Geen valsche getuigenis geven,
t&wm
miïr
RampenMisdaden en Ongelukken
(EEN WAARACHTIGE GESCHIEDENIS.) 9
VIII. BITTEREN ANGST EN EEN KLOEKE VROUW.
Regina! Regina! riep de Schepene.
Zijn brave vrouw kwam toegeloopen en vond haren man, bleek
als de dood en bevende als een riet.
Man, man wat is er toch?
Vrouw,och vrouw
Waarom u toch zoo zeer ontstellen
Regina, we zijn geruïneerd 1 ons arm, droef huishouden!....
Zie dit papier daareen sommatie uit de Steenen Hoeve; hij vraagt
zijn geld binnen d'acht dagen.
We zullen hem zijn geld bezorgen, is dat nu de rede uwer
zwaarmoedigheid? Och, man, zijt nu toch zoo flauwhertig niet.
Vrouw, sprak de Schepene, met een stem die trilde van aan
doening; we zijn plat geruïneerd! de schelm!
Ja, dat is bij 1
De schelm vraagt ons Twaalf Duizend franken.
Maar ons schuld is maar 1200 franken
Twaalf Duizend franken, zeg ik u
Hoe is dat mogelijk?
't Staat duidelijk op de sommatie vrouw, de deugniet heeft
het gezworen, hij zal ons ten onderen brengen.
Maar beeft hij bewijzen?
Ongelukkiglijk ja, en dat is een les, vrouw, maar een schrik
kelijke les voor iedereen, om alles in de beste orde te doen schrij
ven; de hofboer was mi)n boezemvriend; zonder eenig kwaad ver
moeden heeft hij de som in cijffers gezet, de hofboer is dood. zijn
zoon heeft geld noodig; zijn hert brandt van haat tegen mijhij
zal van de 1200 12,000 franken gemaakthebben.... Wee, wee mij!
't is mtjn schuld Regina. ze zullen ons opvallen, ons hol verkoo-
pen, ons peerd verknopen, ons koeien verkoopen, ons akkerhalm
verkoopen; wij zitten op straat, wij zullen zoo arm zijn als bede
laars
En de man, zijn gemoed schoot vol en een smartgeschreilatende,
sloeg hij in wanhopende gebaren zijn handen op zijn wezen.
Regina! Regina kreet hij; wat ben ik dwaas geweest! och,
ik wenschte dat de dood mij
Man, man! sprak zijn vrouw, hem niet latende voortzeggen;
om delietde Gods, wees beiaard! gij overdrijft onze ellende 1
Ik overdrijf ens ellende!... Neen, vrouw, ik voorzie wat er
zal gebeuren
En moest dat nog gebeuren! Zekerlijk man, "tis droef, zeer
droef; maar wie kon dat voorzien? en in dat geval, hebben wij ons
twee armen niet? hoeveel menschen zijn er niet, die met hun da
gelijks werk hun brood moeten winnen en die veel gelukkiger zijn
dan velen die geld en goed in overvloed hebben? Ons leven, man,
is hier toch maar een passagie.... Wij zullen ons best doen, om
den slag te voorkomen, maar aaoet het zoo zijn, in Gódsnaam, 't is
dat deze beproeving ons noodig en voordeelig was.
Zoo sprak deze brave vrouw, en onder hare teedere woorden ver
helderde het gemoed van haren diepgeslagen man. Niet zonder
rede, zegt het Boek der Wijsheid Een wijze vrouw is 's mans
behoü 1 En men ziet in de wedervarigheden des levens, dat de
vrouwen en moeders dikwijls een oprechte steun en troost zij n al?
de tegenspoed den drempel des huizes heeft overschreden, verge
zeld van kleinmoedigheid, neerslachtigheid en wanhoop.
Vrouw, sprak de man, wat gaan wij doen?
Hoort, wij hebben ons kwitanciën bewaard.
Zekerlijk!
Zou dat ons niet kunnen dienen, tot bewijs dat wij maar 1200
frank schuldig zijn?
Regina, ja, daar had ik niet op gepaisd! De kwitanciëneen
licht! maar neen, ze zullen zeggen dat wij in verscheide termijnen
onzen intrest betaald hebben.
Wie weet! 't een bewijs brengt soms 't ander meê, man! we
zullen die zaak der quitanciën toch niet verzuimen.
Al verlorene moeite, vrouw; alles gaat ons tegen en ge zult
zien dat wij gansch zullen ten onderen gaan; sedert 10 jaren wor
stelen wij tegen 't lotnu is het oogenblik gekomen dat wij op ons
effen gaan geraken, en door een onbegrijpelijke dwaasheid van mij
nen kant4 zinken wij dieper in den put dan wij er ooitgeweest zijn I
Man, man, gij overdrijft!
Maar die 12,000 fr. moeten er zijn, vrouw, in gereed geld,
binnen eenige dagenEn waar zullen wij dit geld halen
Och, man, laat ons met betrouwen voortgaan; ik geloof dat
alles beter zal gaan dan gij wel denkt. Als Ons Heer ons wil redden,
hij heeft middelen genoeg, en moet het zijn dat dees ongeluk ons
overkomt, welnu, man, hoe meer gij ongelukkig zijt, hoe meer ik
en uw kinderen, hoe meer wij u zullen beminnen.... En die woor
den sprak de brave vrouw uit ganscher herte en met zulken toon
van innige liefde, dat de Schepene tranen van aandoening moest
«torten en aldus zijn bittere droefheid gelenigd vond. Tranen zijn
een middel van afleiding en van ontlasting voor de droelheid die
tranen kan storten,is verlicht en vertroost.
En wat gaan wij doen, vroeg de man, wat gaan wij doen
met de kinderen? alles zeggen
Laat ons liever eenige dagen wachten; van vandaag ai begin
nen wij een Novene voor O. L. Vr. der Zeven Weeën.
Maar ze zullen zien dat er iets buitengewoons is! Ze zullen
de «aak op de Procbie hooren vertellen. Voor de dochters is het
niet; maar ge weet,onzen JosefKokende bloed van 18 jaar! hij is
in staat naar de Steenen Hoeve te loopen en er een malheur te
doen.
God zal ons daarvan bewaren; maar gelijk ge zegt, 't is noo
dig dat ze vandaag nog alles weten. Maar, man-lief, laat ons zeggen
met volle onderwerping: We zullen ons uiterste devoiren doen,
maar al gelijk 't God blieft... Ondertusschen zal de tijd ons dag en
raad geven.
G'heel dien dag was de Schepene geenen mensch: Van mijn hof
stee! zoo arm als Job! in schuld en ellende! die woorden doorklief
den zijn hersens en vielen op zijn hart, zoozwaar als molensteenen;
hij ging van zijn hofstee naar zijn land en van zijn land naar zijn
hofstee, zonder iets te vsrrichten; met voo.zicntige woorden waren
de kinderen door hunne moeder verwittigd, want men zag het, dat
zij hunnen bedroefden en sprakeloozen vader met blijken van bui
tengewone genegenheid omringden; nogtans werd er geen woord
over de zaak gesproken; maar 's avonds, na de gebeden voor leven
den en afgestorvenen, voor Kerk en voor Vaderland, en als de moe
der de 7 Onze Vaders en Weesgegroeten gelezen had ter eere van de
Zeven Weeën, met een gebed dat in hunnen ouden Familie-kerk
boek stond, 's avonds dan ontplofte de bom: de Vader borst in
tranen los, de zoons en dochters snikten, de moeder kon haar niet
meer inhouden, 't weende al dat er in huis was.
O almachtige God! zult gij dit braaf huishouden laten verdrukken
en tot armoede brengen, door dien ge wetenloozen rakker? 't Is
waar! geen huis, zonder kruisLijden moet elkDe Verlosser is
voorgegaan met het allerzwaarste lijden, de Christenen moeten vol
gen,'t lijden doet de oogen ten hemel verheffen't lijden trekt af
van de begeirlijkheden der wereld, elk heelt zijn deel van lijden,
niet volgens eigen keus, maar volgens de goddelijke voorbeschik
king; maar toch, o Heer, aanhoor de verzuchtingen van dees braaf
huisgezin...
We zijn 's anderdaags
De Schepene staat gekleed op zijn zondags; hij ziet er droef uit
en afgemat, maar toch gelaten in zijn lot, gean speur van wanhoop
is op dit braaf Vlaamsh wezen te bemerken. Vrouwen kinderen we
ten waar hij gaaf; alles is ondereen geschikt. Hij zal eerst naar de
Steenen Hoeve gaan om Nard te spreken en hem te verwittigen dat
de kwitanciën als een sterk bewijs tegen hem zullen optreden
blijft de schurk in zijn boos opzet volherden, dan zal hij naar de
stad gaan, nog niet bij een advokaat. maar eerst om raad te vragen,
bij een vriend, een brave katholieke burger, met v :el overleg en
een rijke ondervinding..
De Schepene dopt zijn vingers in't wijwatervat, dat volgens de
oude vlaamsche gewoonte te plattenlande aan den ingang der huis
kamer hangt, hij toont dat hij Christene mensch is, hij geeft d'hand
aan Regina zijn vrouw, groet zijn vijf kinders bij hunnen naam,
neemt zijnen stok en begeeft zich op weg.
Goede reis, man, goede reis, onze wenschen volgen u
'l Vervolgt.
DE MILICIANEN T'AALST.
Elk spreekt er op; dat ze toch zoo wild en zoo woest loopen! Hebben ze
dan beerenvleesch geëeten of drakenbloed gedronken! Ge zoudt zeggen
dat die vermaledijdde bloedwet de menschen in halve duivels verandert!
Zaturdag noen liep 't gerucht in Aalst dat milicianen uit 't kanton Herzele
in de Zonnestraat een kind hadden omvergeloopen en dat 't arm schaap
ken als dood lag; en dat er 10 op het Torekon zaten; g'heel de stad was
verontweerdigd, doch gelukkiglijk waren de feiten zeer overdreven; een
kind was omvergeloopen, ja, doch onvrijwillig en korts nadien speelde
het Weerom op straat..
Hotel-dief.
Sedert eenigen tijd hadden bazen van hotels te
Bi aksel gewaar geworden dat hun lakens, fijne
handdoeken en oorkussens gestolen waren. D'an-
der week is een der hotel-dieven bijna gesnapt op
St Gillis in 't hotel Due de Brabant; er komt iemand,
een kamer vragen om te vernachten.Hij krijgt
een kamer, maar de baas zegt in zijn eigen: Die
vent ziet er mij aardig uit; ik zal hem in d'oog
houden; hij let er op; maar 's morgends zeer vroeg
was kadé weg met twee slaaplakens, twee oor-
kussens en een handdoek.
Depêchendragerken dood. f1
Hebben wij d'ander week, over gemeld dat t'Antwerpen, 't depêchen
dragerken Constantje Delovert op de Peerdenmarkt door den tram was
overreden, den 26 februari? nu komt het manneken in 't hospitaal te be
zwijken.
ONGEHOORDE DWAASHEID.j
Zondag nacht hadden vier arbeiders t'Antwerpen aan de Dokken g e-
werkt; ten 3 ure gingen er 3 weg en de vierde zekeren Nikolaa3 Broeckx
legde zich te slapen in een schip, waarop hij moest letten. Waren zijn 3
gezellen ondertusschen in een herberg gaan drinken? Men weet het niet,
maar rond 4 ure keerden zij weêr, legden een katoenen wiek met petrol
besmeerd nevens den slaper en gingen weg. De brandende wiek deelde
spoedig 't vuur meê aan de kleeren van Broeckx, die ontwaakte toen
't vaur zijn lijf pijnigde en nog de presentie van geest had van zijn kleeren
uit te rukken en om hulp te roepen. De ongelukkige is erg verbrand aan
rechterzijde en voet. De dader van deze ongehoorde euveldaad is voorden
Prokureur moeten verschijnen, en proces-verbaal is opgemaakt... Hoe
kunnen toch zulke helsche gedachten in een menschelijk brein ontstaan?
Aardig Geval,
tusschen eeoen verkensbeenhouwer van Antwerpen en een koopman in
hespen uit Wetteren. Ze wareu maandag te samen uitgegaan en kwa
men laat in den avond naar huis, opgeruimd van goest en vrolijk van
humeur! thuis ze drinken nog 3 fiesschen champagne, altijd in de beste
harmonie; da koopman haalt zijn portefeuille uit en geeft aan den
Wetteraar 600 fr. om voor zijn rekening te gaan hespen koopen in
Vlaanderen. Zijn portefeuille, nog 13,000 fr. inhoudende, steekt hij in
zijn overfrak die aau den kapstok hing. Korts daarna wilt hij de por
tefeuille uit zijne frak nemeu; hij vindt ze niet, natuurlijk, ze zat in
zijn overfrak. Hij begint den Wetteraar als dief uit te scheldende
Wetteraar zegt dat hij zich bedriegt; de Wetteraar wordt kwaad, hij
grijpt den beenhouwer bij de keel, ze beginnen te vechten er breekt
een ruit; eeu nach'.waker snelt toe uit d'Handelstatie, hij peist niet
min of er gebeurt daar een moord; hij lost twee revolverscheuten en
kwetst den koopman in hespen aan d'haad. Dan gaat de losbollige
Antwerpenaar «ien en vindt de portefauiile in zijnen overfrak. De nacht
waker is in voofloopiga aanhouding geweest.