Eerste Binders va.n Vlaanderen., of de VERHALEN UIT DE VOORGAANDE EEUW. Naar'i uitgebreid tcerk van S. Van der Gucht, Kunstschilder t'Aalst. 45e Vervolg. XXXVII. —VERVOLG DER DIEVEN VERGADERING. Wi) bevinden ons nog altijd op de Dievenbijeenkomst.bij burger Tram, aan den hoek der Nieuwstraat, alwaar Stienus Vyzers zijn mededeelingen voortzet alsvolgt: Ik kon mij bijna niet inhouden van lachen, toen ik dacht aan al de nuttelooze voorzorgen die men had genomen, om mij in de vol- komene onwetendheid te laten over de plaats waar ik den schat had helpen verbergen. Ik begaf mij, vast van voornemen met uwe hulp dit geld te rooven, naar huis; nam met haast het avondmaal, ver anderde van kleeding, en na mijne vrouw verwittigd te hebben, dat ik misschien laat zou hebben weggebleven, begaf ik mij terug naar de stad. Ik was niet van zin de zaak zoo aanstonds aan onzen aanleiderover te geven, verre van daar, ik wilde nog wachten om gelijktijdig den nacht te kunnen aanduiden, dat wij 2onder veel gevaar het huis konden indringen. Vooreerst diende ik te weten of het huisgezin talrijk was en hoeveel manspersonen er zich in bevon den; mij op het eene of andere voorwendsel aldaar aanbieden, ware een dwaasheid geweest, daar men mij zonder eenigen twijfel zou hebben herkend, maar ik besloot tot een onzer makkers te gaan, om dit in mijne plaats te verrichten. Mijnen keus was haast geno men, ik dacht aan Pitaer en daar dezen een doortrapte kerel is, die al gaat hij met ons niet stelen, de bende vele diensten bewijst en in de gebuurte woont, meende ikgeenen beteren keus te kunnen doen. Gij weet dat dit manschap in de olieslagerij werkt van den heer De Winter en dikwijls bij nacht moet wrochten, ik was half be vreesd dat hij afwezig zou zijn, ik begaf er mij echter naartoe en vond hem gelukkiglijk 't huis. Zonder hem iets van het voorgevallene te ontdekken, beval ik hem, 's anderdaags in het geheimzinnig huis naar den burger Du jardin te gaan vragen en op de eene of andere wijze te vernemen hoeveel personen het huisgezin bedroeg. Pitaer begon te lachen: Is het anders niet, zegde hij, morgen voor den middag zal ik misschien dit huisgezin beter kennen dan burger Dujardin zelve; ik behoef mij daarvoor bij hem niet aan te bieden, hier dichtbij woont eene weduwe die bijna alles weet wat in de gebuurte omgaat; het mensch houdt winkel en verkoopt aller hande waren, zooals: Likeuren, specerijen, solferstekken, holle blokken, brood, boter, kaas en melk; grooter kommeer is er niet te vinden, zij draagt dagelijks melk bij Dujardin, morgen ga ik bij haar om 'nen druppel genever en doe haar tateren, ik twijfel niet of ik zal welhaast alles vernomen hebben, wat gij begéert te weten. Inderdaad, 's anderdaags in den voornoen kwam Pitaer mij ver wittigen dat de burger Dujardin, in den vroegen morgendstond, in gezelschap van twee vreemde heeren, die hem waren komen be zoeken, was vertrokken en dat hij ruim vijf dagen afwezigzou zijn, dat er heden slechts drie personen in het huis aanwezig waren, te weten: de burgerin Dujardin en haren 75jarigen vader, benevens de meid. Daar ik dacht dat dit getal niet toereikende was, om ons te be letten van in dit huis, dat zelfs door geenen hond werd bewaakt, binnen te dringen en den ponk te rooven, hield ik mij voldaan; ik betaalde Pitaer, trakteerde hem zelfs nog met 'nen druppel en begaf mij vervolgens bij onzen aanleider, om hem van alles volkomene onderrichting te geven. Na zijn verhaal te hebben voleind, zette Stienus Vyzers zich neer op zijnen stoel, vulde zijne pijp en na die te hebben doen vuinsen, bleef hij in afwachting van netgene men ging besluiten. Makkers, sprak Tram, nu dat gij de zaak kent, wat dunkt u, ware het niet wijselijk morgennacht dit geld te gaanhalen.dat men zoo zunnig heeft verborgen? ik beloof u op voorhand eenen rijken buit. Zekerlijk! zekerlijk! vivan onzen aanleider en Stinus Vyzers, riep men langs alle kanten. Ziet nu, hervatte Tram, hoe wij dit aan boord zullen leggen, morgen nacht sluipen wij langs verscheide kanten behoedzaam naar het achterdeel der woonst van Dujardin; de tuin paalt aan den Dender, langs daar gaat bij nacht niemand dan eenige schiptrekkers die wij gemakkelijk kunnen ontwijken, zoodat wij niet veel be vreesd moeten zijn van betrapt te kunnen worden. Stienus den beer, die eenen visscher is, moet zich met zijnen boot op slag van twaalf uren aan den kant der rivier in gereedheid houden, wij zul len hem aldaar weldra langs de bergemeerschen komen vinden en steken dan gezamentlijk naar den overkant, breken door de haag en dringen door den tuin, tot aan de achterdeur, het overige neem ik op mij. Bravo! vivan burger Tram! klonk nu de stem der vijf binders welkers aangezicht door gretigheid gloeide, en zij tilden hunne glazen in de hoogte. Zoo, makkers, hernam den aanleider, nog eenen dronk voor afscheid en morgen allen op uwen post. De glazen werden nog eens vol geschonken en op den goeden uitval der onderneming geledigd, dan trokken zij allen langs het achterpoortje naar huis. Toen de binders de vergadering verlieten, bleef Karei Klinke, in de straat gekomen zijnde, een weinig vertoeven, hij vertraagde zichtbaar zijnen stap en wierd welhaast vervoegd door Dorus Wey- landt, zijnen ouden makker. De twee fielen woonden te samen in de Langeridderstraat, bijgevolg waren zij niet ver van hun logement. Een vet haasje om vangen, niet waar, makker, zegde Dorus, en die eene rijkelijke winst belooft. Ja zekerlijk, antwoordde Karei, indien het beestje maar met verstand bij de 00ren wordt gegrepen. Het gaat heden zoo gemakkelijk nietmeer dan als wij in uwe herberg te samen kwamen, niet waar? Dan was het eenen goe den tijd, vriend, zuchtte Karei en als wij eenen aanslag waagden, wierd hij met meer beleid en voorzichtigheid gepleegd dan nu. Dit kwam, meende Dorus, dat baas Karei slimmer was als burger Tram. Zie, zegde Karei, schielijk blijvende staan en met de armen over elkander zijnen makker beziende, het is waarlijk om zot van te worden, gaarn zou ik mij aan het hoofd zetten van eene onder neming, maar daar loopen 'twee personen in mijnen weg, ik vrees te worden herkend, en ben gedwongen, even als gij, voor een an der te werken. De twee personen die gij bedoelt, zijn Laurent Peers en Florus Blanckaert, niet waar? Ja en zoolang deze niet uit den weg zijn geruimd, is er voor ons beide niets te verrichten. Maar, Laurent Peers is een hardnekkige jager, ik heb, zonder u iets te zeggen en puur uit liefhebberij, reeds verscheide maal gansch zijnen handel en wandel naar Meldert geweest afspieden en mij dunkt dat het niet moeielijk zou zijn, op eenen vroegen mor gendstond hem van elders eenen kogel door het hoofd te jagen. Ik heb daar ook al verscheide maal aan gedacht, maar het zi|n ge vaarlijke zaken, die gemakkelijk uitstellen; ook zouden wij ons dienen van Florus Blanckaert te ontmaken, want zie, telkens ik aan dezen schelm denk, wordt ik schier razende van gramschap. Dit laat zich verstaan, 't is Florus die u in het verderf heelt gestort en indien hij u herkende, ons beide zou verraden, de kerel is ook mij nen vijand, maar beginnen wij eerst met Laurent Peers, wij zullen daarna ons met den anderen bezig houden; het is best dat zoo een zaak maar zoohaast mogelijk afgedaan wordt, wij moeten deneenen of anderen morgend, voor zonnenopgang, met oaze karabijnen te Meldert zijn, wij verbergen ons omtrent de woonst van den ouden opperboschwachter en toen de man buitenkomt, geven wij hem het zijn! dan nemen wij de vlucht, versteken onze wapens bij bak. ker Garier, die een onzer makkers is en slechts op twee boogscheu ten afstand woont en begeven ons op 't gemak, even als de onschul digste menschen der wereld naar huis. Dit is een goed gedacht, maar wij zullen bakker Garier op voorhand moeten onderrichten. Dit zullen wij doen, de vent gaat bijna alle nachten uit stelen en zijne vrouw blijft hem dan wachten, zoodat wij aanstonds op den minsten tik, binnen zullen gelaten worden. Maar zijt gij wel zeker van dien dief? Zeer zeker, ik ken hem reeds lang en hij zou van onze bende deel maken, indien hij zoover van de stad niet woonde. Dan is het goed; nu is het te laat om te vertrekken, morgen nacht hebben wij onzen beraamden aanslag, zoodan tot binnen twee dagen uitgesteld, gij kunt intusschen bakker Garier onderrichten. Zoo pratende, slopen de beide moordenaars de Vrijheidstraat door en trokken van daar naar de Langeridderstraat, waar zij voor een klein arm huisje bleven staan; Karei opende de deur en beiden traden binnen. ('t Vervolgt) VERVOLG DER RAMPEN, MISDADEN EN ONGELUKKEN. Welke miserie en ellende en dikwijls alleenlijk door den drank, en voegt daarbij de slechte gewoonte van met messen in den zak te loopen. Te Manage, in de Walen, d'ander week, woensdag ten II ure 's avonds twee werklieden zitten te drinken en krijgen rusie; er wordt gevechten en Delbeke trekt een mes uit en steekt Jef Baligaut dood. Twee huishoudens in druk! Baligaut was maar 39 jaar en laat een vrouw met 5 schaapkes van kinderen... Dat droef nachtzitten! Delbeke zit vast te Charleroi en hoe moet zijn hert van knaging afgefret worden, dat door hem, 2 familiën in den diepsten druk en ellende zitten! Be werkmenschen doen veel voor hun huisgezinnen, maar dien ongelukkigen drank! BRUSSEL. Twee kerels, uit Hoogstraten komende, hebben willen inbreken in de Zuiderstraat n° SB.. Gesnapt zijnde, zegden zij dit feit bedreven te hebben om in 't gevang te zitten. Over een maand kwam 'ne jongman van 22 jaar, Pieter Segers, oud- veroordeelde, bij M. Williane goudsmid te Schaarbeek, met een horlogie om te verkoopen. De goudsmid onderzocht d'horlogie en kreeg vermoedens, maar Segers poetste dekplaat. Nu, d'ander week was de goudsmid te Jette en keerde in rijtuig terug, als hij zijnen kalant op den steenweg zag; rap als de wind stapte hij af, nam hem bij de kraag, deed tem in het rijtuig komen en reed met zij nen vent naar de champetterij van Jette. In de Glazestraat, ga lerij der Koningin, is een behendige diefte gepleegd: een heer, gekleed naar de laatste sneê, komt binnen en vraagt om kostelijke ooringen te zien die voor de venster lagen; men laat ze zien en zegde de prijs: 900 fr., ik zal morgen weêrkeeren; hij komt 's an derdaags weêr, ziet nog eens na en zegt: ik zal morgen definitief mijn gedacht zeggen, 's Anderdaags hij is daar, ziet nog eens d'oo- ringen na en doet zijn ekskusen, dat hij niet koopt; ze staan hem niet aan! Hij wordt beleefd aan de deur geleid, maar weêr komende aan den toog, valt de goudsmid M. Artot bijna dood; d'ooringen zijn verwisseld,in plaats van diamanten, 't zijn er met blinksteenen. Hij, rap als 'ne wind, met 'ne gebuur er achter en gelukkiglijk ze krijgen den filou juist als hij de glazenstraat ging verlaten. Zijn diefte werd bestatigd en ze vinden op hem adressen van vrouwsper Gij allen die wilt kiezer worden door uwe geleerdheid, trekt op met moed en zonder vrees want onder deze die uw exaams moeten onderzoeken,zijn mannen die min weten dan gij. Tot bewijs: in het Rechterlijk arrondissement Oudenaarde is een Kanton voorgezeten, dooreenen Heer, alom bekend door zijne geleerdheid buiten de boeken, want in de boeken weet hij niets.Hij schreef: par retour du Cour- rieren men las 4 fauten; men vond een zijner brievenen op 4 lijnen vond men 10 fouten. Zulke mannen moeten uwexaam nazien, en bij dezen zullen allen passeeren daar zij zelf geen fouten kennen. Moed dan!

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1883 | | pagina 3