GASTON BLANKAERT Eerste Binders Tan Vlaanderen* of de VERHALEN UIT DE VOORGAANDE EEUW. Naar 't uitgebreid tcerk van S. Van der GuchtKunstschilder fAalst. 37e Vervolg. Bertus meende te antwoorden en had toevallig de oogen op Lau rent gevestigd, hij vond hem zoo veranderd en zijn aangezicht, dat altijd zoo blozende was, zoo verbleekt dat hij deernis kreeg met de man die reeds zoo veel voor hem had gedaan: Vriend, zegde hij, ik geloof dat binnen korte dagen de Graaf in ons midden zal weder- keeren en ditzal ons allen verblijden; maar zijtgij dan ziekof gevoelt gij eenig letsel aan uw lichaam, dat u uiterlijk hindert? mij dunkt dat gij beeft. Mijnheer, antwoordde den opperboschwachter, het hoofd schuddende, dit zal welhaast beteren, het is reeds van gisteren morgend geleden dat ik iets heb genuttigd en ben ongelukkiglijk geen vijf en twintig jaar meer, om ongedeerd geen 24 uren te kunnen vasten, ik ga dan van u afscheid nemen en eens gaan zien hoe het thuis mijne hindekens stellen, die over mijn lang wegblijven zich zouden kunnen verontrusten.Vier en twintig uren zonder zijnen nooddrift te nemen, sprak Cecilia verwonderd, hebt gij dan geenen tijd gehad om ergens een stukje op d'hand te nemen? Wel, edele vrouw, al wat mij gedurende dezen nacht is overgekomen, heeft mij op geen eten doen denken, ook ging de plicht, die ik te vervullen had, voor alles. En gij zoudt nu nog nuchter naar het Pannenhuis gaan? viel Bertus in de rede, neen, neen, dit zal, bij mijner trouw, niet ge beuren, ik wil dat gij u aanstonds met mij naar beneden begeeft en u, vooraleer van hier te vertrekke i, yns treffelijk vergast. Dit zal ik venterdekke niet weigeren, mijnheer, want om de waarheid te zeggen, den honger begint vreeselijk in mijn binnenste te woeden, en ik zou in den staat, waarin ik mij bevind,bezwaarlijk thuis kunnen geraken. Pikaar, die gedurende het gesprek met zijnen meester, zeer treu rig omtrent het bed der gewonde Cecilia was blijven liggen, stond recht en volgde zijnen meester, die met Bertus de kamer verliet. De goede vrouw had van in hare ruststede een medelijdende blik geslagen op het gewonde dier en den afgebeulden Peers, welkers uitrusting beslijkt en op vele plaatsen bevlekt was met bloed. Bezield met innig medelijden, lostte zij eenen zucht, maar rirhtte terzelver tijd een dankbaren blik naar den hemel die haar zoo een getrouwe dienaar had verleend. Terwijl de opperboschwachter, na wel te hebbengeëeten en nog beter gedronken, zich met zijnen hond, die insgelijks niet was ver geten, huiswaarts begaf, ontving den heer toezichter en zijne teer hartige echtgenote het bezoek van den Pastor van Meldert. De Oosfenrijksche dweepers hadden dezen eerbiedwaardigen grijsaard beticht van de plakkaten des Keizers op zijnen preekstoel niet afgelezen te hebben, en ten zijnen laste een aanhoudingsbevel afgeleverd; de Geestelijke had vele vrienden en was nog bijtijds ontvlucht, juist op het oogenblik dat de soldaten in aantocht waren om hem te vangen; het was dan geen wonder dat de bode,dien Bertus daags te voren om hem had gezonden, vruchteloos aan de Pastorij had gebeld. Na zich twee dagen te hebben verstoken en de over winning van Turnhout te hebben vernomen, was den deugdzamen priester tot zijne schapen weêrgekeerd en slechts eenige uren in zijne woonst terug, toen hem de wreede mishandelingen wierden meegedeeld, die men in het kasteel had gepleegd. Als waren ieveraar spoedde hij zich aanstonds derwaarts, om raad en troost aan de edele Clara van Montalvan en het beproefde huisgezin van den toezichter te brengen. Dit beurde hun op en gaf die deugdzame menschen moed om alles, hetgeen de goede God hun overgezonden had, ver duldig te verdragen.... Reeds zijn er vijf volle dagen verloopen, sedert de gevangneming van den graaf Gaston Blankaert, zonder dat de inwoners van het kasteel iets van hem hadden vernomen. Bertus Buysschers begon voor goed ongerust te worden, vreezende dat men zijn oom in Oos tenrijk elders in eene gevangenis had geworpen. Zijn hart was goed om zich dadelijk naar Brussel tebegeven en aldaar eenige inlichtin gen te nemen, maar hij vreesde al de personen, die hem zoo duur baar waren, te verlaten; hij nam dan voor,van nog eenige dagen te wachten. Het was den eersten dag van November, de zon schoot hare zwakke herfststralen op bosschen en velden en deed de reeds geel- geworden bladen der boomen blinken als een wemeling van goude vlinders. Bertus Buysschers bevond zich in den tuin van het kasteel met zijne echtgenote en hare moeder; zij hadden reeds eenigen tijd al wandelende de najaarsblocmen bewonderd, toen zij zich eindelijk in een lustprieel nederzetten, dat uitzicht gaf op den dreef. Bertus was druk aan het praten van allerhande aangename zaken, daar hij alle spreekwiize vermeeddie aanleidingkon geven hen te bedroeven, toen de edele Clara, die zoo lang het stilzwijgen had behouden, zwaarliik zuchtte en sprak: Mijnen lieven zoon, gij hebt schoon mijnen geest tot een streelende waarneming der schoone natuur op te wekken, echter blijft eene gedurige ongerustheid mij kwellen wegens het lot mijns broeders; waar is hij vervaren? ware hij nog in het leven, voorzeker, nu dat de vijand uit hel land is verdreven, zou hij reeds lang terug bi) ons wezen; zie, het gedacht dat hij laf- hertig is vermoord, slingert mij gestadig voor de oogen en belet mi) de rust. Bertus trachtte deze droevige onderstelling te wederleggen, toen zijne aandacht gaande werd gemaakt door dc galop van een paard dat zich in den dreef liet hooren; hij keek op en zag ecnen courier, die te viervoet naar het kasteel kwam gereden en nu, volgens de gewoonte des tijds, zijne aankomst vermelde door het kunstmatig geklap zijner kortstelige zweep. Nieuws! riep Bertus geestdriftig uit, groot nieuws! want wat zou anders een courier alhier komen doen! De bediende hield stil aan de voorpoort, steeg van zijn paard en belde. Het drietal, nieuwsgierig genoeg, was reeds opgestaan om zich binnens huis te begeven, toen de courier zich voor hen vertoonde, eerbiedig groette en den toezichter eenen brief aanbood, bekleed met den zegel van den graaf Gaston, zijn oom; dezen nam hem gretig aan, terwijl den anderen, na nog eens het adelijk gezelschap te hebben gegroet, zich verwijderde. Bertus brak den brief open en las met luide stem den inhoud, terwijl moeder en dochter, meteen bange nieuwsgierigheid stonden te luisteien. De Graaf liet hun met korte woorden weten dat hij reeds vier dagen op vrije voeten was gesteld; dat hij door al de gemoedaandoe ningen die hij had doorstaan, ziekelijk was geworden, doch dat hij nu, Godlof, gansch was hersteld en hoopte daags nadien, in den morgendstond, naar zijn kasteel terug te komen om hen allen, die hij wenschtte in goede gezondheid weêr te zien, geestdriftig te om helzen. Deze onverwachte tijding vervulde de gemoederen met vreugd; Clara weende van blijdschap, terwijl Bertus en Cecilia hunne vol doening luidruchtig te kennen gaven, ook was die mare weldra door gansch het dorp verspreid, waartoe Laurent Peers, die kort daarna zijn dagelijksch bezoek bi) den toezichter was komen doen, en van hem alles had vernomen, veel bijgedragen had. Den daarop volgenden dag was het bijzonder schoon weêr, de natuur scheen het uur en den stond, alswanneer de heer van Meldert op zijn vaderlijk kasteel werd verwacht, met luister te willen begroeten. Van den vroegen morgend wapperde het vaandel op den toren der kerk en cm half negen begaf zich de Pastor met de Notabele der Parochie en Bertus Buysschers gevolgd door den opperboschwachter Laurent Peers met zijne nog vier overgeblevene gezellen, tot hel einde van den dreef, om den Graaf aldaar af te wachten en te verwelkomen. Om negen uren kwam er een postkaros aangeieden; de postiljon deed zijne zweep ronken en blaasde vrolijk op den hoorn, geen twijfel of hier was de lang verwachte Graaf Een dubbel gejubbel steeg uit alle monden en de boschwachters lostte met hunne kara bijnen vreugdescheuten in de lucht. De karos hield stil aan den dreef; het portel wierd geopend en de sraaf Gaston, bleek van aandoening, steeg er uit! De Pastor vatte zijnen ouden vriend bij de hand, verwelkomde hein hartelijk, en de stoet begaf zich naar het kasteel. Het ware onmogelijk den geestdrift uit te drukken, waarmee de Graaf door zijne naastbestaanden werd ontvangen en wel bijzonder lijk door de edele Clara van Montalvan, die schier in zijne armen van blijdschap bezweek. De dag wierd in vreugde en vermakelijkheden overgebracht, de inwoners van Meldert werden dapper beschonken en het luisterlijk noenmaal in het kasteel was een oprechte vreugdefeest, daar den Pastor en gansch het schepencollegie der Parochie er uitgenoodigd waren. Niettegenstaande al de blijken van toegenegenheid die den graaf Gaston genoot en de voldoening en vriendschap waarmee bij die scheen te ontvangen, bleel er als een floersvan treurige herinnering over zijn aangezicht zweven. Toen 's anderdaags de feest een einde had genomen en hij in de eetzaal was gezeten, om door zijnen neef en den opperboschwachter Laurent Peers bet verslag te aanhooren van al dat gedurende zijn afwezen, op het kasteel voorgevallen was, maakte deze treurige houding Bertus opmerkzaam, hij zag met droefheid dat zijn oom inwendig leed, echter wilde hij naar de oor zaak niet vragen, daar hij dacht dat na eenige dagen geduld, de Graaf allicht Jot betere stemming zou overgaan. Ook was die zonderlinge houding aan Laurent Peers niet ont snapt, dezen had in het doorgaan, het hoofd schuddende, tot Ber tus gezegd: Mijnheer de toezichter, de Graaf staat mij venterdekke niet aan! hij schijnt te lijden! ik geloof dat het slecht gedrag van zijnen broeder Florus hem het hart heeft geraakt. Zooverliepen dagen, weken en maandenzonder dat er merkelijke verandering aan den heer van Meldert op te merken was; hij scheen wel min treurig, maar bleef altijd diepzinnig. Toen de duistere avondstond de aarde bedekte en hij, vooraleer zich tot slapen te begeven, volgens oud gebruik het kindje van Cecilia, waar hij peter van was en welk zijnen naam voerde, zegende en wiens armtje nog niet volkomen was genezen, sprongen de tranen hem nogmeermaals uit de oogen en schudde hij droefgeestig het hoofd. Dit vervulde telkens de eiele maagd met wee,zonder dat echter iemand hem naar de oorzaak van zijn verdriet dierf vragen. ('t Vervolgt). KERKELIJK NIEUWS. Vandaag, St Bartholomews, een der 12 Apostelen, die gezonden werd door den H. Petrus naar d'Indiën en er de Blijde Tijding ver kondigde. Dan ging hij naar Armeniën, hekeerde er den koning Poiymus, en preekte er in 12 verschiüige steden, veel 't volk be- keerende. D'Hovelingen waren hierover zoo verbitterd dat zij Astyagus, den broeder des Konings opmaakten, welken Barthoio- meus deed vangen, levendig 't vei afstroopen en dan onthoofden. H. Bartholomeus, bid voor ons De Bedevaart naar Lourdes zal 4 treinen bevatten; er zijn nog eenige plaatsen open; en in Septem ber is er.een Bedevaart naar Lourdes uit Bolland; ze zullen te Maas tricht vertrekken; in alle geval, die deze verre en kostelijke en las tige reis niet kan ondernemer), er zijn g'heel België door, kapellen opgericht, waar Ons Lieve Vrouw geerne bezocht en aanroepen wordt. Rond den winter zullen wij een nieuw Reisje naar Lourdes in de Pyreneën doen, per schrift, ons bezorgd door een onzer acht bare Vrienden. En uit Gent vernemen wij dat aldaar in de Con gregatie der Jongelingen een merkweerdige Feest is geweest Twee Cojgreganisten die Jubilé vierden in de kapel en in hun lokaal, Ju- hilé van 25 jaar ieverig bijwoner der Congregatie, 't Zijn Edouard Van Acker, van Gent, gelooven wij toch, en M. Jean Van der Spie gel van Aalst, alwaar hij nog 12 jaren in de Congregatie is geweest; t&smuu 11 11———in11 HIM lil—

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1883 | | pagina 3