m Vergadering t' Aalst. Eewte Hinders Tan Vlaanderen» «f de VERHALEN UIT DE VOORGAANDE EEUW. Kaar 't uitgebreid teert van S. Van der Gucht, Kunstschilder t'Aalst. 54° Vervolg. XLIIII. ONRUST EN ANGST IN AALST. Laurent Peers, Steven Virsck, bijgestaan door den brigadier der gendarmen en een zijner mannen, waren in hunne onderneming een weinig teleurgesteld; Laurent had Bertus Buysschers verlost, en dit was veel, ja, seer veel, maar zij waren genoodzaakt zonder gevangenen door te gaan, zelfs had men de dood van den gendarm te betreuren. Inmiddels begon Bertus zijn bloed vrijer door de aderen te loo- pen en hij gevoelde zich veel beter, na een half uurtje rust gaf men hem een weinig te eten en weldra was hij in staat om aan den arm van den Pastor van Meldert en Laurent Peers het moordenaarshuis van bakker Garrier te verlaten. De oude opj»erboschwachter geleidde henanaar het kasteel van Meldert. Hier beval hij den toezichter aan de zorg zijner vrouw Stiene en Rika, zijne dochter, men legde hem op een zacht bed, terwiil de eerbiedweerdige Priester, gelukkig van zijne herken- tenis. om zoovele genotene weldaden te kunnen betoonen, zich aan het ledekant plaatste om zijnen vriend Bertus bij te staan en te troosten. Ondertusschen begaf zich de brigadier der gendarmen met Ste ven Viock naar den Meyer der gemeente, die weldra, bijgestaan van zijnen champetter, hen naar het huis van Garier vergezelden, om aldaar alles aan te teekenen en behoorlijke huiszoeking te doen. Men vond er volledige dievengereedschap en valche sleutels, maar zeer weinig geld... Men bestatigde de dood van bakker Garrier en zijne vrouw, alsook van den gendarm, die in het uitvoeren van zijne plicht, zoo ongelukkig was gesneuveld, waarna men de deur toezegelde en vertrok. Het was slechts drie uren namiddag toen dit alles was volbracht en Laurent Peers dacht voor goed om met zijnen makker enden Brigadier naar Aalst weer te keeren, ten einde de Graal met gansch zijn huisgezin en wel bijzonderlijk ds gemalin van Bertus gerust te stellen in den angst, waarin zij verkeerden; hij gaf zijn voornemen aan den toezichter te kennen, deze keurde die voorzorg goed, maar altijd bezorgd om zijne lieve Cecilia niet te zeer te ontrusten, scheurde hij een vel papier uit zijn handboekje, dat hij altijd bij zich had en schreef met potlood een briefje, waarin hij zijn lang wegblijven toeschreef aan een schielijken toeval, die aan de stellin gen van het kasteel waren gebeurd cn die hij genoodzaakt had ge weest te bewaken. Hij behandigde dit briefje aan den getrouwen Peers,met verzoek dit aan zijne Cecilia over te geven en met sooveel omzichtigheid mogelijk over zijn wedervaren te spreken. Laurent beloofde alles behoorlijk te zullen volbrengen en het drietal vertrok kort daarna naar Aalst, alvorens eerst wel te hebben geëten en een goede flesch te hebben geledigd, verheugd dat zij waren van alles zoo gelukkig ten uitvoer te he.bben gebracht. Terwijl deze zich terug naar de stad begaven, was men ten huize van den graaf Gaston Blanckaert vol achterdenken over Bertus Buysschers; bijzonderlijk Cecilia was ontroostbaar over het lang wegblijven van baren gemaal, dien zij niet meer levendig hoopte weer te zien. De jeugdige vrouiv stortte overvloedige t/anen en drukte haar klein zoontje aan de borst, weike insgelijks weende 'an zijne moeder te zien weenen, zonder zijn ongeluk te kunnen beseffen. Helaas! snikte de teerhartige vrouw, terwijl zij den kleinen Gaston met hare tranen bevochtigde en geestdriftig zoende, onge lukkig kind,waar afneelisel van m jnen beminden echtgenoot,dien ik voor eeuwig heb verloren! helaas, nog zoo jong en reeds vader loos, want uw vader is zonder eenigen twijfel door laaghartige schelmen vermoord! Te vergeefs trachtte bate moeder, de edele Clara van Montalvan haar te troosten en te vergeefs bracht de Graaf bij, dat zoolang Laurent Peers niet terug was gekomen en men niets stelligs had vernomen, zij alle hoop niet opgeven moest; dit alles bracht niets bij als om hare droefheid te vergrooten in plaats van dezelve te lenigen. Laurent Peers, toen hij 's morgens achter Bertus was gaan zoe ken, had den Graal zoo schielijk verlaten, dat hij den tijd niet had gehad om hem te verhalen wat er al gedurende den nacht voorge vallen was. Gaston wss dan niet weinig verwonderd om vijf ure namiddag het bezoek te ontvangen van den Commissaris der Po- licie en Coorenbyter de Griffier. Men had het geld dat bij Dujardin was gestolen, meest al terug gevonden in de-zakken der gesneuvelde Binders. Burger Tram had bekentenis gedaan, en het Gerecht had van den berooiden leveran cier volkomene onderrichting ontvangen en ten zijnen huize den diefstal gaan besiatigen, dit alles had tijd noodig gehad; geen won der dat het reeds laat in den namiddag was als de beide beambten zich bij den Graaf aanboden. De Commissaris leed alsdan reeds aan een kwijnende ziekte, die hem cenige jareu naderhand ten grave sleepte; echter had hij zich verhaast, ondanks zijne zwakke gesteltenis,den Graaf over de dood van zijn broeder volkomen onderrichting te komen brengen; het was een deftig en statig man, die dit als eens plicht aanschouwde. Zij wierden door Gaston zeer wel ontvangen, en het was met veel voorzichtigheid dat de Commissaris het droevig nieuws meedeelde. Niettegenstaande de voorbeboudenheid die men gebruikte, was de Graat zeer aangedaan geweest over de ongelukkige dood zijns broeders en hij had al zijne krachtdadigheid noodig om zijne ont roering te overmeesteren, welke hij in de tegenvvoordigheid'van de twee fransc'ae ambtenaren wilde verduiken; echter maakte hij van de omstandigheid gebruik om al de bijzonderheden van bet verdwii- nen zijns neefs aan den Commissaris op zijne beurt mee te deelen. Deze luisterde met veel deelneming naar hetgeen Gaston hem zegde; toen bleef hij een weinig in zijne gedachten verslonden, Burger Gaston Blar.kaert, sprak hij, nu sedert korten tijd begint de stoutmoedigheid der moordenaars en binders te verJub- belen; men dacht dat ze schiers gedempt waren, doch sedert dit de gendarmen ten deele ons departement hebben verlaten cn deze die er nog ziin, genoeg te doen hebben om derefraktt.urs op te zoeken, wordt hunne vermetelheid schiers ongcloofelijk groot; ik t wij fel dan geenszins of uw neef is ergens in hunne handen gevallen en gedood. Mijnheer, stamelde de Graaf, schrikkelijk verbleekende, wat staat mij nu te doen?... Burger, antwoorde de Commissaris, alle hoop is nog niet verloren, ik zal mijne plicht trachten te kwijten, zooveel het mij mogelijk is; vooraleer tien minuten verloopen zijn, zend ik al de gendarmen die de stad van Aalst kan beschikken, tot onderstand van hunnen brigadier, die dezen morgend met een zijner mannen en twee uwer voormalige boschwachters achter burger Buysschers zijn gaan zoeken, en ik twijfel weinig of wel ;ra zai er licht in die duistere omstandigheid komen. Zoo sprekende, stond hij schielijk recht van zijnen stoel, greep naar zijnen stok en hoed, die hij inkomende, op een meubel bad geplaatst en zich lot den griffier wendende: Kom, Coorenbijtcr, zegde hij, wij mogen hier niet langer vertoeven. Coorenbijter was een hartlooze schoeffelaar, verslaafd aan de overdaad, wel te verstaan, als het van 't zijne niet is, en hij had zich zelf aangeboden om den Commissaris bi) den Graaf te vergezellen, in de houp dat deze eene goeds flesch spaanschen wijn zou doen ophalen hebben. De Griffier zat reeds te waterbekken, als hij zoo schielijk begon te zien dat hij in zijne verwachting ging bedrogen worden, hij stond meesmuilende recht, s ak zijne zwarte lsêre brievente;ch, die bij uit gewoonte voor zich op de tafel had gelegd, in den binnenzak zijner jas, nam insgelijks zijnen hoed en zwaarlijk zuchtende, bereidde hij zich om zijne overheid te volgen. Maar zoo opeens glom in zijn gemoed een straal van hoop, de Graaf wilde hun, voorheen te gaan, eens bescbinken, zeggende dat hij zelf, om zijne ontsteltenis te matigen, ook een glas wijn behoefde te drinken; maar Coorenbyter had schoon de aanmerking te maken dat de edele wijn gewoonlijk het hert verkwikt, niess ie doen, de Commissaris wilde naar niets hoorcn of niets aanvaarden. Reeds hadden de twee beambten onder het uitgeleide van den bedroefden Gaston de kamer verlaten, toen er schielijk aan de voor deur hevig werd gebeld. Joannes Snep opende en Laurent Peers met zijne gezellen traden binnen. ('t Vervolgt.) Geen gerucht heeft die Vergadering der Bondgenoten van de Katholieke Volkswerken in Aalst gemaakt; Afgeveerdigden ten getalle van 60, uit Antwerpen, Gent, Iseghem, St, N'ikolaas, Wijnghene, woonden eerst een Mis hij, en begaven zich alsdan naar hun zaal van beraadslaging. De Voorzitter was een Antwerpenaar; onder de leden waren er Geestelijken en Wereldlijken, bejaarde jiersonen en jonkheden. Het eerste punt was.de Christelijkheid of de Godvruchtigheid in de Volkswerken de noodzake lijkheid dat de Geest van Christelijkheid de Volkswerken beziele, gelijk het ten allen tijde gefleurde in Vlaanderen; de Gilden en Ambachten der jaren 14, 15, 16 en 1700,van welke nu nog, zelfs de liberalen, met zooveel vaderlandsche trotschheid spreken; de Gilden en Ambachten die hun de kens op de Stadhuizen hadden en die vrijmoedig durfden spreken tot hun eigene Vorsten en zelfs tot de Koningen van Frankrijk en Engeland,leest de Reglementen der Gilden en ge zult er in zien een sterken geest van christelijkheid: De Processiën bijwonen in stoet; Missen bijwonen, ver- scheide malen 's jaars; in d'Uitvaart der Afgestorvenen aanwezig zijn dit alles op pene van boet en uitsluiting zelfs waren er Schepen-Colle- giën gelijk t'Aalst, die alle dagen Mis hoorden in een kapel op 't Stad huis... En nogtans, welke eerlijke cn manhaftige lieden! Heden nog, men staat verbaasd voor hunne edele vroomheid! Ze wilden wat was recht on wonnen wat zij wilden. I. De Godvruchtigheid; hoe zal men deze hoofddeugd verspreiden eerst en vooral met zelf christelijk te zijn; oprecht en rechtzinniglijkjzon- der overdreveiulheden; volgens staat en conditie. II. Eerbied toonen voor alles wat de Godsdienst raakt Vaders en Moeders van Familie, nimmer of nooit oen woord laten uit uwen mond komen van spot of onverschilligheid jegens godsdienstige zaken; bidden in huis en met eerbied durven bidden; die wel bidt, leeft wel; een huis waar te s .men gebeden wordt, zal een huishouden van vrede en welvaart zijn; aan de kinderen en huisgenoten toonen dat gij oprecht christelijk zijt. De Christelijkheid is de bloem der huisgezinnen; zelfs in de bitterste tegenspoeden verschaft zij troost en geluk. III. Eerbied voor alles wat de Godsdienst raakt; de Beelden van den Gekruisten God, van d'H. Maagd, van den Bewaarengel, van den H. Josof, van d'HH. Patronen, die Beelden in huis hebben op d'eere- plaats en met bewijzen van hoogachling omringen; de gebruiken gevolgd van 's zaturdags licht t'ontsteken, van de Litaniën te bidden de Geloo- vige zielen niet vergeten. De vier Hoogdagen bijzonderlijk, in alles doen uitkomen; als de Processiën voorbij ons huis gaan of als Ons Heer naai de zieken gedragen wordt, onzen eerbied toonen; zorgen dat er wijwater en palmtak in huis is, dat de kinderen 's morgends en 's avonds den ze gen ontvangen. Al deze zaken verheffen ons, en geven aaneen huishou den den stempel van orde en van woerdigheid. IV. De Christelijkheid in de Kerk. Eerbied toonen voor de Kerk gebouwen, wegens de verhevenheden die erbinnen gebeuren 't Palels des Konings, der Prinsen, der Ministers en Gouverneurs wordt dag en nacht bewaakt door 'ne schildwacht; niemand mag er dichtbij komen;tot de Kerk mag elk naderen; in de kerken zijn geen bijzondere plaatsen allen zijn daar kinderen van denzelfden God; de kerk is 't voorportaal van het Jerusalem der ware gelijkheid enbr.ederiijkheid. Eerbied toonen voor de kerken; als men voorbijgaat,den Opperheer groeten die daar verblijft; de week niet vergeten dat er Missen en Leven geschieden; 's zondags,als 't eenigzins zijn kan, d'Hoogmis bijwonen.... Indien de Koning of een zijner Goeverneurs ons moest ontbieden, zoulen wij er gaan, in een kleeding gelijk wij ons dtkwijls in de kerken aanbieden En nogtans, wat is 'no Koning, 'ne Gouverneur? Ga zien naar de Kerkhoven of er verschil is tusschen de gebeenteren van 'ne Koning of van een bedelaar? non \t.leen IS GROOTDaarbij, in de Kerk zullen wij trefleü'k n-eze!

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1883 | | pagina 3