Geeo valsche getuigenis geven. Schrikkelijke brandramp tot Els/. 13 (EEN WAARACHTIGE GESCHIEDENIS.) XII. 'T BEGIN VAN HET EINDE. G'heel de Parochie en veel omliggende plaatsen waren met de zaak van den Schepene bekommerd. De menschen zijn goed en medelijdend; zelfs hebben ze compassie met eenen moordenaar die naar 't schavot wordt geleid; en hoe zou het treurig lot van den braven Schepene geen algemeene bekommer nis hebben verwekt? Toen hij naar de stad trok, om zijn vonms t'hooren uitspreken, al de landslieden die op hun veld werkten, stonden recht om hem van verre te groeten en degene die aan hun hof stonden, gingen binnen, weemoedig zeggende; Arme droeve man! Zal Ons Heer zulke ongerechtigheid laten voleinden! En die zaak van den brand! Misdaad op misdaad stapelen, dat doet de booswicht van dien Nard! Kon de hofboer nog weerkomen, hij zou zijn kind op een ander manier opbrengen! Misdaad op misdaad stapelen! Ja zoo gaat het; want de weg der misdaad is 'afdalend en glibberig, en niet zonder rede, roept don- dervinding: Wacht u voor den eersten stap! Nard, de schurk, verbleef bij zijn slechte gezellen der stad doch was dien morgend naar sijn gebortedorp gekomen, om eenige ge tuigen tegen den Schepene te koopen.... Men vindt er altijd die voor geld hun ziel willen verkoopen... Met trotsch gemoed trok hij naar de stad, rechts en links uitdagend opziende, toen hij aan een smal veldwegsken iemand zag, welken hij niet geerne ontmoette! Terugkeeren war onmogeiijk; hij ging dus voorwaarts en meinde op 't veld te springen, om een onaangename ontmoeting te vermij den maar de persoon, welke hij zocht t'ontvluchten, en die niemand anders was dan de oude Pastoor, die weerdige man juist bezig met zijnen brevier al wandelende te lezen, deed zijn boek toe] en sprak met nadruk: Natd! Nard! Wat is er? Nard, ge gaat*naar|de stad! En verder? Ge gaat er een schelmstuk voltrekken? M' ik laat u niet toe, mij aldus aan te sprekem Nard, het is mijn plicht u een laatste maal te verwittigen. Jongen, weet ge wel wat ge gaat doen! 'ne Valschea eed zweeren! öod tot getuigenis roepen van een zaak die valsch is! Weet wel wat ik u ga zeggen: Zelden is er op ons Parochie valschelijk getuigd! Doch nog nooit heb ik zulke wandaad straffeloos zien gebeuren! En uw valsche eed zal daarbij een dief te zijn! Ge wilt een achtbare Familie ten onderen brengen! s Een achtbare Familie van brandstichters! Ha, ge stapelt misdaad op misdaad, welke rede hebt gij om 'die brave menschen te verdenken? Wie zou het anders gedaan hebben? Nard, het toeval is dikwijls de straffendd hand Gods! Uw hof is'afgebrand, niemand weet hoe! nu gaat gij valschelijk zweren! Vreest ge niet dat uw Vader zaliger uit zijn graf zal komen om tegen u getuigenis te geven! Nard jongen, voor alle zonden is er vergiffe nis, ge kunt terugkeeren naar de goéde baan en den vrede en 't geluk wederom vinden! Nard, deze oogenblikken zijn beslissend! Denk er toch wel op; binnen een uur is het te laat!..'.. Ha, de rampzalige, hij loopt weg, hij verstoot en versmaadt de woorden van genade; hij steekt zijn vuisten naar mij uit! Eilaas, die slechte gezelschappen! dat is 't groot ongeluk der wereld!... En terwijl Nard in gramschap voortliep, ging de oude Pastoor al peizende naar huis, en maakte inwendig het besluit van voor den noen naar de Familie van den Schepene te gaan, om de menschen te troosten Wij begeven ons naar 't gebouw der Rechtbank, alwaar veel te leeren is voor die hooren en zien kan: De misdaden, in al hunne menigvuldighe ien en gruwelijkheden; de kran cheid der mensche- liike Justicie, die somtijds, onvrijwillig, misleid zijnde, den on- schuldigen straft en de boos wichten met eere laat doorgaan. Er moet een civiele Justicie zijn, maar als de menschen geen vrees hebben voor d'opperste Justicie, wee dan de Samenleving! Vier, vijf, zes deuren, advokaten in den zwarten Orleans, met boeken onder den arm die als spoken over en weer loopen; gendarms die halen en brengen; deurwaarders met een papier in d'hand die de getuigen oproepen; waar is 't dat de zaak opgeroepen wordt die ons bekommert Daar in die zaal, we zien er zitten, in t zwart gekleed achter een groene tafel, 3 Rechters, de bejaarde Voorzitter en twee mannen van minderen leeftijd; rechts zit de statige griffier, links de sture Prokureur; boven het hoofd van den Rechter-Voorzitter hangt het kruisbeeld, als teeken der opperste Rechtveerdigheid; reeds is uit vele Rechtbanken de geest der Leering van den Gekruisten God verdwenen; dat is betreurensweerdig, doch moest het Beeld zelve uit de Rechterzalen verdwijnen, dan zal men er te vergeels recht zinnigheid, eerlijkheid en rechtveerdigheid vinden. Yfc-jyv.jnUiJ^jtijd; de zaak van den Schepene wordt opgeroe pen- de man loochent die groote schuld in welgemeinde woorden en men ziet op het wezen, men hoort aan de welwillendheid van den Rechter dat 't Volk geloof geeft aan de woorden van den man; maar deschuldbefcentenis ligt daar voor hem, en de schuldeisscher vergt dat er hier recht gedaan worde. De jonge hofboer wordt op- *e«°Jongeling, spreekt de Voorzitter op ernstigen roon, vooraleer gii spreekt, vermaan ik u van de volle waarheid te zeggen Ge weet dat de eed een plechtige zaak is en dat de valsche eed met strenge straffen wordt getuchtigd. Ik ga u desaangaande het artikel der wet voorlezen.... Na deze lezing vervolgde hii Zijt gij bereid onder eed te bevestigen dat de heer X.J.i... u li,ooo franken schuldig is? Ja M'de VoorzitterI Ge zijt daartoe bereid zonderjaarzelen. Welnu, leg dan uwen eed af. C, En de rampzalige bedorveling, het eenige kind van schatrijke Ouders, hij die den troost van Vader en Moeder moest zijn en die Vaderen Moeder "oor hunnen tijd in 't graf had geholpen, hij sprak de plechtige woorden van den eed uit, hij nam God, d opperste Waarheid, tot getuige van zijn afgrijselijke valschheid. Na zijn schelmstuk voltrokken te hebben, hij verbleekte, en de Rechter bleef hem eenige oogenblikken met een zeker verachting aanstaren. Doch wat kon hij doen, dan gevolg geven aan de zaak en de proceduur tegen den Schepene haren gang laten gaan! De getuigenis werd dus geakteerd; en na eenige oogenblikken, Nard mocht opstaan; er rolde als 'ne steen van zijn hert, en naai de plaats van "t Publiek terugkeerende, hii had een stout en uitda gend opzicht, hij scheen te zeggen: Wie weet er nu, wie ziet er nu dat ik valsch getuigd heb? Zijn zaak was geëindigd, een andere werd opgeroepen; een deel van 't Publiek verliet de zaal en Nard had reeds zijn stok en hoed genomen, hij groette de gendarms, knipoogde tegen zijn kennissen die onder 't Publiek staan en stak reeds d'hand uit, om de deur te openen, als de deurnaast den Rechter-Voorzitter openvloog en hem een haastige boodschap werd gebracht: een oud half verbrand stuk papier... Hij sloeg er d'oogen op; verbaasdheid, verontweerdiging staan op zijn wezen te lezen; hij toont het schrift aan zijn medema- ten, slaat d'oogen naar de deur en roept tot de gendarms: Belet die jonkheid daar van uit te gaan! de zaak van den Schepene wordt terug opgeroepen. ('t Vervol^t^ P a r 1 o i r M. te L. ja, 4,10, na Beloken Paschen. Ontf. uit C. de 33. M. te S. L. 30 waren er gezonden, Wit W. 2,50 van V. D. voor 1884. IJselijke Brandramji, Te Molenbeersel bij Tongeren, bij de weduwe Trechters, met het schrik kelijk gevolg dat de schoonmoeder, een mensch van 80 jaar oud, onder de instortende brandende puinen begraven is. Arm jonksken. Te Luik, een kind van 6 jaar, alleen thuis zijnde, en te dicht bij de stoof genaderd, zijn kleederkesschoten in brand en't kind kreeg deerlijke wonden, aan welke het eenige uren nadien bezweek. Een droeve begrafenis. Dat was te Wasseige de begrafenis van bet dochterken, doodgeschoten door 'ne jongeling van 14 jaren. G'heel de Gemeente was bij de stoet, en op den doortocht hadden al de bewoners uit compassie, hun huizen ge sloten. De kerk was te klein. Iedereen zegde: Dat men toch de vuurwa pens zorgvuldig wegsteke! FLORANTIG HUISHOUDEN! Te Velm, in Limburg, de genaamde G. B. gescheiden van zijn vrouw, tegen de wetten der Kerk, want er staat geschreven: Wat God door het huwelijk vereenigd heeft, zal de Dood alleen scheiden! Patiencie hebben, edelmoedig zijn, verdragen en vergeven,en aldus in vrede en liefde leven! Nogtans G. B. was gescheiden en is terug bij zijne vrouw gekomen om op haar te schieten, dusdaniglijk dat 't mensch erg gekwetst ligt. De moordenaar heeft bij schrift laten weten dat zijn kinders hem nimmer zullen zien. Antwerpen: Gevecht tegen de Policie. Vroeger waren er Christelijke Genootschappen om aan de losgelatene gevangenen werk te verschaffen en die menschen in staat te stellen eer lijk hun brood te winnen. Nu, die uit 't kot komt, heeft weinig aantrok en 't is dikwijls daarmeê dat men wederom landlooper wordt, roover en dfef. Een groote rede om zorgvuldiglijk alles te mijden wat in 't gevang kan brengen, als zijn: dronkenschap, luiheid, 't verkeeren in slechte ka- veeten, enzoovoorts. T'Antwerpen, zondag achternoen, 2 oud-veroor- deeldon den Groote en Kleine Heèring waren bezig in een herberg der lange Koolstraat alles kapot te slaan en hadden ook de vrouw met een mes in d'hand gesteken. De Policie kwam, maar de twee kerels namen de vlucht, de kleine Heering naar zijn logist, alwaar hij zijn kamer bar- rikadeerde; de Policie liep zijn kamer in, maar de kleine Heering had reeds rond zijn lijf een gehaakte koorde vastgemaakt en vlug als een kat was hij op het dak, alwaar hij met de Policie den spot dreef, terwijl de Bende van Jef riep: Vivat den Heèring! Soldaten en pompiers kwamen ter hulp men haalde ladders,om den Policie-hespotter van't dak te halen; op 't dak werd er gevochten, zoodanig dat een deel der kornis neêrviel; dat den Heering door de zoldering viel en aldaar gebonden werd. Op straat liep 't gerucht dat men den Heering vermoordde en de Bende van Jef begon met slijk en steenen naar de Policie te werpen. 3 pompiers werden gekwetst en 1 agent; men is er moeten inloopen met den blanken sabel... Te Parijs zijn er kwartieren, waar de Policie niet in kan, of er blijven slachtoffers. In Antwerpen begint het daar ook op te trekken, en de Po licie verliest veel van haar gezag, om de rede aan onze geachte Lezers zeer wel bekend. Tusscben 2dt" en 3de" Paaschdag met den 2 uren en half, ontwaakt boer Pier MANSSENS, door een geweldig gedruis en gekissel van vuu De groote rook belemmerde zijn gezicht, maaroogenblikkelijk ziet hij de klaarte der vlammen die langs den buitenkant van 'tdak der schuur opstegen. Vooraleer grootmoe der 84 jaren oud, kinderen en kleinkinderen ontwaakt waren, stond reeds een groet gedeelte van 't hof in 't midden van 't dorp gelegen, in vuur en vlammen. 0d t gehuil, geschreeuw en gekermsel, was er welhaast een weinig volk, daarna op 't alarm geklip kwam er meer volk toe, maar helaaser was geen doen meer aanZeven schoone paarden, waarvan er nogtans drij buiten ge weest waren, maar terug in de vlammen gekeerd, zijn; zes schoone verkens, verschillige viggens, twee stierenal 't vee, buiten 10 koeien waarvan eene véers haff verbrand waarschijnlijk ook zal sterven of zal tnoc;en afgemaakt worden- vier of vijf melkschapen; al "t pluimgedierte, kalkoens, capoens, kie kens duiven- daarenboven 7 a 8 duizend kilos uitgedorschen tarwe, koren, de meubels uitgenomen de papieren, en eenige bijzondere stukken, alles in de vlammen gebleven. Maar dit alles was nog mets, m-vergelijking met hetgeen er omging met de kleinkinderen van de Weduwe MANSSENS, wiens hofzoo spoe dig met al het ingehoud afbrandde. De Weduwe Amelie Missiaen bij hare moe der met fare kinderen in woonst.wsrkte als eene heldin met zekere twee hel den- Pierken Fouberl en Ludovic De Pessemier, om zooveel mogelijk van 't mobilair te reddenPierken was met eene goede buit juist aan den uitgang der keukendeur Vic Pessemier was er achter, toen op eéns de zolder in vlam en vuur on den vloer instorsYic zeer erg verbrandde, zoo dat hij met zeker gevaar te bed ligt en de Weduwe Missioen die er nog al wat achter was met een arm vol nieuw lijnwaad,achterover sloeg. Hare oudste dochter Alice, zag hare rao»- der achterover vallen,doch onmogelijk haar door de vlammen te redden en dan aing er buiten een gehuil een hert verscheurend geschreeuw op der kinderen, die uit't collegie en pensionnaat in vakantie zijn, dat alle aanwezigen tra nen van aandoening stortten, op 't gekerm Mamamamawaar zijt gij, mama? Dti hartverscheurend tooneel duurde omtrent 3 kwaart uurs en men had allo moeite om eenen of twee der heeren zoons te beletten van in de vlammen ta

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1884 | | pagina 3