GiJSöN BLANK ea*o°elt>* h Eerste Binders Tan Vlaanderen, of de VERHALEN UIT DE VOORGAANDE EEüVV. Waar 't uitgebreid werk van S. Van der (Zucht, Kunstschilder f Aalst. 43e Vervolg. XXXV. DE TWEE GEBROEDERS. Florus Blanckaert trad binnen en vertoonde zich met opgeheven en fiere houding voor den beambte, terwijl dezen, half verlegen, den doordringenden blik van den Graat scheen te ontwijken. Gaston had moeite om zijn broeder te herkennen, hij was£ier- kelijk verouderd en zijne lange haren waren vergrijsd; een ware knevel bedekfe zijnen mond, op het hoofd droeg hij een opgezoom- dcn hoed, voorzien van een sierig gepluimte en zijne jas tot aan den hals toegeknopt.was in de lenden omslingerd dooreendrijkleurigen sluier, waarin twee groote pistolen staken. Verders droeg hij aan de voeten laarzen met geele kappen en eenen sabel met ïjzere schede sleep hem achterna. Burger Gaston Blanckaert, sprak Florus, denkende onbekend te blijven aan zijn broeder, men heeft u beschuldigd hier in uw huis een onbeëedigden priester te verbergen; gij zijt gekend voor een echte Republikein, dat is de rede, zegt men, dat gij dit spelzoo lang hebt kunnen plegen, zonder achterdocht te verwekken. De wet straft deze overtredingen met de dood, echter heo ik ge raadzaam gevonden, vooraleer tot eene huiszoeking over te gaan, u eens te komen spreken, misschien is deze aantijding valsch en zoo zijnde, zullen wij ons gemakkelijk kunnen verstaan, want het ware eene schande voor een ieverige Patriot, gelijk men zegt, dat gijaltijd geweest zijt, zoo laag te vallen. Verre van zich door deze woorden te ontstellen, begon de Graaf hartelijk te lachen;«burger Commissaris, antwoordde hij, het spijt mij u te moeten verklaren dat gij zeer slecht ingelicht zijt geweest; de persoon die men bedoelt en hier bij mij nu reeds geruimen tijd inwoont, is inderd.ad 'ne priester geweest, hij was alsdan Pastor der parochie van Meldert. Het is nu reeds drie maanden geleden, dat hij zich bij mij aangeboden heeft, hij was drager van een zeer zonderlinge aanbevelingsbrief welken ik nietheb kunnen nalaten in aanmerking te nem n en ik u dadelijk zal toonen. Dit zeggende, ging de Graaf naar zijn schrijftafel, opende de schuif met eenen sleutel,dien hij steeds bij zich droeg, nam er hel vrijgeleide uit, hetg. ne wij reeds kennen en reikte het aan Florus over. Dezen ontplooide het d.iftig en las: Fransche Republiek. Eén en onverdeelbaar. Vrijheid, gelijkheid of de dood. Namens het Komiteit van gemeen welzijn, bevelen wij eiken bur german welken dit schrift zal aangeboden wordenden drager dezer, Judocus Floreel, voor dezen Priester, behoorlijk te huisvestigen voor den termijn dat den gemelden Judocus Floreel zal geraadzaam vinden. Maximiliaen Robespierre. Parijs, 18 Floreal, jaar II der Fransche Republiek. Nu ziet gij, burger Commissaris, zegde de Graaf, toen hij zag dat Florus gedaan had met lezen, dat het mijne schuldniet is.dat ik een gewezen pas'or heb geherbergd; hij heeft dit geschrift mij tijde lijk toebetrouwd, om desnoods aan deze te kunnen toonen, die, gedur nde den tijd dat hij bij mij zou inwonen, mij eenige onaan genaamheden op den hals kon schuiven.* Florus, die slechts bij zijn broeder was gekomen om hem door schrik eenig geld at te persen en hem nadien te verraden, was niet weinig teleurgesteld over deze verklaring en hij beet door korsel- heid op zijne lippen. Maar, z,egde hij, waarom vertoont dien persoon, daar hij onder de bescherming staat van de wet, zich niet bij klaren dage in de straat? waar «zoo behoedzaam, bij nacht uit en in uw huis ge komen en alles zoo geheimzinnig verricht? Dit gaat mij niet aan, antwoordde Gaston schokschouderende, maar indien de burger Commissaris naar de oorzaak van dit alles bij den geestelijke wilt vernemen, ik zal hem gaan roepen, hij is juist op zijne kamer. Neen, neen, sprak Florus, ik houde mij voldaan. En zich omkeerenJe verliet hij het huis, zonder hem te geweer* digen den Graaf te groeten. De vertegenwoordigers van het Fransch Schrikbewind hadden toen tertijd op veel plaatsen bespieders. Florus dacht niet beter of de persoon die bij zijn broeder inwoonde, was als dusdanig door Maximiliaan Robespierre aangesteld geweest en naar het departe ment der Schelde gezonden. Florus was van natuur lafhertig, hij had gevreesd in de tegenwoordigheid van iemand te verschijnen, die zoo machtige bescherming genoot. Nog dienzelfden avond deelde hij zijn vermoeden aan Goudspits en Cardoes mee, en daar deze twee verre waren van onberispelijk te zijn in hunnen handel, vonden zij het gezegde van Florus zeer aannemelijk en begonnen dusvolgens ook achterdochtig te worden, en men maakte een onderling besluit den burger Gaston Blanckaert en zijn gezin in rust en vrede te laten. Inmiddels ging de Pastor van Meldert bijna wekelijks naar zijn dorp mis lezen en de zieken bezoeken, zonder verontrust te worden. De Graaf en sijn Neef lachttén in de vuist, geenen dank genoeg kun nende betuigen aan Laurent Peers, die dit spel zoo behendig had bewerkt; echter bleef de Graaf nog steeds ongerust, daar hij zijnen broeder Florus in het geheel niet betrouwde, even als Laurent Peers, Karei Klinke. Zoo verliepen er nog eenige maanden, totdat, hetgene Gaston had voorzien, zich eindelijk begon te verweeentlijken. Nadat te Parijs de guillotien beurtelings de voornaamste aanleiders van alle gezindheden had verslonden, waren er gematigere mannen aan het bestuur geraakt en deze hadden de woeste menigte eenigzins in hare emen en men zag den osbandige uitspatting gfstut. Men begon België eene regelmatige inrichting tegevenJ om er het geleden onrecht te herstellen. Onze vrienden begonnen reeds vrijer te ac tijd aanbreken dat de edele Graaf zich onder den dekmantel der armoede niet meer behoefde te schuilen. Maar, men neemt de gevolgen eener regeeringloosheid niet zoo spoedig weg ah men begeert; even als in alle overwonne landen, alwaar de regeltucht verwaarloosd werd, krielde het hier te lande van dieven en binders, die reeds jaren lang straffeloos het buit: n- leven gevaarlijk maakten, maar, daar men nu dapper begon te werken tot het uitroeien dezer gevaarlijke benden en er met hon- derde gendarmen, te dien einde, naar Vlaanderen en Brabant kwa men afgezakt, besloot de Graaf zich nog eenigen tijd met geduld te wapenen, totdat het omliggende volkomen van dit gespuis zou gezuiverd wezen. Echter had hij reeds eene groote verandering in zijne levenswijze ingericht, hij had zijn huis behoorlijk doen meubelen en Bertus Buysscbers had reeds lang zijn werk laten varen, m den rang in de samenleving te hernemen die hem toekwam; ook begon Cecilia van lieverlede te herleven, nu dat zij zag dat de voorzegging van haren oom zich weldra 20U verwezenlijken. Ook kwam Laurent Peers hun dikwijls bezoeken, hij schafte zich nog zeer weinig aan citoyen Cardoes, welkers bescherming hij nu kon missen, en menig- werf werd er tot laat in den avond onder elkander geraadpleegd en schier tijden stond bepaald om het kasteel van Meldert in zijnen vorigen staat te doen herstellen en hetzelve gezarnentlijk te gaan bewonen. Maar, vooraleer aan dit lang beproefd huisgezin de vrede weêr te geven, had de rechrveerdige God, die geen goed onbeloond en geen kwaad ongestraft laat, de twee schelmen Florus Blanckaert en Karei Klinke, die nu geen menschelijk oordeel meer vreesden1, nog naar verdiensten weten te rechten. Florus Blanckaert voerde - og altijd het ambt uit als commissaris der centrale Deputatie, de kerel had nog al een aanzienlijk somme- ken geld weten te vergaderen,door onrechtveerdige streken; en daar hij wel zag dat het met hem in Aal t niet lang meer kon duren, had bij besloten zich zeer in >t kort uit de vleten te maken. De vent was in de stad niet meer gerust van ah hij had verstaan dat KatelKlinke, de gewezen baas uit den Engel te Boucrout, er was komen wonen, die hij voortijds van al zijn gestolen penningen had beroofd. Eerst had hij gedacht hem als moordenaar en handlanger der koniogsge- zinden te doen aanhouden, maar daar de tijd reeds voorbij was dat men eenen verdachten binnen de vier en twintig uren, schiers zon der te ondervragen, deed guillotineeren, had hij daarvan algezien, vreezende door Karei zelf aangeklaagd te worden. Echter had Flo rus reden van te gelooven, en al menigweif troostte hii zich met dit gedacht, dat hij hem niet meer zou hebben berkend; maar daarin was hij volkomen mis. daar Karei Klinke zeer wel wist dat de com missaris der centrale deputatie niemand anders kon rijn dan Florus Blanckaert. De twee fielen vreesden elkander, echter had Karei het voorne men gemaakt, zich op de eene ol andere wijze op Floruste wreken, die hij ais den oorsp. oug aanzag van al zijne ongelukken. Gelijk wij reeds hebben gezegd, nesselden er schiers overal schel men en dieven; de gendarms zaten er kort achter, dat is waar en men hoorde steeds zooveel niet meer spreken van die talrijke ben den, die gevreesde Opperhoofden en aanleiders hadden en bij nacht de kasteelen en pachthoeven inbraken en de inwoners folterden totdat zij hun geld en juweeleu aangewezen hadden, of hen ver moordden; maar er betonden nog veel kleine vereenigingen van binders en dieven, die in de steden hunne handlangers hadden, tamelijk wel ingericht waren en zich desnoods met elkander ver stonden,en deze waren doorgaans de gevaarlrksce van alhn. (i) Aan den hoek der Nicu straat stond toen tertijd e n buisje van slechts twee verdiept gen, welke metden zijkan iade Vrijheidstraat uitkwam, aldaar bevond zie een poortj van aar men bij avond zeer gemakkelijk, zónder opgemerkt te worden, kon binnensluipen. In dit huisje w oonde iemand die een bijzondere rolie gaat spelen in de verdere gebeurtenissen tusschen Florus Blanckaert, Karei Klinke en andeie soorigefijke deugenieten. 1) Zie Jan Glercker of de laatste Binders van S Van der Gucht. ('t Vervolgt.) Vlaanderen, door OVERWEGINGEN VAN KOBEN. De bloedzuigersZe meinen dat wij zullen vergeten, hoe zij sedert 5 jaar op ons hert liggen te stampen en den laatsten eens uit ons zakteen halen l Dat vergeten, die belastingen op den tabak, op de sterkedranken, op'tper- sonneelVergeten dat zij den kaffé den azijn en't zout wilden belasten! Vergeten dat zij de miljoenen ten beste werpen aan bun partisans! Dat zij in elke stad van ons land een groote ka- sern zouden willenVergeten als de pot gebroken is, maakt men weinig werk van de stukken; doch den ezel van boer Klomp viel over 'ne steen en twee jaar nadien wist bij nog dien steen bggen... Wij zouden drijdobbele ezels moeten zijn, om dat te vergeten, hoe die schoon liberalen ons verhap- zakt hebben en nog doen... 20 mil- boentjes nieuwe belastingen zijn ge stemd, en wat hebben de liberale Mi nisters gezegd Daarmeè, zegden de laplanders, daarmeé kunnen wij BE- GWNEN... Maar, zegde Graux, bet volk wü ons buitenkegelen Wij zullen, zegde Rollin, de Kiezers in ons voordeel brengen. En dat doen_ze perbüksem dat doen ze gedurig!

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1883 | | pagina 3