zij gezamentlijk ledigden, om den goeden uitslag van hun wanbedrijf te vieren; inmiddels werd er onderling beraamd om alles zoo vaardig te ver duiken dat nooit iemand zou hebben kunnen raden wat er dien nacht in de herberg den Engel was gebeurd. Eerst vooral deelde men net geld; dit gedaan zijnde, werd de ledige valies van den vermoordden koopman aan den zadel geriemd en het paard op de heirbaan gebracht. Men leidde het eenige schre den in de richting van Brussel, toen liet men het los en gaf het eenige wel aangezette slagen met hunne mispelare stokken op den hals en op de billen, dit pijnigde het dier geweldig, het sloeg ach terwaarts, stijgerde in de hoogte en zette het op eenen onstuimigen loop voorwaarts heen. Dit was juist hetgene demoordenaars wenschten, eens van ruiter en paard ontslagen, waren zij gerust, en op het geld dat zij gestolen hadden, stond geenen naam. Dorus en Jaak trokken met hun aandeel naar huis en baas Karei legde het zijne in zijne kist, hij was immers gekend als een rijke kerel en hij behoefde immers geene huiszoeking te vreezen, hij, den deugdzamen man, die door eeniegelijk als een toonbeeld van deugd aangewezen wierd. De Dorpsherder van Hekelgem had tot diep in den nacht op de twee hjnwaadkoopmans gewacht; hij wist bijna niet wat denken en wierd ongerust; 's morgens, voor het aanbreken van den dag, begaf hij zich bij den Schout en gaf hem alles te kennen. Seffens werd er opzoeking gedaan en weldra vond men de lijken der twee vermoordde ruiters. Het paard van Jan Van der Vinck graasde aan den bosch kant en niet ver van daar lag de ledige valies Maar waar was on- dertusschen het ander paard verbleven?! Dit was nog een raadsel; hel duurde eventwel niet lang of men kwam te vernemen dat men het gewond en afgeronnen dier te Assche aangehouden had; de valies die zich nog aan den zadel bevond, was ledig. Er werd dan verondersteld dat het den heer Jan Van der Vinck was die het geld bij zich had gehid, gelijk men aan. zijn opengeriemde valies kon gissen. Bleef nu nog de taak van den moordenaar te ontdekken; niemand had vermoeden op den baas uit den Engel tc Bouchout en baas Karei was 's anderdaags den eersten om het gerecht in zijne werkzaamheden te gaan bezien en het lot der vermoordden te be klagen. De mare van Jie afgrijselijke moord was weldra aan deooren van Bertus Buysschers gekomen en de wakkere toezichter besloot de plaats van het wanbedrijf, waar men zooveel van vertelde, met zijn eigen oogen te gaan zien; het was ieeds diep in den voormiddag, toen hij aan het boschje kwam, waarin de aanranding was gepleegd het noenmaalsuur was aanstaande en de neuswijze boeren, begaafd met veel honger en dorst, waren naar huis; bijgevolg was het bosch eenig en stil. Dit speet Bertus, hij zou wel hebben gewenscht aldaar iemand aan te treffen die hem de plaats had kunnen aanduiden waar men de lichamen der vermoordden had gevonden. Terwijl hij zoo door de struiken en heesters stapte, dacht het hem een geritsel aan den overgestelden kant te hooren! hij bleef staan en nu zag hij bescheidelijk den boschwachter Laurent Peers, met het karabijn op de schouders en vergezeld van zijnen getrouwen hond Picaar, van tusschen het kreupelhout te voorschijn komen. Zij hadden el kander schiers gelijktijdig gezien en Laurent groette op zijne ge woonlijke rondborsiige wijze. Goedendag, Mr den toezichter, komt Ued. de plaats oek eens bewonderen waar die schelmsche rakkers hunnen dubbelen aanslag hebben bedreven? Ja, Laurent, en ik ben verblijd u hier te ontmoeten om mij al de bijzonderheden te toonen. Gij weet toch, M. de toezichter, om welkereden men de twee koopmans heeft vermoord? Zeer wel, antwoordde Bertus, terwijl hij den hond van den boschwachter die hem vleiende was toegeloopen, met de hand streelde, het was voor een som van 52,ooo gulden te rooven. Juist mijnheer, en dit is venterdekke.nog al de moeite waard. En men vermoedt niemand? Dit is te zeggen, het Gerecht heeft, zoo het schijnt, geen ver moeden, maar wat mij betreft, ik kan ïoo niet spreken. Wees duidelijk, Peers, sprak Bertus mee drift, aanziet gij iemand voor den moorder dezer twee ongelukkigeii, het is uwe plicht hem aanstonds aan te klagen. Niet te haastig, Mr, door al te veel spoed zou men alles ver brodden; zie, vervolgde hij, links en rechts rondkijkende en met ingetogen stem, ik heb hier reeds al te veel gezegd, wij zouden kunnen afgeluisterd worden. Begeven wij ons naar een herberg, antwoordde Bertus op denzelfden toon, daar, tnsschen hetdrinken van ecnenpot bier kunt gij mij alles verhalen. Neen, sprak Laurent statig, neen, een herberg is dikwijls voor zulke dingen een gevaarlijke plaats, maar, vergezelt mij naar het Pannenbuis, ik zal u onderwege mijn vermoeden mededeelen. Dit is een wijs gedacht, daar het Pannenhuis juist op de lijn is gelegen die ik dien te volgen om mij naar huis te begeven; maar, hernam Bertus, ik zou hier niet geern heengaan zonder alles eerst eens terdeeg in oogenschouw te nemen. Laurent Peers was aanstonds bereid, hij toonde aan zijnen mees ter al de bijzonderheden zooveel het hem mogelijk was, alsook de plaatsen waar de vermoordden hadden gelegen en den grond door- weckt was van het bloed. Inmiddels waren eenige nieuwsgierigen zich bij hnn komen voe- gen, dit belette Bertus vele vragen te doen en Peers veel uitleggin- gen te geven. Zij verlieten dan deze treurige plaats en weldra had den zij het boschje verre achter hun. Mij dunkt, zegde Laurent, dat wij hier vrijelijk mogen spre ken; wij zullen eenige stonden de heirbaan volgen waar wij, bij klaren dage, niet moeten vreezen van afgeluisterd te worden, mits men op vijftig stappen afstand, en meer, kan zien wat er gebeurt.» En de listige boschwachler verhaalde al hetgene hem met Karei Klinke was voorgevallen, van den eersten nacht dat hij in het Pan. nenhuis had geslapen; hij zegde overtuigd te z;jn det deze schijn heilige schelm den aar.leider was der wildstroopers en misschien wel ook van de moordenaars die het omliggende zoo onveilig maak ten; ik heb, vervolgde hij, de indruksels van zijne voeten gemeten en ben overtuigd dat hij in het boschje heeft geweest, maar vele andere hebben daar ook de aarde doortorren en het is nu te laat om te weten of de indruksels van baas Kareis voeten binst den nacht zijn gemaakt. Maar ik heb iets ontdekt dat mijn vermoeden schiers in zekerheid doet veranderen; ik heb het laadpapier opgezocht der karabijnen; het geweld der scheut had het in flanderen gerukt, dit niettegenstaande kan men nog zien dat de bladeren voortkomen van eenen ouden Leuvenschen almanak waar op de eerste bladzij Karei Klinke zijnen naam heeft geschreven. En Laurent haalde het papier uit zijnen zaken toonde het aan den toezichter. Zie, Mr, ging hij voort, het woord Karei kan men zeer goed lezen, alsook de twee eerste letters KI van het woord Klinke zeer bescheidelijk zien. Bertus bezag verwonderd een zoo verpletterend bewijs. "Waarlijk zegde hij, Laurent Peers, gij zijt een suptiel man, zoo eene ontdek king dient in aanmerking genomen te worden. Indien gij nu toestemt, hervatte de bosch wachter, in hetgene ik u ga verzoeken, zal ik, eer tien dagen verloopen zijn, den moorde naar benevens zijne medeplichtigen aan het Gerecht overleveren. Spreek, mijn vriend, indien bet in mijne macht bestaat zal ik u niets weigeren. Neemt dan wel acht, mijnheer, op hetgeen ik zal gaan verkla ren. Gij weet dat de onlusten hier in de Oostenrijksche Nederlanden dagelijks toenemen, een Vrijwilligers-Leger wordt langs den kant van Breda, op Hoilandschen grond gevormd, veie jongelingen trek ken der waarts heêu en van dit getal zijn er vele wildstroopers van het woud, ja hun getal is zeer talrijk, bijzoovor dat bij ra al degene die blijven, ouderlingen zijn of kwanten die nog een ander stieltje verrichten; met deze laatstgenoemde verstaan zich de twee bosch wachters die op het kasteel van Meldert verblijven, misschien is het u;t vrees van deze kerels, die dieven en moord maars zijn, dit zal ik niet zeggen, maar zij zijn medeplichtig en straf raar. Zoudtgij nu op mijne verklaring die twee mannen Dog vandaag willen doorzenden? Wel, waarom niet, Laurent? de Graaf heeft bevolen al te vol brengen wat gij in dien zin zult verzoeken. Zeer wei, maar gij moet u gelaten even of gij mij op denzelfden stond van mijn ambt ontbloottet. -— Hoe zoo? Zie. Mr, dit is mijn geheim; het is hoogst noodzakelijk dat men gelooft dot ik hier niets meer te zeggen heb om mijn voornemen te doeu gelukken. Bertus was verwonderd over deze onverwachte vraag, doch ein delijk stemde hij toch toe, tot groote vreugd van den braven opper- boschwachter, die beloofde hem in korten tiid gewichtige ontdek kingen te zullen brengen. Worth voortgezet. BURST. Ziehier den uitslag van mijnen [.Raadsel-prijskamp, welke ik u verzoek in De Werkman te plaatsen: N» I Oom-Bergen, Oombergen; N° II As-pel-el-aar, Aspelaar; N° III Naald-aal. 109 Oplossingen, waaronder 13 slechte, zijn mij toegezonden. I8 Prijs ge wonnen door P. De Vuyst, Herzele, 2° door Ch. De Lobelte, Velsique-Ruddcrs. hove Prijs van eerste oplossing gewonnen door M. Van Schclveraem, Burst. De prijs voor 't schoonste geschrift gewonnen door jufvrouw Ursula Vanlagel

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1883 | | pagina 3