Geen valsche Getuigenis geven.
(EEN WAARACHTIGE GESCHIEDENIS.) 3
III. WIJZEN RAAD, MAAR GEENE BAAT.
De rijke hofboer zat in zijn huiskamer, en rookte er zijn pijp.
Was in de week, maar werken deed hij sedert lang niet meer;
hij had immers knechten en meiden genoeg, die voor huis, stal en
veld zorgden, aoodat hij niets te doen had dan een oog in 't zeil te
houden.
Alles ging naar wensch; hij schepte geld, kocht van jaar tot jaar
eenige stukken land bij, en werd een der rijkste boeren van 't om-
liggende. De rijkste van 't dorp, dat was hij; daarbij de bekwaam
ste om de boerderij te bevorderen; aanzien had hij, vrees boezemde
bij in, maar geen genegenheid.
Op dit oogenblik was hij in samenspraak met den eersten Sche
penen der Parochie, een braaf man, maar sedert eenige jaren zoo
ongelukkig.dat hij zijn toevlucht had moeten nemen tot leeningen,
en in 't dorp werd stillekens gefluisterd dat de rijke hofboer bij den
eersten Schepene scherlings op 't dak zat.
Hofboer en Schepene waren van gelijken ouderdom, vrienden
van in hun eerste kindschheid en vrienden gebleven tot den dag van
heden. De hofboer voelde waarlijk medelijden met zijn beproefde
vriend, en had hij hem geld geleend, niemand wist er iets van, zelfs
voor zijn vrouw en zoon had de hofboer de zaak verborgen ge
houden.
Na gesproken te hebben van allerhande zaken, volgde er een
poos stilte, na welke de schepene op ernstigen en vriendelijken toon
zegde Vriend, gij hebt mij meermaals dienst bewezen
O, dat doe ik geerne, schepene. Laat ons daarvan zwijgen,en
zoolang ik u kan behulpzaam zijn, reken op mij.
Hofboer, ik ben u hertelijk dankbaar; maar mag ik u ook iets
zeggen
Waarom niet? laat het maar komen.
Ge zult het niet kwalijk nemen
Gij,schepene,zijt mijn oude vriend en moogt mij alles zeggen.
Welnu, hofboer, uw zoon Leonard
Ha, mijn Leonard
Ze spreken er tegenwoordig veel van
Meint ge dat ik het niet weet, schepene 1
Vriend, niemand durft het u zeggen, maar hij begint aardig te
doen, zeer aardig
Klap van nijdigaards, schepene, die niet kunnen verdragen
dat 't zonneken in 't water schijnt
Hofboer, mij dunkt, ge zijr verblind in die zaak 1
Kom, zou hij misschien moeten op 't veld gaan werken 1
Neen, dat is zijn staat niet 1
Zou hij misschien moeten gekleed gaan, gelijk de gewone
boerenzoons 1
Dat zeg ik niet, hofboer, maar er wordt veel gesproken op zijn
gedrag
En wat zeggen ze
Dat hij dikwijls naar de stad loopt.
Wat kwaad bestaat daarin
In zekeren zin, geen; maar het is te zien in welke gezelachap-
pen hij verkeert... En weet gij ook, hofboer, met wie bij in 't dorp
dikwijls omgaat? Met den rosten Mukli, van den boschkant, een
jonkheid van allerslechtste faam, gelijk ge wel weet 1 Om de liefde
Gods, wees toch in deze zaak niet verblind, ik zeg het u als vriend,
ik smeek het u, want zijn toekomst hangt er van af
Zijn toekomstmaar, schepene, als er iemand mag gerust
zijn over de toe- omst, dan is het toch wel onzen Leonard
In zekeren zin, ja I
Zoek twintig uren in 't omliggende een jongen die zal erven
wat hem te wachten staat; verschelde pachthoeven,veel liggendegeld!
Renten en hypotheken 1
Dat nog onverlei gelaten; wat wilt gij dat wij' zouden doen
Hofboer, ge zijt wijzer en verstandiger dan ik, maar ge moet
mij toch iets beloven.
Te weten I
Van neerstig t'ondcrzoeken wat er waar of vaisch is, van het-
gene men over uwen Leonard zegt 1
Dat kan ik doen 1
Want ik zou niet geerne hebben dat gij in uwen ouden dag,
klopsalade moest eten, van die soort die er zooveelen naar hun graf
sleept
Zijt gerust, srhepene, de Hofboer heeft oogen en ooren, en
als er iets schilt, ge moet niet denken dat hij zijn zoon bederft....
En zoo namen de vrienden afscheid; als Leonard thuis kwam, de
Vader maakte eenig geraas en getier,sprak woorden uit, van strenge
berisping; Leonard antwoordde bitsig en bijtend, er had een spek
takel plaats, de moeder weende, maar de zaak bleef gelijk zij was,
en had als eenig gevolg, dat Nard van de steenen hoeve, die wist
dat de Schepene in hun huis was geweest, tegen zijn kameraad
Mukli zegde: Die schepene is de verklikkerl het zal hem berouwen!
En de dagen, weken en maanden gingen hunnen loop, met de
zelfde stiptheid en onverbiddelijkheid als van 't begin der Schepping
ai; en Leonard kreeg geld van vader, kreeg geld van moeder;
zijn hoogmoed klom gedurig: andere slechtere driften schoten diepe
wortels op den akker zijner ziel; van lichaam was hij schoon en
sterk; zijn arme droeve ziel dompelde en sukkelde geweldig; meer
en meer werd hij veracht, zonder dat men het blijken liet, tenzij in
omstandigheden als er niet kon gezwegen worden.
Zekeren kermisdag was hij 's nachts zeer laat thuis gekomen en
wij vinden hem den morgsnd nadien aan ds kaffétalel, zoo Noords-
gezind als het eenigzins mogelijk was.
Nard, jongen, sprak de moeder, wat zijt ge dezen nacht laat
thuis gekomen!....
En ge ziet er toch zoo vies uit! voegde de eigenaar der stee
nen hoeve erbij.
Wat is er? vroeg de moeder.
Wat er is! men heeft mij gisteren avond in 't Gemeentehuis
buitenge worpen!
U buitengeworpen, riep de vader, en waarom?
Omdat ik den schoolmeester wilde trakteeren; gij had mij
immers een goed kermisgeld gegeven!
Zekerlijk, uw staat brengt dat meê; ge moogt de kameraden
trakteeren; en men heeft u buitengeworpen!
Ja zeker, Vader, mij eerst grauw en blauw verweten, u ook
niet gespaar d en daarna heelt de Burgemeester mij aan de deur ge
worpen.
En de eerste schepene was daar bij?
Zekerlijk, hij was daar een mijner ergste vijanden
't Is goed, sprak de verblindde Vader, niets raadplegende
dan zijn gekwetste hoogmoed; 't Is wel, wij zullen ze wel vinden 1
En hij dacht niet eens, dat zijn ondeugende zoon weer zijn oude
gewoonien van liegen volgde en daarbij eerloozen laster uitsprak
tegen de treffelijkste Ingezetenen der Parochie.
Den avond der kermis was de miskweekte gast met twee drin
kebroers in 't Gemeentehuis gekomen en had op een onbeschofte
wijze plaats genomen aan de tafel waar de Burgemeester, de Sche
penen. de Schoolmeester en verscbeide landbouwers zaten te klap
pen. Erg had Leonard daar van zijnen neus gemaakt, veel had men
van den hooghartigen zoon verdragen, men spaarde hem, doch als
hij op een ongehoorde wijze den spot begon te drijven met den
Schoolmeester, om dezen braven man te vernederen, dan bad de
Burgemeester hem verzocht van stilte blijven. Ik, stil blijven! En
voor wie! en waarom! ben ik bier voor mijn geldniet! weet gij niet
wie ik ben! Ja, had de Burgemeestergezegd, ik weet wie ge zijt;
ge zijt een bedorven zoon; ge zijt op weg om een slechte kerel te
worden! 't waie beter dat gij min geld hadt en meer braafheid! En
nu verzoek ik u ons met vrede te laten. Die redelijke woorden
waren olie op't vunr; dan had de Burgemeester, zonder verder
complimenten, den onbeschofterik vastgegrepen en metd'algemeene
goedkeuring aan de deur geworpen.
Een helsch leven houdende, was Leonard al vloekende vertrok
ken en had den nacht doorgebracht in eenige slecnt befaamde ka*
veeten.
Dat wisten de verblindde Ouders nietde waarheid wilden zij
niet weten; enal hun geld en goed diende tot verderf van hun kind;
de rijke Leonard liep naar zijnen ondergang; ellendiger was hij dan
de armste sukkelaar des dorpstn van dien dag af was zijn leven
roekeloozer dan ooit, totdat door een treffend geval de Genade aan
zijn hart kwam kloppen. ft Vervolgt.)
Les aan de Dronkaards, de Vloekers en de Herbergiers.
Zekere Karei Schoonjans, dienstbode bij de kinderen De Boeck-Van
Lierde te Neyghem, liad de ongelukkige gewoonte zich bijn:. alle zonda
gen zat te drinken, daarbij somtijds nog eens in de week. Op zondag 27
Januari weèrom dronken t'liuis komende, zegde bij zijnen dienst op. Hij
begaf zich dan 's maandags op nieuw tot den drank en dit duurde zoo
voort tot 's woensdag, op welken dag, de maat ongetwijfeld vol zijnde,
bij den drift naar den drank heeft moeten bekoopen door eene ongeluk
kige dood.
Des avonds dronken zijnde en vloekende, kwam hij langs cene nog
tamelijke breede straat die over de molenbeek geleidde. Aan de brug ge
komen zijnde, is hij in het water gestruikeld en verdronken. Zijn lijk is
langs den watermolen de beek afgevloeid en menheeftlietgevischt zater
dag voormiddag.
Dat de herbergiers dit voorval zich tot les laten verstrekken en nooit
aan bedronken lieden nog drank geven; want zoo doende, zijn zij de
schuld van de gevolgen welke de dronkenschap na zich sleept Als iemand
zich in zoo eenen staat bevindt, zou men wel doen hem naai' huis te ge
leiden in plaats van hem alleen te laten gaan.
Valsche Munter.
j De Policie van Vorviers heeft 'uo kerel aangehouden die valsche munt
uitgaf en deel moet maken van een bende val.che munters welke ró-
deer; aan de Pruisische grens. De aangehoudene is een Duitsohtr.
'lüOPENDE iNtEUVVS.
De Katholieke jonkheid van LIEZELE bereidt een groot Concert
tegen 2" Paaschdag en Beloken Paschen. DENDERBELLE schikt
zijn Concert te geven 14 dagen na Paschen. Do Leden van den Katholie
ken Bond bereiden zich ieverig om een groot Historiek Drama uit te
voeren. Vlucht de kwaadsprekerij en gerust zult ge leven. Te Pa
rijs staat er nu op de boulvards een bedelaar te peerd! Eindelijk
zijn ze t'Aalst komen meten, om aan de St Annabrug eon passerelleken
te maken. In Oostende was er d'auder week een aardig visioen,de zee
aan den oever dreef vol korenten, rozijnen, vijgen, appelcienen, enzoo-
voorts, van schepen die door het tempeest overvallen, hun lading in de
zee moesten werpen. Uit het verhoor der zaak van St Amands is ge
bleken dat er groote wanorde is in sommige offlciêele scholen, van hin
ders die op de banken op hun hoofd staan en in de klas rooken. Wat
zullen wij zeggen: Veel offlciêele Meesters hebben maar iever om hun
geld^p te strijken en den Geus uit te hangen. Een sociëteit van aktiën
in de >Valen, te Dour, heeft in de Leenmg-Brussei de 100 duizend fr. ge
wonden. Ze zijn metOO leden, is elk lid 1060 fr. In Ostende .„aiaBSMB
'kosten de civieie scholeh nu 40,000 fr. meer dan vroeger. Is
"**t wonder dat op zulke manier vanhandelen, dees Ministers
30 miljoen per jaar meer te verteeren hebbende, dan de katholieken, dat
ze nog op 't slot van de rekening 10 mjljoen te kort komen? Te Parijs,
in die groolo Geuzenstad zijn 392,295 personen die verkeeren met den
Berg van Bermhertigkeid. Frankrijk ware een rijk en gelukkig land,
zonder die Vrijmetselarij. Te La Louvière zijn 1500 werklieden in
werkstaking, wegens vermindering van Lon. Te Luik is de ruo Pier-
revoc aan de militairen verboden; 10 Larmiers die in een herberg dier
straat, alles kapot hebben geslagen, gaan voor den krijgsraad komen.—
Er gaat te Brussel een groote Vlaamsche Landdag zijn.
BUITENLANDS. Te Milaneu zul op 't hansken z keren Carlo
B., kok, b schuldigd van diefstal. Gedurig zegie hij: ik ben on
schuldig! Noglans werd hij tot 6 maand gevang veroordeeld. Na
zijn straf uitgedaan te hebben, vond hij geen werk meer, werd ziek
en stierf, lot op den luatsten oogenblik zeggende: Ik bengeen dief!
Men heelt mij omeclitveerdig veroordeeldl Nauwelijks was hij