GASTON BLANEAEaT Brief van Iflacharis. 'Eerste Binders van Vlaanderen, (Slot volgt.) Ais 't maar voorden Koning van Pruisen niet is Dieften zijn bedte- ren.binst den brand, in d'aanpalendo kamers en verschelde toeschouwers zijn bestolen. De dieven zitten te Brussel gereed naar een occasie om te stelen, gelijk de scboenkuissehers op de groote Markt. Een der beurze snijders is gezien en gesnapt. X., 26 December 1883. Zeer geachte Vrienden, Macharis kan de gele genheid niet laten voorbijgaan zonder U allen 'ne Zaligen Hoogdag te wensehen, met veel navol gende en om te beginnen, mogen de laatste dagen van 1883 goede en gunstige .lagen zijn, om met kloeken moe I en vernieuwing der Vriendschap een nieuw jaar in te treden, Wat zal 1884 ons ge ven? Niemand weet het, maar elk nieuwjaar is een blad wit papier, waarop wij moeten schrijven, en niemand zoo slecht of hij kan met goede voornemens en den bijstand alles hei-kansen en bladzijden hebben van vromen en deftigen levenswan del. En in weerwil van 't smoorachtig gesloten-weêr, ben ik op reis geweest, naar Antwerpen, voor een Uitvaart van iemand onzer Familie, 'ne jong man bijna subb-telijk aan zijn Ouders ontrukt, in den bloei zijner jaren. De droefheid die ik da»r gezien heb, is onbeschrijfelijk, maar tcch ster ken troost verschaften de christelijke gevoelens van den Overledenenen zijn Familie. In de kerk zijnde,heb ik moeten bewonderen de deftige sta tigheid waarmede do katholieke Antwei" enaren zich in de kerk vertoo- nen; dot is waarlijk d oprechte en tredende Christelijkheid, waarvan De Werkman d'ander week sprak en die 'ne mensch verheft en veredelt. Ik maakte daar ook tussehen mijn gebeden de bemerking, hoe dat de Gods dienst de mensch na zijne dood vereert. Vooraleer aan d'aarde toever trouwd te worden, wordt dit lijk met wierook overwalmd, met wijwater besproeid en met het kruis der kerk bestempeld.... Welk verschil met de solidaire indelvingen, die in de liberale sleten zoo talrijk worden! Daar kruipt, men op den grond, als vuile gedierten; in de katholieke begrafe nissen zijn d'cogen en d'herten ten hemel gericht; daar worden d'aanwe- zigen door 't slijk der pndcugdgetrokken; bij de katholieke begrafenissen alles zegt ons: mensch, zijt braaf en deftig! Draag haat noch nijd in uw hert! Wil geen onrechtveerdig goed! -verre van iemand te verdrukken, wees uwen nevennaasten behulpzaam en liefderijk'. Och, hoe is het moge lijk in een beschaafd land, van de overledenen ais honden naar de begraafplaats te sleuren! Na den Lijkdienst en de Begrafenis hen ik hij mijn Bloedverwanten blijven het noenmaal nemen. Veel werd er gesproken van den Overlede nen, en met troost en opbeuring werd zi jnen braven levenswandel aan gehaald. Wij klapten ook over Antwerpen, over de dieven die er zoo menigvuldig komen, vele Duitschers in hun Land te slecht gezien «m er te kunnen blijven, en ook Belgen die in slechte kaveeten en gezelschap pen tot de dieverij worden aangezet; 't is wreed gelijk er in Antwerpen gestolen wordt en in die lange galerij van dieven en dievinnen, zoudt gij te vergeefs éen mensch zoeken, die zijn christelijke plichten kwijt.... Mijn Familie verhaalde mij ook hoe de Volksbeulderij nog altijd voort duurt. Schrikkelijke feiten zijn mij daar vermeld, van weduwen met 6, 7 kinderen die van alle hulp des Armbureols worden beroofd, omdat zij hun kinderen naar de Chistelijke School zenden. Maar 't Volk blijft standvastig en de goei menschen sparen hunne hulp niet! Meer en meer moet dit officiéél Onderwijs in vermaledijding komen, als men zulke wraakroepende gruweldaden hoortMij is daar ook een erg feit ver- eld. van een officiéele Meisjesschool, in de Kattebergsiraat, op Borger- hout, dat er juist twee Zusterkes der Armen in de straat waren, als de kinderen uit hun school kwamen; dat ze die achtbare Zusterkes zijn be ginnen uit te huilen en achterna to roepen, en te omringen en te blijven uitjouwen, tijzooverre dat de voorbijgangers hun armen omhoog sloegen ran de boosheid dier kinderkes en dat een burgersvrouw haar deur open deed en de Nonnekes binnentrok.... Waar gaan wij naartoe met die offi ciéele Scholen? en welk geluk dat er overal Vrije Christelijke Scholen bestaan. Bara dreigt wel do Geestelijken, hij zoekt op alle manieren de Geestelijken te straffen en te pijnigen, omdat zij hun pl.cht van ziellast kvvetenj maar de groote meerderheid dér kinderen zit gered eu dat is de groote, principale zaak, waarmede ik allen van verre d'hand drukke ën een gelukkig wederomziens wensche, in 1884. Uw Vriend en dienaar, MACHARIS. oi de VERHALEN UIT DE VOORGAANDE EEUW. tiaar 't uitgebreid tverte van S. Van der ducht, Kunstschilder i'Aaisi 55" Vervolg. XLV. NA REGEN ZONNESCHIJN. Nu stond de uitgaande Commissaris juist voor den inkomenden ^oppérbcschwachteibeter kon het niet zijn, daar beide malkander hoogst noodig hadden orn uit den doolhof van al hetgeen kwam te gebeuren, uit te geraken. Berlus is gered! riep Laurent uir, gered, maar nog lijdende, de man heelt veele folteringen moeten verduren. Gaston en de Commissaris overlaadden den edelmoedigen Peers en den Brigadier met nieuwsgierige vragen, waar deze even driftig op antwoordde; de Graaf dwong hun gazamentlijï terug in de zaal te komen, JoannesSnep bevelende eenige flesschen wijn op te halen. Bertus was gered, dit was hem genoeg en hij gevoelde in zijn bin nenste een onbeschrijfelijke vreugd, die slechts wierdgematigd door de ongelukkige dood zijns broeders. Inmiddels deed de Brigadier de noodige verklaringen aan den Commissaris van Politie en Laurent Peers verhaalde wi|d en breed al het voorgevallene, van den stond dat zij de stad hadden verlaten tot hunne wederkomst, zonder de wreede marteling, die den heer toezichter had onderstaan, te vergeten. Dit verhaal perstte de Graaf de tranen uit de oogen, mairde Commissaris voelde tevens in zijn hart een innig spijt over ae dood van den gendarm, alsook omdat men niet eenea der afschuwelijke moordenaais levendig had kunnen aanhouden, hetwelk door aide aanwezigen wierd gedeeld, uitgenomen door den Griffier Cooren- bijter, welke zich nu toch eindelijk aan eene goede flesch wijn kon vergasten en zich weinig aan al het overige bekreunde. Na nog eenigen lijd geestdriftig te hebben geredeneerd en na uit de banden van den brigadier der gendarmen een alsc rift van het proces-verbaal, dat door de Meyer van Meldert was opgesteld, te hebben ontvangen, nam de Commissaris met de Griffier enden Brigadier afscheid van den Graaf en Coorer.byter sloeg in het heengaan nog eens met voldoening de oogen op de diversche fles- schen die hij had helpen ledigen, terwijl men zich rond hem over dieven en moordenaars onderhield,en vreef met voldoening de han den,ten volle tevrede over den eerlijken dramt dien hij had verzwol- gen. Laurent Peers en Steven Vinck bevonden zich dan adleen bij den Graaf en de^en, die zeer wel kon beseffen dat zijne twee oude die naars, die beiden eenen slapelouzen en onstuimigen nacht hadden overgebracht, niet langer de noodige rust konden ontbceren. daar nu ook de dag reeds verre begon te vorderen, zegde hij hun op zeer minzamen toon. Miir-e beide vrienden en gij bijzonder, Laurent Peers, het is mij bijna onmogelijk den dienst dien gij mij hebt bewezen,naar be hooien te vergelden, nogians zal ik all- s doen wat in mijne macht beslaat om u voor het overige van uw leven gelukkig te maken; ik heb reeds bij mijn zeiven denkende, een midcljl gevonden die wel niet toereikende is, om uwe diensten te beloonen, maar eenter u beide f n volle zal voldoen; morgen zal ik u daarover volkomene onderrichting geven, nu heden zijt gij te veel vermoeid en ik zou u raden een weinig ie rusten. Heer Graaf, antwoordde Laurent, betgene wij hebben gedaan is de moeite niet weerd om van te spreken, het heeft slechts geweest uit liefhebberij en om geene rekening te moeten geven van verloren tijd en wij zouden ons venterdekk.e, gekrenkt vinden in onze eer, indien gij ons eenen ge-ldelijken onderstand aanbood, wii ziin im mers, gelijk wij altijd hebben geStfees-, uwe onderdanige dienaars. Verre van mij, Laurent, hervatte Gaston, van u beide met eene geldelijke gift te vernederen, ik heb vrij iets anders gedacht, maar vooraleer in eenige bijzonderheden te treden, zullen wij tot morgen wachten. Heer Graal, zegde Steven Vinck, gij hebt gelijk, waarlijk, wij zijn beide aoodelijk vermoeid en daar gij nu heden onzen dienst niet noodig hebt, gaan wii ons dadelijk naar huis begeven. Neen, neen, sprak Gaston, zoo meen ik hst niet, wat duivel, hier zult gi) blijven vernfechren; in de kamer, waar-uwen dorpspas toor zoo ïaug heeft geslapen, staat het bed nog gespreid, de knecht zal het u toonen, slaap: aldaar gerust en ik zal ten huize van Peers aten weten dat gij beide dezen nacht hier blijft slapen. Maar begeeft u eerst vooral naar de keuken, indien gi] honger hebt, kunt gij al daar nog wat eten, en dan, de goede rust. En Gaston nam zijne beidé boschwachters beurtelings vriendelijk bij de hand en zonder nog op de tegenwerpingdie zij wilden maken, te luisteren, verliet hij de kamer. Wat wilden inmiddels de twee vrienden doen? Zij maakten van het aanbod gebruik en begaven zich tot de rust, dia aïj hoogst noo dig hadden. Toen de Graal Gaston Blankaert de zaal had verlaten, bl ef hij eene .tij! diepdenkende staan. Cecilia bevond zich met hare moeder en kind in haar slaapvertrek; geer: van allen hadden ae wederkomst vat>Laureflt Peers vernomen, denkende dat het verward gerucht dat zij hoorden, voortkwam van het gesprek tusscherrden Commis saris en zijnen Griffier. Hij bud uu een blijde, doch teven» modelijle zaak te verrichten. Allen angst zou Weldra voorbij zijn, zoohaast Cecilia het briefje, dc-or Bertus zelf gesch;even en hetwelk Peers hem had behandïgd, zou htbben gelezen; maar hij vreesde dat zti tevens hem met lastige vragen zouden overladen of dat de hevige blijdschap haar al te zeer zou hebben ontroerd; hij maaktedan bij zich zelvenhet voornemen óm alle verdere droeve verklaringen te voorkomen, indien zijne nicht aan zijn gezegde twijfelde, met baar naar Meldert te vertrek ken om aldaar Bertus te moger zien en haar te overtuigen dat dezen dien zij meer beminde dan zich zeiven, nog levend was. Cecilia, overstelpt van bitteren angst en diepe droefheid, want zij twijfelde niet mes-r of haren gemaal was door de binders gedood, zat overgoten van tranen, op hare kuiebank voor een Kristusbeeld tt bidden; de kleine Gaston was in zijne wieg door vermoedheid in slaap gevallen, terwijl de edele Clara van Montalvan met neergesla gen oogen, op eenigen afstand van daar, haar Roozenkransje zat te lezen, ter eere van den heiligen Antonius van Padua, omdat dezen de wederkomst van Bertus zou begunstigen. De Graaf opende de deur en Cecilia, een weinig het hoofd om wendende en haren oom ontwarende, knikte treuriglijk hem toe, doch nam hare vorige houding terug. Gaston scholen schiers de tranen uit de oogen van die bedrukte vrouw te aanzien, echter was hij gelukkig leemging aan de bittere smarten zijner nichtte brengen. Cecilia, zegde hij, Bertus leeft! De edele vrouw bleef onbewegelijk zitten, maar sloeg een dank baren blik naar den hemel. Cecilia, hernam de Graaf, Bertus leeft en bevindt zich welva rend te Meldert. Dank, prevelde Cecilia, nog altijd met de oogen ten hemel gericht, dank goeden God, voor mij en voor mijn kind. Om u te overtuigen, vervolgde Gaston, dat mijn gezegde wei waarheid is, ziehier een briefje door hem zelf geschreven. Cecilia aanveerdde het schrift en begon het mct.geestdrilt te lezen, maar toen zij bad geëindigd, antwoordde zij droelgecstig; Aca, lieve Oom, ik dank God, die Bertus heeft bewaard, echter zal ik nooit geiooven, hetgeen hiimij schrijft! Neen.nooiual mijnen lieven man voor eene beuzelarij zich zoo lang van ons verwijderd houden; het is voorzeker om geen schielijken voorval die aan de stellingen van het kasteel zijn gebeurd, maar wei om iets schrikke. lijks betgeen hij met opzet verzwijgt, om mij niet al te zeer te ont stellen, dat hij zonder ziin toedoen zoo ruimen tijd doorzijn afwe zen mijn hart met schrik heeft vervuld. i-j

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1883 | | pagina 2