Eerste of de
\ER^5inders Tan Vlaanderen,
Soar't ««0ebreÏALEN UIT DE VOORGAANDE EEUW.
,-ü werk van S. Van der Qucht, Kunstschilder f Aalst.
3£&V. RË 4 2e Vervolg.
-»A_i s^PPERBOSCH WACHTER HELPT ZIJNE MEESTERS.
De oude opperboschwachter had moeite om zijne verontwaardi
ging te verbergen; nooit had hij diergelijke wanbedrijven door een
vrouwspersoon zoo koelbloedig höoren vertellen, en hij had onder
het werk schier gansch den bierpot geledigd om zijne gramschap te
stillen. Inmiddels was het karabijn eindelijk gekuischt geraakt en
hij meinde,uit vrees van nog meer schelmstukken te. moetpij hóoren,
al ras het wapen in de keuken aan den wandTe hangen» tneiude;
meid er zich schielijk tegen stelde. Neen, zegde zij, dit zal hiér
al te zeer door den rook vervuilen! én de Citoyen zou. zich stoeten;
draagt het liever in hel dooi^aan'J'fcaar de hchterkameri, gij zijt hier
immers als van den huize en kunt hét aldaar hadr" verkiezing eene
goede plaats geven.
Laurent waschte zijne handen, ham afscheid van de meid en be
gaf zich met karabijn naar de aangeduidde plaats. Deze achterkamer
paalde toevallig aan degene waar hij met Cardoes had zitten praten
zoodat men langs eene binnendeur van de eene in de andere kon
gaan.Hij plaatste het gekuischt wapen aan den kant van den muur
en keek eens wel terdeeg rond; de deur, om in de andtre kamer te
komen, stond slechts op slot, hij was daar gansch alleen, eene koude
rilling doorliep zijne leden, misschien ware het mogelijk achter de
vrijgeleiden te geraken,die aldaar berustten. Laurent was geen man
om diergelijke gelegenheid te verwaarloozen, zijn besluit was haast
genomen: hij duwde de deur open en bevond sich in de andere
plaats, die hij zeer wel herkende, hij naderde tot het schribaan,
welkers schuif hij Cardoes had zien openen, dit vestigde zijne aan
dacht, daar het hem toescheen even alsof het met den sleutel niet
toegesloten ware geweest. Hij deed omzichtig nog eenige stappen
voorwaarts, vatte de schuif met de twee handen vast en begon te
trekken. O, wat geluk! zij was niet gesloten en schoof gelant open!
Daar, aan den iinkerfeant, bevonden zich de in blanco geteekende
vrijgeleiden, waar te dien tijde zooveel ongelukkigen hadden naar
gesnakt. Laurent stak driftig de hand uit, greep er twee uit den
hoop vast en borg die in zijnen zak... Maar op den stond dat hij
zich behoedzaam meende te verwijderen, hoorde hij gerucht aan de
voordeur, deze werd geweldig geopend en eenigemanskerels, onder
welks geraas hij bescbeidelijk de stem van Cardoes kon onderschei
den, traden naar binnen; wat gedaan? zonder eenigen twijfel gingen
zij in de kamer komen waar hij zich bevond, de vlucht nemen was,
indien hij geenc achterdocht wilde verwekken, onmogelijk; hij keek
eens terdeeg rond, een kleerkas, gelijk er ten huidigen dage nog
veel worden gebruikt, stond dicht bij het schribaan aan den muur;
niet wetende wat beginnen, opende hij die driftig, sprong erin en
liet de deur achter zich behoedzaam toevallen.
Schier op denzelfden stond werd de kamer geopend en Cardoes
met Florus Blanckaert en Mullier de ondertoezichterder bosschen
die Laurent reeds lang kende, traden de kamer in.
Florus en zijnen gezel schenen half bedronken, maar Cardoes
was zeer present.
-- Laat nu uwe pistolen eens zien,. zegdé'Florus, van welke gij
aan mij en Mullier zoo veel wonderen hebt weten te vertellen.
En die in het geheel niet overdreven zijn, antwoordde Car
does.
En hij opende zijn schrijftafel en nam er twee sierlijke pistolen
uit.
Zie, zegde hij, hier zijn zij, gij moogt ze nazien en ik mag u
verzekeren dat gij de weerga nergens zult vinden.
Florus en Mullier namen beurtelings de wapens in de hand, de
den de slootvuren werken en hielden zich overtuigd dat het goede
wapens waren.
En wat de juistheid hunner scheut betreft, hervatte de sas-
meester, bijzonderlijk als zij door kundige handen worden bestuurd,
die is schier ongelooflijk; ik wed dat ik op twintig stappen afstand,
met tien scheuten, negen vijffrankstukken zal treffen.
Dat is wat erg, antwoordde Muiier, daar de sierlijkste wapens
niet altijd de beste zijn.
Cardoes bezag dezen die hem een tegenwerping dierf makenj
grammoedig; hij nam een stukje krijt dat toevallig op den schouw-
boord lag en maakte een klein cirkelrond van de grootte eener
kroonstuk op de deur der kleerkas waar Laurent in schuilde.
Zie, zegde hij, ik wil u toonen wat mijne pistolen vermogen;
op twintig scheuten zal ik negentien, en misschien twintig maal het
doel doorboren.
Inmiddels stond Laurent Peers in de k?s, in het geheel niet op
zijn gemak; hij was in gevaar van door de eerste scheut te worden
gedood en het was wel geoorloofd in dergelijke omstandigheid te
beven, zonder een lafhertigaard te moeten zijn..
Hetgene zijnen toestand nog akeliger maakte, was dat hij door
een spleet van het paneel der kleerkas, al hetgeen in de kamer om
ging, bescbeidelijk kon zien en genoodzaakt was de doodscheut met
koelen bloede te ontvangen. Hij nam echter moed, toen hij Florus
lachende hoorde zeggen:
Goed, dat kan een klein kind! uwe kamer heeft slechts zeven
schreden lengte, maar laat ons naar de woonst van Goudspits gaan,
dezen heeft een schietlaan, waar wij ons dagelijks oefenen en ruim
dertig passen telt.
Ik ben tevrede, antwoordde Cardoes, h?t pistool, dat hij reeds
opgeheven had, latende zakken, daar het toch de moeite niet waard
is om mijne kleêrkas te schalotteren.
Doen wij dan, gelijk de burger Commissaris heeft gezegd,
meende Muiier.
En Cardoes met zijne twee gezellen, de Pistolen meenemende,
ertrokken uit den huize, even onstuimig gelijk 2ij gekomen waren
Laurent voelde een pak van zijn hert vallen, hij sloop omzichtig
uit de kas, trad op zijnen teenen naar de voordeur, opende die en
sprong behoedzaam op de straat.
Vijf minuten later belde hij aan het huis van den Graaf Gaston
Blanckaert. g t
Juist zat de Graaf in zijn huis der Kattestraat met zijne nichte
te spreken, over den droeven tijd; Cecilia zag er ziek uit; ze treurde
als een bloem des velds, in een kamer verplant; de liefkozingen
van haar zoontje, de kleine Gaston, hadden haar opgebeurd,en haar
oom, die de Fransche Revolutie zoo wel had voorzien, zegde haar
nu, dat het einde dezer grouwelijke dagen nakende was, vermits,
zelfs in Frankrijk, de groote meerderheid naar rust snakte; zoo wa
ren zij aan 't spreken, toen er op de deur werd getikt en de knecht
Joannes Snep kwam melden dat de opperboschwachter Laurent
Peers aanstonds mijnheer begeerde te spreken; Nooit, zegde Jan,
heb ik Peers zoo aangedaan gezien; aanstonds deed de Graaf hem
binnenkomen, de brave boschwachter zag zoo bleek als de witte
muur.
Mr de Graaf, stotterde hij, ik zou u geerne van gewichtige
zaken spreken.
Deze woorden hoorende, verliet Cecilia met haar kind de kamer;
nogmaals wer er gebeld; 't wasBertus Buysschers die van zijn werk
kwam, gekleed als een arme duivel.
Venterdekke, riep Laurent Peers, is dat reeds 12 uren! mijn-
heeren, 't is haastig! geen oogenblik te verliezen!
Maar wat is er, goede vriend? sprak de Graaf.
Er is, er is dat gij dezen namiddag het bezoek zult ontvangen
van 'den Commissaris der Uitvoerende Macht.
Wat mag er zijn?
Hij weet dat hier 'ne Priester verborgen is!
Graaf Gaston en Bertus verbleekten.
En, voegde Laurent Peers erbij, die Commissaris is niemand
anders dan Florus Blanckaert.
De Graaf waggelde op zijn beenen en moestzich op 'ne stoel laten
vallen; het deed hem telkens hertpijn als hij den rampzaligen broe
der, de schande zijner Familie hoorde vernoemen. Ha twijfelde aan
het verblijf van den ongelukkigen in Aalst, maar toen Peers ver
haald had, hoe hij Florus gehoord en gezien had, dan schudde hij
bedenkelijk het hoofd.
En hij gaat Kier komen, zegde hij, hier in onze schuilplaats!
O God uit den hoogeti hemel! Bertusl Peers! wat gaan wij doen!
Mr de Graat, antwoordde Peers, ik ben ventérdékke, in Aalst
niet, om u in verlegenheid te laten... Dit zeggende haalde hij de
twee vrijgeleiden uir, in blanko.
Met die stukken was M.de Pastorvan Meldertgered en zij, tegen
alle vervolging bevrijd.
Een warme handdruk van den Graaf bewees zijne innige dank
baarheid, en Bertus had de tranen in d'oogen, als hij den braven
boschwachter aanstaarde.
Men wilde hem het noenmaal doen nemen, maar Peers weigerde:
fteen, vèntèrdekke, zégde' hij, ik zal nu 't spel niet verbrod^'v-ÓF^*'
Commissaris mag mij hier niet zien, venterdekke! M. de Gri&u en
MBertus, ge zijt nu verwittigd! tot wederomziens! En hij was de
deur en den huize uit.
Een uur nadien werd er weer gebeld en Graaf Gaston hoorde in
den gang een stem die beleefd zegde: Gelief te melden dat de Com
missaris der Centrale Administratie den burger Blankaert begeert
te spreken.
Graaf Gaston bracht de hand over zijn oogen, trilde van diepe
gewaarwording; maar zijn gemoed overmeesterende, nam hij aan
stonds een onverschillige houding aan.
De citoyen-Commissaris, zijn breeder Florus werd binnengeleid.
[Wordt Voortgezet.]
VERVOLG DER RAMPEN, MISDADEN ONGELUKKEN
Een droef ongeluk in Aalst, 't is te zeggen van een Aalstenaar,
zekeren Petrus De Moor, voerman clie maandag te Gijseghem nabij
den Ezel van zijnen wagen is gevallen en de borst verpletterd; nog
eenige oogenblikken heeft hij geleefd en de Geestelijke Herder der
Parochie kon hem nog d'H. Oliën bedienen. Hij Iaat een bedroefde
weduwe en 5 kinderen waarvan het oudste maar 13 jaar.
Te Gosselies is diefte gepleegd en vervalsching van cijffers
door een jong schrijverken Deneffe genaamd. Waarschijnlijk nijdig,
omdat hij zooveel geld niet won als d'officiéele meesters, heeft hij
zijnen toevlucht genomen tot schrokkerie. Te Gent, in den
Dierentuin, een schrijnwerkersgast nadert te dicht bij den olifant
en werd door de tromp van dit machtigdier op den grondgeslagen;
de schouders ontwricht en eenige kneuzingen. De olifant was reeds
slecht gemuts over't voorbijrijden eener kar met steenen geladen.
De kassatie van Roosen voor de zaak van Waterschoot is niet
aanveerd. Hij zal dus naar den dwangarbeid voor 10 jaar. Te
Thienen is afgebrand d'hofsteê van P. Dierickx. en de schade be
loopt tot 9000 fr.
Uit West-Vlaanderen. Als de drank is in den man,
Is de wijsheid in de kan!
Op kermiszondag is er te Wevelghem eau brave jongeling dood
gestoken. Eenige Lauwenaars, in hun geweld, hadden een ruit ge
broken in de herberg: St Jesepn. De bazin zei: die potje breekt, petje
betaalt. Daarover mistevredeo, wilde men haar bij da keel grijpen;
Alois Viukier met zijn vader kwam er tusschen, maar wiera doode-
lijk getroffen door verschelde messteken in den buik. Alois heeft nog
't geluk gehad de H. Sakramenten der stervenden te kuncen ontvan
gen. 'tGaat toch wreed met die messen!.. Er zijn er die hun mes
wetten eer zij voortgaan,., onfte drinken: oprecht muordenaarsras!
Er zou moeten boet en gevang zijn voor die op kennissen en volks
feesten met messen loopen, iatusschen, 't voorzichtigste is vroeg
naar bedde te gaan!...
TBolleghem rodeert er een kwajongénsbende die er op uit is om
vensters in te slaan en measchea te verschrikken. Zondag was 't in