GASTON BLANKAERT Eerste Binders van Vlaanderen^ VERHALEN UIT DE VOORGAANDE EEUW. of de Haar 't uitgebreid werk van S. Van der Gucht, Kunstschilder t'Aalst. 51e Vervolg. XLI. DE TOEZICHTER BERTUS, VERDWENEN. Wij moeten niet zeggen dat Laurent Peers en zijn gezel Steven gejaagd waren om al de gevarendheden van dien wreeden nacht aan Graai Gaston te vertellen. Doch bij hun intreden wisten zij niet wat denken van den huisknecht Joannes Snep die er toch zoo verstrooid en bedroefd uit zag; zijn eerste woorden waren: Brengt gij misschien nieuws van M' Bertus? Van M. Bertus? vroeg de opperboschwachter met verwonde ring, 't zijn gansch andere zaken die wij u komen meêdeelen! Ach, sprak de huisknecht, M. Bertus is nog niet terug; hij is weg van gisteren na den noen!M Bertus verdwenen! riep Peers. Niemand, vervolgde Snep, niemand weet er iets van te zeggen; ge kunt denken in welke gesteltenis wij den nacht hebben overge bracht; mevrouw is om de dood te sterven en de Giaaf en zijn edele zuster verkeeren in de grootste onrust. Bertus verdwenen! herhaalde Peers, en bracht de hand al peizende aan zijn voorhoofd; Joannes,breng ons rap bij den Graaf, ik kan raden waar M. Bertus is; laat ons spoed maken, want de zaak lijdt geen vertoeven! De knecht bracnt hen naar de voorkamer, waar geheel het huis- houden vol achterdocht te samen was vergaderd; de twee bosch wachters stapten binnen en Peers, na met haast te hebben gegroet, sprak driftig tot zijnen ouden heer:M' de Graaf, zeide hij, ik weet waar M. Bertus is verbleven; als ik gisteren middag vroeg of bakker Garrier, die voortijds wegens de moord der moei van Karei Klinke werd gestraft, dezelfde Garrier was die nu gemeenschap houdt met de Binders, antwoordde mij de heer toezichter, dat hij veel voor Garrier had gedaan en hij niet geloofde dat het dezelfde persoon kon wezen, maar dat hij mij vóór negen ure van den avond deswe gens volkomen onderrichting zou geven. Hij is kort daarna vertrok ken, ik geloof vcnterdekke vastelijk dat htj naar Meldert is gegaan! Maar, merkte de Graaf op, Meldert is zoo ver niet afgelegen, hij zou immers lang thuis moeten zijn. Kwest, heer Graaf, kwest wat de heer toezichter aldaar over gekomen is, ontstelt u echter niet al te zeer, want ik snel hem met Steven Vinck dadelijk ter hulp! Wees toch niet te haastig en neem eerst eenige verversching, zegde de Graaf, die zag dat zijn oude opperboschwachter van driftigheid beefde. Wij hebben reeds een stuk op d'hand genomen, meende Peers, wij zullen van honger niet sterven; blijf intusschen welgemoed, ik zal trachten spoedig terug te komen, want ik heb u nog vele en schrikkelijke dingen mede te deelen. En Laurent Peers en Steven Vinck liepen als verdwaasd de woonst uit van den Graaf. Toen zij buiten kwamen, hield Laurent zijnen makker staan: Zouden wij niet wijselijk doen, zegde hij, ons naar het Policiebureel te begeven en twee gendarmen tot onderstand te vragen? misschien gaat jr gevochten en bloed gestort worden; en niettegenstaande ouzen goeden wil, zouden wij met tweeën te kort kunnen schieten en kan onze vermetelheid door't gerecht ten kwade worden geduid Dit is een goed gedacht, gaf Steven tot antwoord, wellicht komen wij reeds te laat om den ongeluksigen toezichter te re Iden en men kan niet weten water zou kunnen gebeuren. Zoo gezegd, zoo gedaan, zij begaven zich bij den Policie-kom missaris, die hun zeer wel ontving en bereidwillig eene toelating teekende, waarmee zij zich dadelijk naar de gendarmerie begaven. De brigadier, dien zij den vorigen nacht hadden leeren kennen,was er nog aanwezig, hij drukte bun vriendelijk de hand c.n hij bood zich aan om hen met een zijner manschappen te vergezellen. Dit wierd gretig aangenomen; de twee gendarmen kleedden zich als burgers en de karabijnen en pistolen werden geladen. Slechts een kwartier uurs daarna verliet het viertal met gezwin- den pas de stad, naar de welbekende parochie van Meldert.... Laurent Peers had juist geraden, Bertus Buysschers had zich inderdaad kort na den middag, zonder iemand te verwittigen, naar Meldert begeven, hij had eertijds al gedaan wat hem mogelijk was om bakker Garrier uit de gevangenis te bevrijden en hij had den- zelfden bakker altijd zoo wel kunnen lijden dat hij niet kon gelooven dal dezen, die altijd eerlijk had geleefd, tot hut slecht overgeslagen zou zijn. Daarin had Bertus het volkomen mis: bakker Garrier was onrecutveerdig veroordeeld en als eerlijk man in de gevangenis ge stopt, dit was waarheid, maar hij was aldaar allengskens door zijne medegevangenen tot in den grond bedorven. Te dien tijde en zelfs nog lange jaren nadien, verkeerden de mis dadigers in het gevang gemeenzaam bii elkander, de sterksten en meest boosaardigsten wierden doorgaans het meest geëerd en men dreel den spot met aldie denschijn van deugdzaamheidkonhebben. Men had Garrier van lieverlede doen gelooven dat detoezichter van den Graaf, op welkers genegenheid hij gedurig roemde, niets had gedaan ten zijnen voordeele en misschien gansch tegenovergesteld had gewerkt. Hoe is 't mogelijk, zegde men hem, indien de toe- sichier slechts een woord ten .uwen voordeele aan zijnen heer had gesproaeu, gij uwe vrijheidniet zoudt hebben behouden! hij die zoo macntig is, zou u wel verlost hebben, al waart gij dubbel plichtig geweest; waarlijk, men moet onnoozel zijn om dit niet te kunnen beseffen. Garrier schitterde in 't geheel niet door zijn verstand en hij begon het gezegde zijner medegevangenen te gelooven. Ook verkeerde hij veel met eenen fiel die to; 5 jaar was veroordeeld voor diefte; deze schelm was genaamd Piet ;r La Marche en het scheen dat hij zich als eene taak had opgelegd, alle gevoelens van eer uit het hert van deu bakker te bannen. Hij schilderde hem de wereld af 'is bestaande uit twee soorten van menschen, de eene die bedriegen en de andere die bedrogen worden; en de rijken waren volgens hem niets dan gelukkige dieven. Hij kon dit al zoowel zeggen en Garrier geloofde dit alles zoo goed, dat slechts vier jaar daarna, toen La Marche het gevang verliet, hij volkomen doortrokken was door de grondregels van dezen zonderlingen meester. Ja, bijzoover dat hij niet meer behoefde onder te doen voor de meeste schurken. Toen nu eindelijk ook zijne gevangenisstraf was uitgedaan, verliet hij insgelijks het gevang als een slechten mensch, hij die er als een onschuldige martelaar ingetreden was. Na zijne vrijstelling trok hij naar zijn gebortedorp van Meldert terug, hij schafte er zich een huisje aan, dat aan den uitkant der Parochie stond en dicht aan de bosschen grensde. In het gevang had hij het stoeldraaien geleerd, daar scheen hij zich nu meê te ge- neeren, maar in der waarheid leefde hij meest van hetgeen hij bij nacht ging stelen. Hij trad weldra in een tweeden echt met de we duwe van een oude dief, die slechts een jaar was overleden, vandaar kwam zijne nog meerdere kennis met moorders en binders. Dit alles was onbekend aan Bertus Buysschers, hij had wel reeds verscheide maal van Garrier hooren spreken en wist ook zeer wel waar hij woonde, maar hij had niet betamelijk geoordeeld zijne oude kennis zoo aanstonds te gaan bezoeken, denkende met gegrondd» reden, dat het de plicht was van den bakker, om hem eerst vooral te komen bedanken voor al hetgene hij ten zijnen voordeele had bewerkt, want het was eene gekende zaak, dat zonder zijne voor spraak, men den kerel ter dood zou hebben veroordeeld. Lang had hij dit bezoek afgewacht; hij was zelfs verwonderd geweest dat de bakker er zoovele dagen mee vertoefde, doch allengskens had hij hem volkomen vergeten. De goedaardige toezichter vervoorderde dan zonder eenig kwaad vermoeden zijnen weg, liet de dorpplaats van Meldert aan zijne linkerhand en begaf zich naar het huisje, door Garrier bewoond, dat op het uiteinde der Parochie, langs den kant van Molhem, dicht aan het gebosch, gelegen was. De gewezen bakker had sedert drie dagen eenen kostkooper aan- veerd, die nu bij hem inwoonde; het was eenen doorslechten, maar tevens sterk gespierden schelm, die hij in het rasphuis had leeren kennen, genaamd Lammen Van Dries. Het kon vier uren namiddag wezen en Garrier zat met zijne vrouw en nieuwen vriend aan tafel, waarop zij gespeisterd hadden, gemeenzaam te p aten. Het geval wilde juist dat het gesprek uitkwam op de onrechtveerdige gevan genisstraf, die de bakker had ondergaan en deze, door de herinne ring aangehitst, braakte de afgrijselijkste verwenschingen uit op Bertus Buysschers, die volgens hem, de oorzaak had geweest van al zijn lijden. Indien, zegde hij, ik dezen valschen vriend eens zonder getui- genen onder mijne handen had, zou ik hem wel duizend dooden doen sterven. Hebt gij elkander nog niet ontmoet, vroeg Lammen Van Dries, van den tijd dat gij het rasphuis hebt verlaten? Neen, gaf Garrier spijtig tot antwoord, ik had altijd gedacht dat hij mi] eens zou hebben komen bozoeken en ik was het eens met mijne vrouw om hem het zijne te geven, maar.... Indien hij waarlijk schul dig is, viel Lammen in rede, zal hij wel wacnten van zieh bij u aan te bieden Wie weet wat er zou kunnen gebeuren, hij is onwetendedat ik zijne valscheid ken; en zoo geraakt de vogel allicht in de klip. Bertus Buysschers is ook mijnen vijand, gromde Lammen en ware ik hier gevalliglijk aanwezig, als hij de dwaasheid begaat van in huis te komen, zou ik met liefde een handje willen toesteken om u over hem te helpen wreken, want zie, iK kan den toezichter niet lijden, zoomin als den opperboschwachter Laurent Peers. Dit is oogden ouden haat van den tijd dat gij wildstrooper waart? Laat het zoo wezen. Ewel, in 't kort zult gij over Laurent Peers gewroken zijn twee machtige Binders der stad hebbeu zijne dood gezworen. Ik wenschtte dat gij de waarheid spraakt, makker. Hetgene ik u zeg, is geheel zeker, bsvestigde Garrier, en zich tot zijne vrouw wendende: Nolle, zegde hij, breng de flisch eens voor den dag, wij zullen er vandaag eens ein doof ken op zetten! De vrouw stond recht, nam eene met genever gevulde flesch uit de schapraai en drij glazen, die zij op de tafel plaatste en vulde. Nu op de dood van al onze vijanden, sprak bakker Garrier, een glas vastgrijpende. En op hst gelukken onzer disventochten. ver volgde Lammen Van Dries. Eu ik, zegde het wijf, drink om u te believen, op beids uwer wenschen! Garrier bracht het geueverglas aan den mond,toen er zachtjes op de voordeur werd geklopt: Binnen, sprak hij, deukende dat het misschien een ambtgenoot was. De deur ging open en Bertus Buysschers trad in de kamer, met een vriendelijke lach op de lippen.('t Vervolgt.) KERKELIJK NIEUWS. Z. H. Mgr. Goossens is Atrisbisschop van Mechelen benoemd. Hij werd geboren te Perck, bij Leuven, in 1827, en heeft in Mechelen gewichtige plaatsen bekleed, tot in de maand juli van dees jaar, alswanneer hij Bisschop van Namen wierd benoemd. God geve den eerbiedwaardigen Kerkvoogd een lange en zalige regeering! De plechtige uitroeping van den Aarts bisschop zal plaats hebben te Roomen ineen groote Kerkelijke Vergadering,rondKerstdag. Dit verheven Herdersambt was eerst den Bisschop van Brugge aangebodea, doch Mgr Faict heeft gevraagd om te mogen weigeren, ingezien zijn gevorderde ouderdom. Ze schrikken in Frankrijk een Bedevaart van Boetveerdigheid naar 't H. Land op 23 april 1884: 600 fr. voor 1', 450 fr. voor 2' en 300 fr. voor 3" plaats. Er is nog veel goeds in Frankrijk, ai is de krawatterij der groote steden en der bedorvene dorpen erg en wreed. Konden de Franschmans herdoen, ze zouden liever hun bloed geven, als die olüciéele Meesters te laten geworden gelijk er gedaan is.... Ze leerden d'onverschilligheid,waarop de godsdienst haat volgt.Heden vrijdag, Feestdag van den apostel St Andrea's, broeder van Sinte Pieter en die met hem aanstonds bereid was, als de Zaligmaker zegde: Volg mij, ik zal van u mensciieavisschers maken. Na d'Hemalvaart ging Andréas het Geloof verkondigen naar Schitia, Epiriën en Thracië, en Achaia; in deze laatste streek werd hij gevangen; de menigte, door hem bekeerd, wilde den Aposte

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1883 | | pagina 3