fie Zusterkes der armen eajdc gencraal.
Ongeval aan een brugge te Gent.
-.«JUI
De stad C., zoo verhaalt een te Aucn ve.schij nend tijdschrift,
kreeg nieuw garnizoen; generaal X., een weduwnaar, die in 1870,
terwijl de kogels ona hem heen floten en hij behouden bleef, zijne
vrouw verloor, die hem twee kinderen naliet, vestigde zich in be
doelde stad ea was door zijn godsdienstigheid en de brave opvoe
ding welke hij aan zijn kroost gaf, een voorbeeld der gemeente. Er
is daar ook een gesticht van Zusterkens der Armen en alle morgen
om 10 uur reed haar karretje, met den ouden voerman er op, voorbij
de hoofdwacht. De generaal liet nooit na te salueeren. De Zusters
gingen langs de huizen rond, om voor de ouden van dagen en de
zieken in hun gesticht een en ander op te halen. Niets kwam haar
te onpas, alles werd op het wagentje geladen. Na deze collecte be
geven zij zich naar de groenmarkt, waar ieder wel een handvol
boonen of een paar kooltjes voor de Zusters over heeft.
Op zekeren morgend had de generaal zijne beide kinderen bij
zich en hoe vreemd de officieren ook opkeken, vroeg hij aan eene
der Zusters: Waar gaat gij nu nog verder heen, Zuster?
Naar de markt, generaal, om piovisie op te doen voor onze
arme inwoners. FL*
En krijgt ge daar nog al! y..-"'- y|§i
O ja, daar is geen klagen over; alle boerinnen geven ons wat,
die een kool, die wat wortelen, die wat aardappels.
Maar dat kan toch niet veel wezen voor een zaal met volk; ge
koopt er toch zeker wat bijt
O ja, als we geld hebben.
Wil ik eens meegaan om aan te koopen en te betalen ook?
Daar is niets tegen, generaal.
De boerinnen en andere koopvrouwen keken hare oogen uit, toen
daar de Zusters aankwamen, met een generaal in blinkend uniform.
Nu moet ge alleenlijk koopen,zei de generaal ondeugend,bij die
welke u indenregelhet meeste geven. Koop zooveel ge opladen kunt.
De Zusterkens gaan naar die boerinnen, welke door hare welda
digheid uitmunten en koopen groote manden vol; de kinderen van
den generaal helpen zoo goed zij kunnen om op te stapelen en in
te vlijen; zij koopen sinaasappels en noten en andere vruehten om
die tusschen de groenten in te stoppen. Er was geen uitscheiden
aan; als men de beide kleinen had laten begaan, zouden zij de heele
markt leeggekocht hebben. De generaal lachte dat hij schudde. Hij
wou ook van geen afdingen weten; 't moest een, twee, drie gaan.
De meeste hoveneirsters waren dien dag wel een paar uur eerder te
huis; zoo gauw waren zij hun groenten nog nooit kwijt geweest.
Alleen die koopvrouwen, welke de Zusters wel eens afgesnauwd en
met leege handen weg laten gaan hadden, bleven met lange gezich
ten zitten; bij haar moest niets gekocht worden, zeide de generaal
die er bij stond alsof hij kommando voerde. Toen het wagentje
dubbel hoog was geladen, j trok de generaalj zij njbeurs en betaalde
zelf uit.
De Zusterkens bedankten hem en haar karretje reed fnaar het ge
sticht terug.
Och kom, had de generaal gezegd, 't is een goed werk, en
eens in de week zullen we daar maar eens een gewoonte van maken;
's zaterdags morgens om 10 uur zal ik op het appel wezen. Bidt
intusschen veel voor mijne beide kinderen.
Toen hunne moeder jong overleed, was de hoofdofficier een ge-
ruimen tijd bijna ontroostbaar geweest; wat zou er van zijne beide
knapen geworden, nu het moederlijk oogen de zorg der moederlijke
handen ontbrak, terwijl hij zelf in de militaire zaken beslotnmerd
was! Allengs had hij, zooveel hij vermocht, zich op het onderwijzen
der beide kleinen toegelegd en waakte nn over hen, zooveel een
vader dat kan. Hunne moeder was een zeer milddadige vrouw ge
weest; uiterst goed voor de armen; hij hoopte dat de beide jongens
dit van hunne moeder mochten overgeërfd nebben en deed alles om
hun de naastenliefde in te scherpen. Dit was vooral de reden, waarom
hij alle zaterdagen met de beide knapen naar de groenmarkt wilde
om eetwaren voor het gesticht te koopen. Hij was altoos opzijn
post; 't gebeurdesoms dat hij den dienst er om verzette, 't Gebeurde
wel eens dat hij aan de hoofdwacht stond, omringd door verschei
dene officieren; als dan de Zusterkens kwamen, verliet hij den kring
en sloot zich bij het karretje aan. Hij geneerde zich niet; de officie
ren lachten er niet om, en bewonderden bem wegens zijne verachting
van het naenschelijk opzicht, maar toch, zoo dunkte hun, zij zouden
't hem voor geen geld van de wereld nadoen.
De boerinnen zagen de volgende dagen, na den eersten keer dat
de generaal ter markt geweest was, nieuwsgierig uit, doch wie er
kwam, geen officier. Eindelijk was de tweede zaterdag aangebroken
en daar verscheen de hooggeplaatste militair Sveder en kocht bijna
alles op. Nu werd er voortaan op hem gerekend en het was een lust
om te zien hoe juist de karige, de gierige, de onbarmharrige boerin
nen voortaan de Zusterkens bij haar kleed vasthielden en riepen:
Och, Zuster, dit heb ik wel voor u over (handenvol met groenten
haar toehoudendej u weet wel dat ge nooit vergeefs bij mij komt.
Juist het omgekeerde was vroeger waar.
Het eigenbelang maakte nu ook de hebzuchtigen goedgeefsch; zij
hadden gezien dat de generaal het meest kocht bij wie door de week
het meest weggaven.
Ge komt morgen immers met den generaal, ook dezen kant
uit, zeide een schraapzuchtige boerin en schudde een mand met
salade en een mand prei vóór de Zusters uit; zie, dit kunt ge nu al
vast meenemen voor de armen.
Mijn man is op de korenmarkt, sprak een ander; die heeft uit
muntende rogge, voor kommiesbrood; dat moet ge den generaal
maar eens zeggen.
Och, Zuster, zoo verzocht een derde, ik heb een zoon onder
dienst en die wil eens graag overkomen met verlof; doe een goed
woordje bij den generaal.
En om aan dat goed woordje kracht bij te zetten, schonk zij aan
de Zusterkens een mand met brusselsche spruitjes,Jwaar zij vroeger
nooit aan gedacht zoude hebben.
Het was een wedstrijd wie het meeste aan de Zusterkens zou
wegschenken. De velen die vroeger ook al uit menschenmin ruime
gitten deden, wilden zich nu niet door hare buurvrouwen laten
oyertieffen en schonken het dubbele weg. Nooit hadden de oudjes
en de zieken in het gesticht 't zoo gced gehad en iedereen begrijpt
hoe druk zij 't daar hadden over den generaal. Zij kenden hem niet;
zij hadden bem noot gezien, maar de generaal, dat was een man!
Steeds waren de beide zoontjes van den hoofdofficier met hem op
de markt; de kleinste werd wel eens moede van het opvlijen, doen
de oudste klom dan op het karretje en reikte, op de teeaen staande
zoo hoog als hij zijn armpje beuren kon, roepende: Zuster, de
wagen moet nog eens een keer zoo hoog volzitten!
Kom, Frits, nu kan het wel, beval dan zijn vader en Frits
kreeg zijn zin niet.
Maar op zekeren zaterdag morgend was zijn vader wegens eischen
van dienst verhinderd. Daar kwam hij aanstappen, aan de hand van
eeneDuitsche gouvernante, nu zou hij eens voor de Zusters koopen.
Zijn vader had hem een volle beurs meegegeven. Hij kocht en
laadde, en kocht en stampte in en vlijde op, zonder eind; ten slotte
kon hij het niet langer afreiken, als hij boven op het karretje stond;
er was geen plaats meer voor den ouden voerman, die er naast
moest loopen. Kijk eens aan, riep Frits. Of hij zich ook geweerd
had! Hij kwam bijkans geld te kort-
Nu, zeide eene stuursche boerin, diejvroeger nooit iets voor
de armen over had, nu, Zuster, als de generaal soms niet komt, laat
dan de kleine generaal maar komen, die doet het nog beter.
En zoo bezocht de generaal of zijn zoontje alle zaterdagen de
groenmarkt. De jonge Frits was in het gesticht even bekend als in
zijn eigen huis. Hij is er in goed gezelschap, dacht de vader en liet
hem er maar heengaan zoo vaak hij wilde. Frits was ook altoos in
het Lol, dat eenmaal 's weeks in de kapel van het gesticht gehouden
werd en hij had zijn vader bepraat om er ook geregeld heente gaan.
De goede Zusters hadden een fraaie bidbank voor den generaal gereed
staan en een knielbankje voor Frits. Op zekeren avond kon papa
niet en tocb wou Frits niet hebben dat de mooie bidbank leeg zou
staan. Hij ging naar de vrouw van den kolonel en verzocht haar,
mee naar 't Lof te gaan, bij de Zusters.
Wel kereltje, zei mevrouw, hoe kan ik nu zoo maar met u
meegaan; dan moet ik me nog heel verkleeden.
Dat is niet noodig, mevrouw, zei Frits, papa gaat erook altoos
maar zoo heen, en niet in groot tenue.
Mevrouw glimlachte en voldeed aan zijn verzoek; Frits leidde
haar heel statig naar de bidbank van den generaal. En na het Lof
liet hij haar het heele gesticht zien alsof hij de abt was. De Zusters
lieten den knaap geworden en de kolonelsvrouw leerde het gesticht
en de uitmuntende verpleging kennen, schonk een aanzienlijke gift
en wist haar man te bewegen om dagelijks, voor zijn rekening,
verscheidene terrines soep ia de kazerne meer te laten koken, en
aan de soldaten te gelasten die soep naar het gesticht te brengen,
voor de oude mannen en vrouwen.
Zie, zei Frits later tegen de Zusters, terwijl hij er het oog op
hield of de militairen wel geregeld met de soep kwamen aandragen,
zie, dat kan de kolonel best doen en hij doet het ook graag.
Op zekeren dag dat was een spijtige dag voor het gesticht
kwam Frits met zijn broertje afscheid nemen; zijn papa was ver
plaatst naar een andere garnizoensstad en wellicht zou de familie
nooit weer in de stad C. terugkeeren. zij keerden er ook niet terug,
maar nog altoos wordt er in het gesticht veel gebeden voor generaal
X... en zijne beide zonen.
Kostelijke Dronkenschap.
Te Luik, zekeren Alexander G. ging trouwen, maar als alles bijna ge
schikt was,zijn verloofde zegde dat ze van gedacht was veranderd. Hierop
heeft Zander G. haar zoo schandaleus verweten dat de zaak op Tribunaal
is gekomen. De mislukte bruidegom stak alles op de schuld van zijn
dronkenschap, doek werd veroordeeld tot 6 fr. boet, de kosten en 400 fr.
schadeloosstelling aan de verloofde.
Diefte van 30,000 fr.
In aktiën, te Grandregies, in 't kasteel van den graaf d'Oultremont.
't Is maar d ander week dat de diefstal ontdekt is; hij moet gepleegd zijn
in de maand november. Verschelde knechten van den graaf zijn onder-
hoord; doch in zulke gevallen moet men uiterst omzichtig zijn, vooraleer
eenige verdenking te maken.
Wreed geval te Doornuk.
Maandag nacht ten 3 ure hoort de nachtwaker roepenHelp! help! hij
loopt naar de plaats van 't noodgeschrei en ziet in 't huis van den goud
smid Bracaval, een bebloed hoofd door de venster steken, 't Was de zoon
Bracaval, die daar met zijn vader alleen leeft; men loopt in 't huis; de va
der ligt dood, gezelfsmoord, en met eenen hamer had hij zijn zoon op 't
hoofd geslagen, dusdanig dat hij nog in 't Gasthuis ligt. De Vader had se
dert lang slapelooze nachten en scheen in zijn verstand gekrenkt.
Hangaar in brand gestoken,
op SI Amandsberg, een houten hangaar van M. Hector Deburbure, ge
legen in 't midden van 't veld. De Policie zoekt achter die schurken en
brandstichters.
't Was d'ander week aan de Zuivelbrug; de brug hing gedraaid en
er stond 'ne wagen met een peerd voor, een treklijn breekt, valt op het
hoofd van 't peerd, het dier verschrikt, springt op zjj, 't gaat in 't wa
ter loopen, als een moedig man den teugel vastgrijpt en 't peerd in
houdt.
Marmeren platen gevallen.
T'Amsterdam aan de oostersche kade; men haalde groote marmeren
platen op; eensklaps do mast breekt en valt onder de aanschouwers; 2
jongens dood, 1 van 16 en 1 van 12 jaar en 5 personen gewond.
Zondag avond, ten 6 1/2, geraakten op d9 Jan Van Eyckplaats
te Brugge twee personon van het schoon geslach ia gevecht, namelyk
eene schoonmoeder met hare schoondochter. De schoonmoeder werd
door hare schoondochter da muts iu flor Jen van het hoofd gerukt, ter-
w li de foorebootjes ter plaats laveerden, onder het spelen der muziek.
De policie is in 't gevecht tusschen gekomen en heeft de veohtstersnaar
de wacht vergezeld. De schoonmoeder heeft a mstouis in de Jauurt der
peliciewaeht eene nieuwe muts gekocht.