Geen valsclie Getuigenis geven. V- Twee boeren die klappen, en eene moeder die sterft. (EEN WAARACHTIGE GESCHIEDENIS.) 4 't Was Winter geworden, met naam en metterdaad;een wit kleed lag over berg en dal gespreid; de kinderen gingen naar school, in den blanken en kretsenden sneeuw ploffende; zij hadden vreugd in den Winter, die nogtans zoovee! druk en lijden aanbrengt, 't Gevo gelte zat in de diepste boss'bsnolieversin een aarden spelonksken, in zijn dik gevederte verborgen; de krassende raaf alleen zag men in haar pekzwarte gedaante, over de sneeuwvelden stijgen. Alles treurt en slaapt, de nacht heeft de overhand op den dag, en geen Landsman ziet men te vel 'e,dan wanneer de dringende nood zakelijkheid het veieischt. Dnj ure van den namiddag; een frische, heldere doch nijpende Winterlucht. Twee Landbouwers, niet ver van 't rijk Steenen Hof, hebben op hun loofveld gewerkt en maken zich gereed om huiswaarts te trekken Jan, zegt de eene, die er rond de 60 jaar uitziet, tot zijnen gezel van thalven in de twintig. Wat is er, baas Is dat niet wreed, dat rijk Steenen Hof f Hoe wreed, baas Dat de menschen er toch zoo ongelukkig zijn 1 'k Heb dat ook g'coord, baas Jan, er wordt daar sedert eenigec: tijd meer kropsalade met zuursaus geeten dan in vijf prochiè'n van 't omliggende. Mij dunkt mij, baas, als 'ne mensch rijk is en voor geen kwa den dag moet vreezen. Dat hij gelukkig is, meent gij I Dat hij toch beter is dan andere, baas, die dikwijls niet weten van wat hout pijlen maken —Jan, hoort, ik heb dezen morgend den Hoiboer bij onzen kos ter zien staan klappen; op 2 jaar is de man 10 jaar verouderd. Ge weet toch dat Nard zich schrikkelijk slecht begint te voegen? k ^Wie zou dat niet weten! Heeft hij van zijn leven gedeugen, Jan, als ge van uw leven trouwt, en als Ons Heer u kinderen verleent, bederft ze toch niet 1 Ze zullen moeten werken gelijk ik, baas 1 't Is waar, Jan, de weelde is een kwade beest en de luiaardij is de bron van alle slechtigheid; maar zelfs in 't armste huis kunnen er bedorvene kinders komen, en dat is een pest, Jan! dien droeven Hofboer! als hij daar bij den kost -r stond, ge kost 't verdriet van zijn wezen pakken met uw handen; en al is hij nooit mijn vriend geweest, ik had er waaalijk kompassie mee. En wat ging hij bij den koster doen, baas! .fa' c*at wset 'tiet; misschien een Mis vragen, want de kaar ten zijn daar sedert eenigen ujd gekeerd; ge weet dat Nard inslechte gezelschappen verkeert. Met den rosten Mukli! En slechtere. Jan; dikwijls gaat hij naar d'e stad en blijft er gansche nachten zitten. Ho, dat is erger, baas, Gansche nachten zitten, Jan; zijn vader heeft dat willen belet ten, maar t onkruid is boven d'hoofden gewassen, en konden de muren der Steenen Hoeve spreken, ze zouden van schrikkelijke spektakels gewagen; de Vader kropt het op; de Moeder weent dik wijls geslagene uren. En de deugeniet betert zich niet! Zich beteren, Jani Ons Heer is bermhertig, de menschen zijn geen boomen, maar werpt 'ne steen in 't water en hij zal op den grond neerkomen.... Kom, we gaanl 't is te koud om bier te blijven klappen. Neemt den kortewagen op.... Welk spijt moet de Hofboer nu hebben van naar onsen Pastor niet geluisterd te hebben! Ja, daar lacht hij mee in d'herbergen! Nu niet meer, Jan, met Kerstmis is hij te biechte geweest, en fijt zeker dat hij zijn hert afknaagt van spijt, dat hij naar den wijzen raad van onzen braven Pastor niet geluisterd heeft. Er gaat veel spijt in 'ne zak,baas! En hoe dat alles zal eindigen, weet Ons Heer, maar ik niet. Aldus klappende waren zij aan 't Steenen hof gekomen en keken allebei naar de sterke muren van dit zoowel onderhouden hof; ze spraken niet, de brave landbouwers, maar hun overwegingen waren ongetwijfeld dezelfde: Is 't niet zonde, dat waar zooveel welvaart en geluk kon zijn, dat alles daar gefoutermalbeurd wordt, door de schuld van dit eenig kind! Zooveel vreugd geweest bij de geborte van dien zoon! hem met zooveel liefde opgekweekt! Zoo trotsch geweest, van in hem een rijke afstammeling te hebben! Met zooveel koeragie gewerkt, en nul dit kind vermaledijden! door dien lieveling hel hert vertrap- peld worden!.... Ja, en dit alles zoo waar en zoo echt zijn, en zoo dikwijls vergeten worden! Jan, sprak de baas, 't is hier moeielijk rijden! Ja, baas, 'ne slechte weg! Kom, geef mij de kruiwagen, ik zal u wat aflossen. Van geen refuus, sprak Jan, terwijl hij zijn hangzeel aflei en zijn zweet afdroogde; w'hebben ons nog al zwaar geladen. Daarmeê moeten wij morgen niet komen, Jan! Ze waren van in een diepte van den weg gekomen en moesten eenen heuvel op, van waar men bots op de Pletsj viel en den kerk toren zag blinken. De oule landbouwer voerde den kruiwagen en zijn knecht Jan hielp de vracat aantrekken. Eensklaps bleven zij staan. Zij hoorden 't gerinkel eener bel. Een Berechting, sprak ae baas Een Berechting, herhaalde Jan. Wie mag 't nu zijn? Wie? we zullen het aanstonds gaan zien; 'k hebjtoch niet g hoort dat er langs die kanten iemand zick is Misschien een haastigen overval, oaas. Jan, laat ons van kant voeren.... bedriegen mijn oogen mij? Is t de hofboer niet, die er achter gaat? De hofboer! Ja, baas, t is hij! de koster gaat zoo zeere 't moet haastig zijn. De baas antwoordde niet, maar hij ontd kte zijn hoofd en zette zich eerbiedig met de twee knien op de sneeuw. Jan volgde 't voor beeld zijns meesters; want beide waren geloovige lieden «relijk alle heden in hun dorp en in 't omliggende, want over twintig ja- ren wist men er van geen Geuzerij te spreken; hier en daar een trotsche boer was er liberaal, zonder bijna te weten waarom dik- wiils uit dommen hoogmoed. En de Berechting naderde meer en meer, en de Pastoor droeg Ons Heer en d'H. Oliën voorbij de landslieden, die nederig hun hoofd buigden, d'oogen ten gronde gericht en maar eens ter sluiks opkeken naar den hofboer die het Allerheiligste volgde. De landslieden bleven in den sneeuw zitten, totdat de Berechting uit hun oogen was; dan stond de baas eerst op, Jan volgde hem na, en plaatste zich in den kruiwagen. Nadat beiden eenige oogen- blikken sprakeloos en diepdenkende hunnen weghadden vervorderd Jan, zei de pachter, en men hoorde dat zijn stem vermengeld was met tranen, Jan, nuw:ten wij waarvoor de hofboer dezen morgend bij den koster is gegaan) 't Zal voor zijn vrouw zija, baas. Ongetwijfeld, Jan. Hoe oud is ze, baas? De vijftig heelt ze nog niet bereikt, maar ik zeg het u nog d armste sloor van ons dorp heeft zooveel verdriet niet gehad als zij' Ge wilt zeggen, in de leste jaren, baas? Ja, en God weet wat haar nog te wachten staat. Als ze niet sterft, baas! Van zelfs; berechten is altijd zeker een teeken dat er gevaar is van sterven, maar er zijn er zooveel in ons Prochie, die al berecht zijn geweest; onzen Dokteur zorgt altijd van de menschen in tijds te verwittigen en hij haalt er eere van.... Ha, daar is volk; we zullen weten wat er van de kwestie is. Inderdaad, nabij de plets stond een groepken Parochianen op het gerucht der Berechting uit hunne huizen gekomen en nu aan t klappende over de gevallen; daar hoorden onze landslieden dat de vrouw uit de Steenen Hoeve sedert eenige weken meesterde voor een kleine onpasselijkheid, die nu tot een erg pleuris ol zijwee overgeslagen zijnde, haar in eenen bedenkelijken staat had geplaatst En Nard? vroeg men; zou hij thuis zijn? en wat zal de deuge- met nu zeggen?('t Vervolgt.) 77 *4®? ons u"- ZEELAND: Verledene week is alhier een aller- lwsterhjkst feest gevierd De Eerw. Heer L. G. Camerman hield zijn jubilé van 25 jaar pastoor der door hem nieuw ingerichte Parochie van Nieuw-namen. Eertijds was dit een verlaten hoek der Gemeente Kieldrecht leemen huttekes en strooien huisjes verhieven zich hier en daar od de dijken of Jangs de diepgegravene grachten dezer woeste landstreek Thans is liet een schoon, fraai en liefelijk dorp van Zeeland. Nieuw na men bezit eene prachtige kerk, eene groote school, vele bijzondere huizen is met steenwegen aan de naburige gemeente verbonden en leeft in vol- len bloei en welstand, dank dit alles aan den ie vervollen Jubilaris Oor- deel hoe overgroot de vreugde was bij het vieren van dit plechtig Jubel feest, met hetwelk de Parochianen ook hun vijf-en-twintig-jarig bestaan herdachten. Lang leve de heer Camerman! MENGELMOES. Te CAPRYCKE is er een schoolkijker, genaamd Rostobardo, die voor zijne fonctie trekt 5000 fr.; daarbij komt nog omtrent 3000 fr. voor reis- en bureelkosten. Die spaarzame man heeft zelf zijne dochter offlciéele on- ^^ize^eS Zenoem<l te Lembeke, en zelf haar traktement, gesteld od 2000 ff. Dus te samen 10,000 fr. De mammezel heeft éen meisje in hare L" del?, 1,nSpektT -Ter banken te bekijken dan kinders. Dus 10,000 ft. nutteloos verkwist om dien heer op zijne renten te laten leven Dat het Gouvernement dat schoon geld besteedde om de landbouwers ter bnlp te komen die beproefd worden door sterfte van vee, elke boer die een paard of koo verliest, zou 500 fr. trekken. Boerkes, wat peist ge daarvan?.. Wat wij daarvan peizen en denken? Wij die matwerken ons brood moeten winnen en zien dat alles ten achteren gaat, door de schuld van de Landopeterij die ons regeert? Moord en Brand! dat roepen wij.; de werkende menschen waren niet gewoon van ia t politiek tusschen te komen, maar nu dat 't politiek der Vrijmetsers is van de menschen te willen goddeioos en zede loos maken, van op ons schoon Bel- genland te liggen, gelijk vervaarlijke v groote ratten op 'ne graanzolder, au - moeten wij roepen: Brrr, welke wreede 4, b* vijanden van 't Volk; welke wreede M, vijanden van Burger en van Boer! En dat kwam af, in de kiezingen te Gent en rond Gent: Wij gaan Belgenland rijk maken! Als wij boven liggen, zal er Vrede en Welvaart komen! de Belgen zullen gelukkig zijn!... Enze zijnboven geraakt, met behulp van hun valsche kieswetten, maar ook door de ver- blfndheid van eenige kiezers, ze zijn boven en ze liggen nu op ons lijf als bloedzuigers en als klcddens; nooit was er zooveel rede van klagen- NOOIT! 50 miljoen voor den Budjct van oorlog! die afgrijselijke Bloedwet nog verzwaard! miljoenen en miljoenen voor 't civiel onderwijs- Piet Van Humbeek, die met de pennelekkers uitzijn Paleis alleen, jaarlijks 250 000 fr. verdoet! Al die schoolkijkers, al die meesters en meesteressendie 't geld ingestampt worden, en daarbij nu nog dat SCHOOL-ENKWEST- 750,000 fr. opgedaan, dat er eenen eens overblijft; 750 000 fr.! dpii' kwaart van een miljoen, en nog zei 't beggijntje! Geuzen die 300 fr dia 400, 500 ja 1000 fr. getrokken hebben om daar eenige uurkes in'ne zetel te zitten!... Er zijirer betaald aan 5 fr. per minuut!!! En 'ne statie-chef e postmeester dieBOOO fr's jaars trekt, moet daarvan zijn kosten koo-

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1884 | | pagina 3