Geen vaisehe getuigenis geven. ■J Ue legende van hel II. üruis. ^.r-rmry-im /~1 TJSOn U T T? TATT VTQ li (EEN WAARACHTIGE GESCHIEDENIS.) x. TWEE BEZOEKEN OB DE STEENEN HOEVE. Te vergeefs zouden wij pogen te beschrijven de droefheid die het huis van den Schepene overweldigd en doordrongen had. Geen uitkomst! geen uitkomst! Bedrogenen bestolen! 't Slachtoffer worden van een verstokte booswicht enzijne helsche makkers! Veel en lang had de Schepene geloopen, maar alles ging hem tceen- zijn vrienden wilden of konden hem niet helpen, daarbij, zonder eebige middel van bestaan zijnde, overlast van schulden, wat zou hij op een pachthoeve hebben uitgerecht! De brave ma^ zou onder zijn leed bezwekenzijn, maar zijn heldhaftige vrouw vond in haar liefderijk hert meer troost, namate de tegenspoed harder en harder drukte; zij beurde het gemoed van haren echtgenoot op; zij toonde hem in een bestaan van geringheid en nederigheid, een ge lukkig en gerust leven. Ze bad veel en vuriglijk, deed haar kinderen bidden; op 't einde eener novene ter eere van O. L. Vr. der 7 Weeën, ging geheel dit beproefd Huisgezin t Onzen Heere; de te genspoed trekt van het aardsche af en verheft tot God en tot de Christelijkheid; de tegenspoed slaat het lichaam, maar zalft en ver heft de ziel, en men mag met zekerheid verzekerendal de droefheid in li huis van den Schepene zekerlijk nijpend was en geweldig, maar met krachtigen troost omringd. De Pastor, de Herder der Parochie een eerbiedweerdig Man van hooge jaren, was zijnen bedrukten Parochiaan en Schepenen komen bezoeken; in kalme en hartelijke woorden had hij zijn genegenheid getoond en zijn deelneming in dien wreeden slag. God is meester, zegde hij; hard wordt gij beproefd, bid veel, ik zal ook bidden en doen bidden; is 't de wil des Heeren dat gij van uw pacathof gezet wordt, ge moogt altijd op mijn bijzondere vriendscnap rekenen. Maar, blijf vol betrouwen; 't is als alle menschelijke uitkomst ver slagen is, dat de Goddelijke Voorzienigheid hare almacht toont; en om een laatste poging te wagen, zal ik morgen eensnaar de Steenen Hoeve gaan; misschien zullen wij er aldus een groot schelmstuk beletten.... V ÉSSPM Misdaden, familierampsn beletten, slechte gebruiken verwijderen of uitroeien, vraie en eendracht behouden, dat is het ambt en het werk der Zielenherders. Daarom is hun invloed op t Borgerlijk leven voordeélig en heilzaam; gelukkig de plaatsen waar de Geeste lijke He/der de Raadsman is der Huisgezinnen en waar zijn raad gevolgd wordt. Wat roepen de Vrijmetsers van onzen tijd? De Pas. tor in zijn kerk en de geloovigen zooveel mogelijk uit de kerk ver wijderd. Dus de Leering Ghristi als verlamd en uitgedoofd, en als geyóle daarvan, duisternis, wanorde ensedelijkedood. Ongelukkige Familien, Parochiën, Steden en Landen, waar de Priesterlijke in vloed gevreesd of verworpen wordt. Nard zat gansch alleen in de kamer der Steenen Hoeve; de tee- kens van kommer en angst lagen op zijn wezen gespreid; in t ge zelschap zijner vrienden was hij klapzaam en vrolijk, men zou gezegd hebben Nard zonder zorg; maar in zijnnuchtere en eenzame uren kwam zeer dikwerf de angel der wroeging zijn gemoed prik kelen; de lessen van zijnen braven Schoolmeester hetgene hij in de kerk gehoord had, de reine vreugden van den dag zijner fierste Communie, dan, zijn jaren van afval, zijn ontelbare leugens, zijn slechte levenswijze, de dooi zijner Moeder, hare laatste vermanin gen de Berechting zijns Vaders, de laatste luidsprekends oogslagen ziinèr stervende Ouders: Jongen, had zijn moeder hem gezegd, t is mij dezen nacht vertoond, gij zult nog tot valsdhen eed overgaan en aan de galg sterven.... Weg! weg! die woorden! weg, weg! laat ons drinken! de vrienden en vriendinnen zullen dezennamiddag komen; laat ons drinken! Die zaken uit de kinderjaren, onnoozelheid! die iaren van afval en slechtigheid? bah, leven is leven, wie weet wat d'anderen doen; iserooit iemand weêrgekomen; heefter ooit iemand een ziel gezien?... die vermaningen der Ouders? het uitwerksel der koorts!. Wat heb ik te vreezen! Alles gaat mij mee! de 12,000 tr. zullen mij geworden; ik verkoop de Steenen Hoeve, ik ga naar de Stadleven, leven en plezier maken!... En dan? zoo bromde zijn geweten, dan? ge wordt alle jaren een jaar ouder; hoeveel van uw gezellen zijn reeds niet doodl Danuw beurt zal ook komen, geen dag zeker.... Weg, weg, die kwezelarijen, en om zijn onrustig ge moed te doen zwijgen nam Nard een slechte gazet en begon erm te De wakershond blaft... Er komt iemand op't hof;'t is de eude Pastoor. Nard gaat openen en vraagt met barsche stemWat wilt Van u, niets, maar voor u, aiies! Nard, ik begeer u eenigc oogenblikken alleen te spreken. We zijn hier alleen, zeg aanstonds wat ge mij te zeggen hebt. (Men sietdat Nard, in zijn verkeeringen met slechte steêmans, tot de beleefdheid jegens een Ouderling had verloren.) Nard, sprak de oude Dorpsherder, wien zelfs geen stoel aan. geboden werd, Nard, ik kom hier een grooie misdaad beletten. Een grootc misdaad beletten Een groote wraakroepende daad Te welen Te weren, de verdrukking des huisgezins van den Schepene. Mag ik dan ons geleend geld niet terugkrijgen Is 't mijne schuld dat zc niet kunnen betalen Uw geleend geld moogt ge terugvragen, alhoewel de mensch- lievendheid en de gerechtigheid verbieden iemand op te vallen. Maar meer vragen dat moogt ge niet. Wie zegt'u dat ik meer eischf Schepene zal zijne schuld niet afioochenen; nooit heeft hij 12 000 fr. noodig gehad maar ge maakt misbruik van een onvoor zichtigheid door hem begaan. En weet ge wat er zal gebeuren Laat eens hooren Men zal u op uwen eed vragen. Welnu ik zal zweeren 1 En durft gij hier voor God verantwoorden, dat gij den akt niet vervalscht hebt? Zijt ge daar gerust op? Gaat gij u nog met zulke wraakroepende daad beladen? Weet gij met, ongelukkige, dat wraakroepende daden op deze wereld gestraft worden? Mijn nlicht van Herder dwingt mij u te komen spreken daarbij ik heb aan uwe stervende Ouders beloofd utol het laatste toe te vermanen; Meineed, valschen eed komt gewonelijk uit, opd een misdaad volgt d'andere, en meer dan een pleger van valschen eed heelt zijn leven aan de galg geëindigd! S Nard werd blee*, als hij deze woorden boorde: aan de galg ge- eindigd! Diezelfde woorden had zijne moeder hem op naar sterfbed toeeesproken. Aan de galg!... Doch wederom liet bij zich door den geest des kwaads overheerschen en de deur opendoende riep hij. Hoort Pastoor, als ge daarvoor komt, dan kunnen wij geen affai- rens doen! Ik ben zoowel te gelooven als uwen Schepene, al is hu een pilaarbijter; en 't ware beter dat gij hem geld bezorgder, als bier uw onnoozel sermoenen te komen afgeven... En zijt maar voorzichtig van elders niet te zeggen, wat gij hier afgeeft! Daarmee trok hij de kamer in en liet den Ouderling staan. - -==* Nard, sprak de Herder met krachtige stem vergeet met, dat alle misdaad zal gestraft worden; herinnert u ook dat gij op eiken oogenbhk den vrede des herten kunt terug krijgen. Al hebt ge mij zwaar beleedigd ik vergeef u, en als gij tot inkeer komt, God zal u ook alies vergeven.» Daarmeê verliet hij in droefheid dit huis, over t welk de bewonei me.r en meer, straf en vervloeking inriep W^fiUlIl.V.^^^rTO^aar des, Heeren bedroefd en beleedigd wpraU (tv trvoigt. Reeds in de 68 eeuw bezong men de legende van den »éénen edelen boom,» Jacobus van Voragine vermeldt ze als Kruisvinding en Kruisver heffing in zijne «Gouden Legende» en nog in onze dagen verhaalde de vroeg gestorven Oostenrijksche dichter Johan Gabriel Seidl in schoone verzen de Legende van het Heilig Kruis die spreekt aisvolgt: 930 jaren lang had Adam den last des levens gedragen. Krachteloos, door ouderdom en arbeid gebroken, herinnerde hij zich hoe hij, na zijnen val. geen dag beleefd had, waarop niet het woord des Heeren op hem drukte: in het zweet uws aangezichts zult gij uw brood eten, totdat gij wederkeert in de aarde, waaruit gij genomen zijt. Eindelijk op zijn laatste ziekbed uitgestrekt, riep hij Seth, zijnen zoon, tot zich en zei hem: Mijn zoon, ik ben op het punt u te verlaten-, den dood voel ik aan komen; de dood moet mij bezoeken, want hij is de vrucht der zonde. Ik heb reeds Abel zien sterven en nu is het uur aangebroken, waarop gij mij zult zien sterven. Zijn zoon Seth vergoot bittere tranen. Vader, zoo sprak hij, gij zult niet sterven Gewis moet er op de we reld een kruid gewassen zijn, dat u genezen zal. Ik zal het zoeken en waar het ook moge groeien, vinden zal ik het; ja, al moest ik naar het Eden reizen, van welks wonderen gij mij zoo dikwijls verhaald hebt en waar de eerlijke boom des levens bloeit, Ja, ik zal zoolang zoeken totdat ik het Paradijs vind en mij daar overtuige of er daar niet eene plant groeit tegen den dood.... Maar, zoon, hernam Adam, wat zoudt gij in het Paradijs kunnen opsporen, waaruit de Heer in zijnen toorn mij verbannen heeft! Al gelukte het u ook' den weg daarheen niet te missen, gij weet toch zeer goed dat de ingang wordt bewaakt door een Engel met vlammend zwaard. Welnu, zoo ging Seth voort, dien engel met vurig zwaard zal ik wel door mijn smeeken verbidden. Vaarwel, vader, moge uw zegen mij vergezellen!... ik ga en keer met een kruid terug, dat u de vorige ge zondheid weder zal schenken. En Adam zegende zijn zoon. Doch in zijn hart voelde hij zijn bloed verstijven. Seth aanvaardde zijne reis en dwaalde over geheel den aardbol rond, den boom des levens al zoekende; eindelijk, eindelijk kwam hij op zeke ren dag, door vermoeienis uitgeput, doch vol hope aan de poorten van het Paradijs aan. Daar werd hij echter door den Cherubijn met liet vlam mend zwaard afgewezen, die hem toeriep; Terug, wat zoekt gij hier? Deze drempel wordt nooit meer over schreden door den voet van een sterflijken mensch. Ach, zoo klaagde de zwerveling, ik ben de zoon van Adam, de arn^e Seth; mijn vader is ziek, wellicht den dood nabij. Ik wilde zien of de Heer niet in het Paradijs een geneeskruid tegen den dood heeft laten wassen Keer terug, mijn zoon, hernam de Cherubijn, keer terug! Het is te laat voor het zoeken naar een heelend kruid. Uw vader is reeds gerui- m»n tijd dood,... Toch kan ik nog iets voor 11 doen. Ik zal u een tak van den boom des levens geven; plant dien op het graf van uwen vader en al is ook Adam reeds ter ruste gelegd in den schoot der aarde, hij zal niet temin de kracht van dezen tak ondervinden en vertroosting zal daaruit over hem neerdalen. Seth nam den tak aan; in zijn hart was nog met alle hoop dood en fluks sloeg hij den weg naar huis in. Toen hij echter met zijn kostelijken last het vaderlijke huis naderde, vond hij de hut ledig en eenzaam. Lang reeds had Adam opgohouden te leven. Nadat Seth naar zijnen vader te vergeefs overal gezocht had, *erd hij het woord des Engels indachtigjhij nam den

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1884 | | pagina 3