GASTON BË.ANKASRT Eerste Binders Tan Yiaande^eu^ of de VERHALEN LIT DE VOORGAANDE EEUW. Haar't uitgebreid icerk van S. Van der QucM, Kunstschilder t'Aalst, 50e Vervolg. XL. KAREL KLINKE'S DOOD. Het zijn gendarmen, zegde Steven omzichtig. Gelukkiglijk, antwoordde Laurent Peers op denzelfden toon. Mannen, hervatte hi), de stem verheffende, wij zijn geen kwaad doeners, verre van daar, nadert in volle vertrouwen, want wij zijn Venterdekke verrukt van u te zien! En hij stak zijn pistool terug in den zak en deed, met de armen overeen gelegd, eenige stappen in de richting der nieuw gekomene vrienden. De Brigadier naderde tot Laurent Peers, terwijl zijne mannen met geveld seweer bleven staan, en de oude opperboschwacbtf r gaf hem in 't kort, volkomen onderrichting van al hetgeen hun ge durende den nacht overgekomen was. De Brigadier deed hem we- derkeerig ook zijne zending kennen en zegde dat de deurwaarder Verpennen, eenige uren te voren, meer dood dan levendig, in het policiebureel inkenning was komen doen van de aanranding, die op hem en den Commissaris der Centrale Deputatie aan den Molenberg was gepleegd en hij, als Brigadier der gendarmen, dadelijk door zijne overheid was uitgezonden, om zich van het gezegde des deurwaarders te gaan overtuigen. Dat hij had gevieekd van te laat te zullen komen, vermits, zoo het scheen, de reeds bejaarde Ver pennen meer dan een uur, door schrik aangedaan, buiten kennis had gelegen, vooraleer zijne verklaring te kunnen doen. Geen der aanwezige gendarmen, den brigadier meêbegrepen, verstond een woord vlaamsch, maar Laurent Peers kon een weinig fransch, niet zeer veel maar toch genoeg om zich volkomen te doen verstaan; hij verhaalde dan naar zijn vermogen, dat_ er met den Commissaris iets bijzonders aan den molen was gepleegd en dat een der moordenaars, Karei Klinke genaamd, hun was ontsnapt, en de moedige man bood zich aan om benevens zijnen gezel met ben eene opzoeking te beginnen. De brigadier nam gretig aan, hij had gezien door de vier neergeschoten Binders, dat de twee oude boschwachters kundige schutters waren, die hunnen man niet mis ten en dusdanige hulp was goud waard,in de omstandigheid waarin hij zich bevond. De brigadier liet burger Tram onder de bewaking van twee gen darmen en trok met een zijner mannen onder het geleide van Lau rent en Steven,de molenberg op. Aan den Molen genaderd,deinsden zij afkeerig ter zijde, toen 2ij op den met bloed bemorsden grond de overblijfsels van Florus Blankaert vonden liggen. Zij konden weldra raden wat schelmstuk hier was gepleegd, maar om ten volle hunne plichten te kwijten en alle uitkanten van den berg naar behoorte te kunnen waarnemen, beval de brigadier een zijner man schappen het fakkeltje aan te steken, waarvan ten tijde dat men veel nachtelijke huiszoekingen deed, al de gendarmen voorzien waren. Dit was een wijze voorzorg, daar de berg, die redelijk hoog was verheven,aan den achterkant verschelde afgronden had, die de nadering, welke door het struikgewas begroeid wasbeer gevaarlijk maakten.Deze afgronden kwamen voort door het afbreken der oude versterkingswerken der stad en het inslaan van verscheide gewelven der strafputten en kelders die men aldaar had ontdekt. Inmiddels hadden de gewezen boschwachters hunne pistolen herladen en Laurent Peers stelde voor, eerst vooral den molen eens terdeeg te onderzoeken. Wie weet, zegde hij, of Karei Klinke er zich niet heeft in verstoken! Deze opmerking kwam aan den brigadier zeer aannemelijk voor; hij plaatste twee mannen van buiten op wacht en trok met d andere gezamentlijk binnen. Zij hadden hunne opzoeking nauwelijks begonnen of hoorden bescheidelijk iets ritselen tusschen de schorszakken, die dicht op elkander opgestapeld waren. Zij naderden omzichtig en scherp toe luisterende, doch alles scheen nu weer rustig te zijn en men begon te denken dat hetgene zij hadden gehoord, wel het gerucht eener vluchtende rat kon hebben geweest, toen zij eensklaps het karabijn hoorden afgaan van een der wachten.... Vlug als de weerlicht staak ten zij hunne opzoeking en spoedden zich naar buiten. De gendarm die geschoten had, stond daar als verbluft, het was zichtbaar aan zijn scheef wezen dat hij het doel had gemist. Waarnaar hebt gij geschoten? vroeg de overste. Op een persoon die zich uit de molenvenster heeft laten glij den, brigadier. En gij hebt hem getroffen? Ik geloof niét, brigadier, hij is zonder wankelen recht voor zich heen gevlucht. Jammer, meende Laurent, dat r.iet een van ons beide hier aanwezig was, Karei Klinkezou het zoo gemakkelijk niet ontkomen zijn, want ik twijfel geenszins of het is deze schelm die ons nog eens komt te ontsnappen. Brigadier, riep de gendarm die zich aan de andere zijde van den molen bevond.de persoon dien gij bedoelt, is tusschen de hees ters en struikgewas die de stijle helling van den berg bekleed, ver dwenen, juist op het oogenblik dat ik op hem meende te vuren! En hij wees met de hand in de richting die hij den vluchteling had zien riemen. Maar, sprak Laurent met een zeker afgrijzen, deze loovers bedekken eenen afgrond, indien de kerel langs daar heeft willen doorkruipen, heeft hij venterdekke de dood niet kunnen ontgaan. En hij begaf zich omzichtig naar de aangeduidde plaats, gevolgd door al de aanwezigen. Doch zoo opeens trof een hartverscheurend geschreeuw hunne ooren. Zij waren aan den boord van den afgrond genaderd en den ouden opperboschwachter nam de fakkel uit de hand van den gen darm en zich zeiven voorlichtende, bracht hij het hoofd tusschen de lcovers. Maar hij trad met afschrik terug; hij had Karei Klinke, die huilde van angst, op de takken van eenen doornstruik zien liggen, welkers wortels zichlangzaam uit 't gebergte lostten onder het ge wicht dat hun drukte; Karei hing over de ledige ruimte! Hulp! riep hij uit,hulp! indiengij een menschelijkhert bezitl. Laurent Peers wisselde met zijnen vriend en den brigadier der gendarmen een onvertaalbaren blik; eenieder van hun vaagde het zweet van het voorhoofd, alle drie luisterden met angst. Een korte stilte volgde op de aandringende smeeking van Karei. De overmaat van schrik smachte ongetwijfeld zijne stem, of rijn verstand ver doofde onder een afgrijselijk gedacht!... Inderdaad een schetterend gelach die nog ijselijker was, versteel hen eensklaps van schrik: Ach! ach... riep de stem vsn den Binder, waarom komt mijne moei die ik heb gedood,voor mijdansen.wat wilJ'ef Liezers en de vermoordde koopman met haar uitvoeren?... Ach, ik begrijp.... Florus Blan kaert.... het geld..., zijne vurige oogen.. Ach!., ach!... De takken van den doornstruik kraakten slechts een oogenblik,dit was een teeken dat het lichaam van den rampzaligen in de diepte der strafputten neerstortte, daarop volgde een afgrijselijke s ilte Jammer, zegde Steven, dat de schelm het menschelijk recht is ontsnapt. Misschien! antwoordde Peers, want het Goddelijk oordeel dat zich komt te voltrekken,is nog veel schrikkelijker! Ondertusschen begon het droef geschrei der nachtuilen, die zich in het bijgelegen geboomte onthielden, den aankomenden morgend- stond te voorspellen en reeds begon de rooskleurige dageraadden oostkant des hemels te verlichten. Al de aanwezigen warer. gewel dig ontroerd, niettegenstaande het ruwe kerels waren en het was met het aangezicht bleek van aandoening dat de brigadier zich om wendde en aan zijn mannen bevool deze droevige plaats te verlaten. Echter nam hij er twee uit, om met geladen karabijn de verminkte overblijfsels van Florus Blankaert te bewaken tot den tijd dat hij met de bevoegde overheden terug zou komen. Verders deed hii de koorden losmaken waarmede burger Tram gebonden was, en na hem de menotten aan de handen te hebben gedaan, wierd de schelm onder geleide der gendarmen,naar de stedeüjkegevangenisgebracht. Laurent Peers en Steven Vinck waren genoodzaakt den brigadier bij den Policie-commissaris te volgen om hunne verklaringen te doen; echter hadden zij, terwijl de toebereidsels met burger Tram wierden gemaakt, eerst vooral Pikaar op den berg in de aarde ge dolven, want Peers wilde niet gedoogen dat zijn oude vriend, onbegraven zou blijven liggen; om dit werk bekwamelijk uit te voeren hadden zij de spade gebruikt waarmee men gewoonlijk in den molen de gemalen schors in de zakken.schepte; en daar de berg waarop zij zich bevonden, samengesteld was van zavelachtigen grond, was hun dezen laatsten dienst dien zij aan Pikaar wilden be wijzen, zeer wel gelukt Niettegenstaande de Commissaris ziekelijk was, maar de zaak zoo gewichtig was, vergezelde hij bun bij den Meyer der stad, die alles behoorlijk opnam en aanstonds bevel gaf om de overblijfsels van Florus Blankaert naar het burgerlijk hospi taal over te brengen. Ook wierd nog denzelfden voormiddag het gepletterd lijk van Karei Klinke, met behulp van koorden, uil den strafput opgehaald en gaf de bevoegde overheid bevel, deze gevaar lijke kuilen te vullen. De zon schoot reeds hare verkwikkende stralen op het oude Gra- ven-Aalst, toen eindelijk Laurent en Steven verlof kregen om te vertrekken; de Meyer had hunne handelwijze hemelhoog verheven, hen in den naam der Fransche Republiek zeer geprezen en eene treffelijke belooning toegezegd. De beide oude boschwachters lieten zich aan dit alles weinig gelegen en waren voldaan van zich te mogen verwijderen. Zij speis. terden in een bijgelegene herberg en dronken aldaar een hartver sterkende druppel, en na wat te hebben gerust, begaven zij zich vooraleer de stad te verlaten, naar de woonst van den Graaf Gaston omdat Laurent hem eerst vooral al hun wedervaren wilde verhalen. Daar vernamen zij eene schrikkelijke tijding. ('c Vervolgt). Te Montigny-sur-Sambre, een vrouw van 60 jaar, zekere Eugenie Secrètne, verslaafd aan den genever,is dood gevonden in haren kelder; ze verborg aldaar genever in eenen waterbak, en is in dien bak verdronken.... Dierampzalige dronkenschap! Men vroeg op 't exaam der kieziug te Dendermonde, de slechte gevolgen der dronkenschap, en een schandere vent van Denderbelle schreef als- volgt: De dronkaard stelt zich bloot aan twisten en krakeelen; hij valt in armoede; hij krenkt zijn gezondheid.... Een souverein mid del om van jongsaf eenen schrik in te boezemen tegen de Dronken schap, is 't boeksken uitjjplechelen aan 0,06 c. te koop in onze Bureelen. RECHTBANKEN. gDIEFTE EN MOORD TE PARIJS. D'Assisen van Brabanthebbeneengrootschelmstuk te beoordeelen, gepleegd te Parijs en waarvan de vermoedelijke plichtigen zijn Beglein, belg, en Blin, franschman, twee handelsreizigers, maar twee luie vaddige geuzen van d'ergste soort, roe pende Doodal dooden willende lekker leven, zonder 'ne slag te werken. Ziehier hoe de misdaad gepleegd werd: Te Parijs, rue Palais Royal, woont de goudsmid Prestot. Op Sinxen van dees jaar was hij 's avonds naar den theater met zijn vrouw en de winkeldochters, het huis latende onder de bewaking van de dienstmeid Cesarine Lorrière. Een der winkeldochters, madam Beglein, van haren man gescheiden, komt eerst thuis rond 10 ure en vond de dienstmeid dood liggen op den grond.Zc gaat den Meester roepen en de Policie, men komt en bestatigt eene diefte van 40,000 fr. juweelen. Madam Beglein zegt dat zij dien namiddag haren man heeft gezien, het huis beloerende. Aanstonds wordt naar al de groote steden kennis der diefte gegeven en den 17 Mei treft de Policie in een slechte kaberdoes van Brussel, 'ne ke rel aan die met 't geld speelde, gelijk de dronkaards met hun leven, en

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1883 | | pagina 3