GASTON BLANHAERT Eerste Binders Tan Vlaanderen., f of de VERHALEN UIT DE VOORGAANDE EEUW. Staar 't uitgebreid werk van S. Van der Gucht, Kunstschilder t Aalst. 52e Vervolg. XLIL ARME BERTUS BUYSSCHERS Bakker Garrier, de toezichter Bertus Buysschers ziende inkomen, was zoo aangeslagen dat hii zijnen drank vergat uit te drinken en ztjn glas wederom op de tafel plaatste. Goeden dag, oude vriend, aegde Bertus, ik groet u met uw gezelschap; hoe staan de zaken? voorzeker goed?fk kom u zoo eens bezoeken. De zaken staan opperbest, antwoordde de Dakser, die nu schielijk was bedaard, maar op welks wezen een helsche lach zweefde. Dit kan ik raden, beste vriend, want ik geloof, indien het anders ware, gij uwe oude kennis zoudt hebben komen vinden, die zich zou verhaasten om u te helpen Gij hebt waarlijk te veel goedheid, mijnheer, antwoordde Garrier; zie, gij kondet mij niet meer vermaak aandoen dan mij zoo juist dezen namiddag te komen bezoeken. Hoe zoo? Wel, om eens getuige te zijn van een seer curieuze zaak, waarin mi|n gezel en mijne teerhartige wederhelft mij een behulp zame hand hebben aangeboden;en ik denk dat zij hunne belofte met hebben vergeten? In het geheel niet, sprak Lammen Van Dries. Ik ook niet, zegde de vrouw. Het moest wel zijn dat de wezenstrekken dei sprekers schielijk een onheilspellende uitzicht aangenomen hadden, want Bertus scheen opeens wantrouwig te worden; hij bleef staan en vestigde au beurtelings een ondervragende blik op het drietal, die nu ook van hunnen stoel recht waren gestaan. Nu, een, twee, drie, zegde de bakker en het spel is genepen! En zij vielen gelijktijdig op den goeden en eerlijken Bertus die dit in het geheel niet vermoedde, wierpen hem op den grond, sta ken een prop in zijnen mond enbonden hem aanbanden en voeten. Inmiddels sloot het wijf de voordeur in het nachtslot om niet verrast te worden. Zie, beste vriend, zegde Lammen Van Dries tot bakker Gar rier, nu is uw wensch vervuld, de toezichter is in uwe macht, vrij nu aan u van hem volgens uw gezegde, duizend dooden te doen sterven. .---S Beteren dienst dan gij mij hebt bewezen, gaf Garner tot ant woord, zich vergenoegd de handen wrijvende, zoudt gij mij niet hebben kunnen doen; het is door uwe medehulp dat ik den scnijn. heiligen schelm onder mijn handen heb gekregen, en daarvoor zal ik u beloonen! Ik wil dat gansea de opbrengst der eerste plunde ring die wij te samen ondernemen, door u alleen worde gcnocan. Dit is al wel, maar wat schikt gij nu met uwen gevangenen te doen? - Sterven moet hij. Zijne dood heb ik gezworen! Zeer wel, maar ik ware in uwe plaats, ik droeg hem naar achter, legde hem met het hoofd over uwen beerput en sneed hem de stroot af met een slecht snijdende broodmes, daarmee zou hij veel lijden en het bloed zou u niet kunnen verraden; en wat zijn romp betreft, die kunnen wij bij nachts in het bosch in de aarde delven. Die dood ware al te zacht, meende Garner. Indien ik meester was, zegde Nelle, ik pelde hem de nagels uit de vingers en teenen, dan sneed ik hem den neus en ooren af en na hem zoo een uurtje of twee te hebben laten liggen, brandde ik hem de ooaen uit het hoofd met een gloeiend ijzer! Bertus, die alles hoorde wat men zegde, maar niet spreien kon, trilde in al zijne leden. ffigDe bakker bleef eenigen tijd in overweging: Neen, zegde hij ein. deliik.-.neen, ik wil geene bloedstorting, echter zal ik den scaijn- heiligen doen lijden,en dat veel; luistert: wii zullen hem achter aan het verkenskot dragen, daar maken wij 'ne put en plaatsen hetn tot aan het hoofd in den grond, roepen zal hij niet doen, daar wij de prop in zijnen mond laten steken. Dan vullen wij de put zunrng toe en laten hem zoo met het hoofd alleen boven de aarde staan, totdat hij van honger en dorst zal kreveeren! Dat is ook goed, zegde het wijt;entoen wij zien dat hij honger krijgt, stel ik een schotel met eten voor zijnen neus en een glas van het beste bier. Makker, sprak Lammen tot Garrier, uw gedacht is beter dan het mijne echter wensch ik u veel geluk met uwe Nelle, waarlijk, die vrouw is zeer vindingrijk, ik geloof dat gij dit mensch in de hel hebt gaan zoeken. En allen begonnen schetterend te lachen, terwijl den ongelukki ge tusschen zijne banden sidderde. Toen men uitgelachen was, nam men eindelijk den eerlijken Bertus op en droeg hem naar den achterlijst van het huis, tot aan het verkenskot, waar men hem voorioopig neerlegde. Inmiddels stam bakker Garrier eene spade en begon den put te d :lven die aan den onsc'nuldigen toezichter tot een levende graf was bestemd. Men ging daarmeê vrij lang«aam te werk, toen Garrier moei was van delven, wierd hij vervangen door Lammen Van Dries; toen de put een behoorlijke diepte had, plaatste men er Bertus in en men vulde dat nieuwsoortig graf met aarde tot aan zijnen hals. Zie, zegde Nelle, wij krijgen hier zeer weinig bezoek, maar ik zal hier een ledige waschkuip plaatsen enals er aangeklopt wordt keeren wij die over het hoofd van den toezichter, alzoo zullen wil piet verraden worden. j -i_ i i Dit is een goed gedacht, antwoordde deoakker,doch ik geloot dat wij dit niet noodig zullen hebben. Wie weet, meende de heks, alles is mogelijk. Nu begon het schelmsch dri^'1 :;r* bal dadigheid aan den half begraven toezichter loe te brengen; het ware te lang al de eerloosheid te verhalen, die zij hem deden verduren, zonder dat dezen kon raden om welke rede hij zoo wreedaardig werd behandeld, van iemand dien hij nooit iets had gedaan dan goed. Het was reeds avond, toen dit helsch gespuis, eindelijk vermoeid van hun lafheriig spel, zich naar binnen begaf om aldaar door den drank hunne vreugde te vieren. Middelerwijl stond de ongelukkige Bertus eene dood af te wachten die voorzeker maar zeer langzaam zou komen. De killig heid der aarde deed zijne leden trillen en hij was bijtijds gansch buiten zich zeiven van schrik; hij hoordegeruimen tijd bescheidelijk in het huis zijne beulen lachen en zingen, totdat eindelijk alles was stille gevallen en zij afgemat en dronken, zich tot slapen hadden begeven. De maan scheen helder en de sterren flikkerden aan den hemel, hij sloeg zijne oogen omhoog en stuurde tot Dezen, die alles van niets heeft geschapen en zonder wiens toedoen, geen haar van het hoofd zal verloren gaan, een hartelijk gebed. Nu begon hij ook te denken op Cecilia, zijne huisvrouw en zijn teeder kind, alsmede aan al zijne nabestaande bloedverwanten. a Helaas, sprak hij in zich zeiven, wat zullen zij angstig mijne terugkomst verwachten, van mij, die nu reeds al begraven ben en aan de wereld niet meer schijnt toe te hooren! En ziltige tranen liepen over zijne bleeke wangen. Maar nu begon vaD lieverlede zijn hoofd onstuimig te ruisschen, het was alsof er een groot onweer in losgeborsten was, waarna hij in eene soort van gevoelloosheid verviel. Echter kwam hij langzaam tot zich zeiven terug; hij opende de oogen en nu zag hij in zijne verdwaalde hersens gansche rijen van geesten, in witte begraafkleé- ren gehuld, voor hem henen zweven; zij be?agea hem met medelij den en reikten bevende de hand.... de gemartelde sloot weer de oogen, zijn einde scheen te naderen en alles verdween allengskens uit zijn gezicht; alleenlijk een heldere klaarte scheen hem van om hoog te blijven bestralen en hij boorde in de verre verte, als een zoetluidende gezang, misschien de liederen der Engelen, die tus schen het geklank hunner gulden harpsnaren, zijne bedroefde ziel uit den kerker zijns lichaams kwamen verlossen. 's Anderdaags bescheen de zon reeds lang den aardbodem, als het moordenaarsgezin van bakker Garrier nog gedompeld lag in eenen loodzwaren slaap; 's avonds te voren hadden zij dapper gedronken en de dampen van den drank benevelden nog hunne oogen.^ Nelle ontwaakte eerst; het was reeds meer dan negen ure 's mor- gends, toen zij behoedzaam, zonder haren man te wekken, zich uit het bed liet glijden en op hare teenen naar achter sloop, om, voor aleer he't ontbijt klaar te maken, eens te gaan zien naar den staat van den rampzaligen Bertus. De helleveeg was bekommerd of de toezichter niet reeds opgehouden had van te levsn en of zij niet gedwongen zou hebben geweest hare folteringen te staken. Toen zij aan het verkenskot kwam en het hoofd aanschouwde, zag zij niets dat haar aanmoedigen kon en zij twijfelde niet een oogenblik of het slachtoffer was dood! Immers, ziira aaneezipht was paarc d« oogen gesloten en aan zijn mond kleefde cr schuim. - Ik had het wel gedacht,zegde zij,tusschen eenen afgrijselijken vloek, dat de toezichter in dien staat niet lang zou hebben kunnen leven, de vent was veel te zwak om dergelijke zaken te onaerstaan! Dit was aide zwarigheid dat dit helsch wijf over den eerlijken Bertus maakte; zij ging naar binnen,aanstak bet vuur in den haard, hing den moor met water gevuld erov :r en begon koffij te malen. Terwijl zij daarmeê bezig was, wierd er schielijk op de voordeur geklopt. Nelle, niet wetende wat personen het konden zijn, liep naar achter, zette de waschkuip over het hoofd van Bertus en spoedde zich weer naar binnen, maar vooraleer zij tot de deur was genaderd, bonsden er twee, drij zoo geweldige slagen op de deur dat er het huisje van dreunde. In den naam van de wet, opent uwe deur! klonk eene zware stem van buiten. Vervolgt.) Een Soldaat bestolen. Och sukkelaars, waar zijn uw arm zinnen, van te gaan bestelen een soldaatje dat dronken ligt... Wie heeft dat willen doen? Hoort: Drij landloopers t'Antwerpen, op den hoek van de Kromme-EUeboogstraat, als ge dat weet liggen, tegen de Plantyn-kaai; er lag daar zaterdag nacht een soldaatje te slapen en de landloopers wilden hem 't laatste censkea uit den zak lialen; maar de PolicLe ziende, namen zij de vlucht; 2 zijn er reeds aangehouden; ze kwamen regelrecht uit 't Pensionnaat van Hoog- straeten; in plaats van te verbeteren, ze verslechteren daar; van kleine dieven worden het groote; nauwelijks uit d'handen van den Staat, zo be geven zich tot de Schelmstukker ij... Die van dees feit geen gevolgtrek king neemt, heeft geen verstand van de gazetten te lezen. Te üercheu is nu een offieiéele Meester die moest Peter zijn; Ik verzaak aan den duivel en aan zijn pomperijen, sprak de Pries ter; en meester officiéél antwoordde: Ik verzaak niet aan den dui vel'. Kadé is als peter geweigerd. Zal Meester Van Hurabeeck zijnen Specialen niet zenden? Tusschen dit en drij weken hebben er vier voorname Geuzenmeesters moeten hun ontslag geven. Die niet bidt, leeft slecht! Van Biervliet, geuzenon Jerwijzer te Brussel, is moeten veroordeeld worden tot 15 jaar gevang. Te Brussel heeft de Policie van Etterbeek aangehouden, zekere Van der Smis sen,een gevaarlijke bandiet,reeds 11 keeren voor diefte geprisond; teStGillis zijn er slechte zaken ontdekt, waarin een dochter van treffelijke Ouders gewikkeld schijnt. Deftig leven, dat is 't geluk en den vrede. T'Etterbeek, Brussel, vragen ze 5 gendarms en een brigadier, om de stekelverkes te bedwingen; ie loopen er met bendeu'van 50 man. Te Mechelen in de Milsenstraat, beeft een jongen zijn moeder mishandeld; de veroniweerdigie geburen zijn om de Policie geloopen; Zondag nacht hebben ze t'Antwerpen willen stelen in de Diamantslijperij Van Spangenstraat; in den omtrek der Ossenmarkt durven de menschen 's avonds niet meer opendoen, omdat er benden zijn van 10 man, die binnenspringen, Af» "WAIT loopen. Er wordt meest gestolen in "t omliggende

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1883 | | pagina 3