ïlwfstade naar Mongolië
REIS VAN
(China.)
door den JEerw. Missionnaris Ev. Be Boech.
i Hoofstuk. Van Hofstade naar Parijs.
Sain-tia, 29 Augustus 1884.
Beminde Moeder en Broeder,
DeoGratias! De Heer zij geloofd en gedanktziedaar de woor
den, Beminden, die mijne lippen als natuurlijk ontvlogen bij het
eindigen van die lange en voorspoedige reis. En wat zou ik anders
kunnen doen dan de goede God bedanken en Hemen zijne welda
den loven;immers te midden der grootste gevaren heeft Hij zijn on-
waardigen dienaar steeds bijgestaan, te midden van het lijden heeft
Hij hem versterkt; had ik soms droefheden te doorstaan, de balsem
zijner geestelijke vertroostingen was daar,om de heilzaamste vreugd
op de minste verzuchting te doen volgen. Hem weze dus voor al
tijd mijn innigste dank toegekend. Deo Gratias
Om aan mijne belofte getrouw te blijven, ga ik trachten u een
klein en kortbondig verslag te geven over de langdurige en belang
rijke reis die mij verre van u heeft gescheiden, maar tevens het on
uitspreekbaar genoegen heeft verschaft van aan te landen te midden
van mijne geliefde Chinezen, bij wie mijn hart reeds zoolang ver
bleef,
Het was dus den 9 Februari dat ik u verliet, om mij in volle
vrijheid aan den Dienst des Heeren en aan het heil der zielen toe
te wijden. Herinnert gij u nog hoe wij die laatste oogenblikken
overbrachten Het aandenken aan die stonden heeft mij later in
den loop der reis nog menige aangename uur doen slijten: ik dacht
zoo soms aan u, beminde Moeder, gij zoudet willen lachen hebben
van geluk, omdat de oogenblik nu eindelijk gekomen was, waarop
gij aan den Heer, in de oppffering van uwen zoon, een blijk van
groote liefde kondet geven; en toch, het was u onmogelijk uwe
vreugd anders dan door tranen uit te drukken;dan weêr verbeeldde
ik mij, mijnen goeden Broeder, zoo verheugd van eenen broeder
Missionnaris te hebben en die ook al moest snikken van genot en
vreugd; en al die Vrienden, gekomen om getuigen te zijn van
mijne laatste stonden, in de Familie overgebracht, zij ook, zij wa
ren onder den invloed van een genoegen dat zij, (waarschijnlijk om
te doen gelijk gij, moeder en broeder,) slechts door zuchten en
tranen, te kennen gaven. Dat eentonig muziek duurde zoo voort,
tot dat eindelijk het rijtuig aankwam en mij door zijne komst ver
wittigde dat de uur van scheiden daar was. Voorzeker, beminde
Moeder en Broeder, alsdan eischtte de natuur bij mij ook haren tol
en een dikke traan rolde mij over de wangen, alswanneer ik U met
mijne laatste zegening ook mijn laatsten vaarwel toestuurde. Nog-
tans, Moeder, toen gij mij bij het geven van uw kruisken die zoete
woorden in de ooren fluisterdetEvarist,'t is voor Onzen Lie
ven Heer alsdan voelde ik den moed in volle kracht terugkee-
ren en ik was zelf heschaamd van zoo kleinmoedig te zijn voor eene
onderneming van zulkdanige verhevenheid. Ik trad dan ook met
geluk het rijtuig binnen en u allen nogmaals van verre groetende
met eenen welgemeenden Vaartweltot wederomzienswas ik
weg in het gezelschap van drie goede vrienden die mij tot aan de
statie van Aalst vergezelden. Nu, vooruit zonder omzien, de groote
stap was gedaan. Ik moet het bekennen, op dien stond, al was mijn
hart beklemd en geschokt, mijn geluk was nogtans zoo groot dat ik
geene woorden vond om het uit te drukkenvan den eenen kant
mijne liefde voor u allen, was door de scheiding meer dan verdub
beld; in die verdubbeling van genegenheid vond ik de gelegenheid
van mijne offerande aan den Hemel nog aangenam r te maken en
dit gedacht alleen schonk mij een onuitsprekelijk welzijn. Intus-
schentijd reed onze voituur altijd maar snel vooruit, te midden der
Parochianen, die mij van alle kanten hunne heilwenschen toewier
pen. Nadat wij voor eenige momenten stil gebleven waren bij eene
achtbare familie onzer parochie, aan wie ik zooveel verschuldigd
ben, reden wij in vollen draf naar Aalst voort. Men zou waarlijk
gezegd hebben dat onze paarden begrepen dat een Missionnaris op
reis vol jacht en spoed is, want zij vlogen den weg over, bijzooverre
dat wij een goede halve uur te vroeg aan de statie toekwamen. Hier
trof ik.nog een aantal vrienden aan, en nadat wij samen een vreug-
dig praatje hadden gevoerd, rolde de trein die mij naar Brussel
moest brengen, de statie in. Hier waren d'adieus van korten duur:
wij drukten elkander nog eens goed de hand, wierpen ons van we
derzijde de oprechtste wenschen toe enik rolde voort, alleen
met mijne inbeelding, die op dien oogenblik groot was: zij bracht
mij terstond bij u tot Hofstade, maar wat geluk! ik zag u allen op
gebeurd en tevreden, het Geloof had de bovenhand genomen en
verre van u te bedroeven, gij waart verheugd over het gebeurde;
(uwe brieven hebben mij later bewezen dat mijne inbeelding mij
niet bedroog.) Ik ook,bij dit gedacht, ik gaf mij aan de heilzaamste
vreugd over en ik bedankte den Heer, van uwe harten zoo goed
gesteld te hebben. Na eene goede halve uur rijdens, hield de trein
eindelijk in Brussel stil. Hier gekomen, had ik geen grooter verlan
gen dan mij maar terstond naar het Seminarie van Scheut te bege
ven, waar ik in mijne Congregatie eene goede Moeder, in mijne
Oversten cn Confraters, oprechte Vaders en teèrbeminde Broeders
moest vinden.
Daarom deed ik in allerhaast de bezoeken die ik in Brussel nog
moest afleggen, en rond 6 ure van den avond, landde ik in mijn
duurbaar Moederhuis aan. Was mijn drift om in het Seminarie aan
te komen, groot, ik moet ook bekennen dat ik in een oprecht broe
derlijk onthaal, eene overgroote voldoening vond; op zulke oogen
blikken wordt man gewaar, wat de H. Paulus eens met volle reden
en recht zegde: Hoe aangenaam is het niet als oprechte broeders
onder eikanderen te leven! De eerste avondstond op Scheut, na
de scheiding met de familie, is voor mij alleraangenaamst geweest,
en bleef er soms een weinig van mijne aandoening over, ik moet
1 bekennen dat zij weldra verdween onder het lachen en het vrolijk
redekavelen van ons allen. Daarmeê vervloog dus dien dag, zoo
lang verwacht en misschien, wié weet, door U (alhoewel ten on
rechte) zoo zeer gevreesd.
's Anderdaags, zondag, deden wij met ons drie, de confraters Van
Belle en Verellen en uwen dienaar, eene solemnele Hoogmis, om
over onze aanstaande reis de overvloedigste zegeningen des Heeren
te trekken; het overige van den dag brachten wij in geestigheid en
ware vreugd over; zoo wierd het maandag; wij hadden nog het
eene en het andere in Brussel te schikken en wij moesten ook onze
pasporten gaan halen; bij die bezigheden bleef alweêr dien dag, en
wij mochten, na eene goede rust, den dinsdag begroeten, dag,
waarop wij onze wenschen gingen vervuld zien, door onze aanne
ming als leden der Belgische Congregatie van het Onbevlekt Hart
van Maria. Wij lazen dan 's morgends nog al vroeg Mis, waarna
wij nog de eene en andere schikkingen namen, totdat het half acht
wierd en men ons kwam zeggen dat de Ceremonie in de kapel aan
vang ging nemen. Opgebeurd en het hert vol vreugd, gingen wij
het huis Gods binnen. Wij wierpen ons aan de voeten van onzen
verborgen Zaligmaker en hieven samen met volle stem, den schoo-
nen lofzang aan: Ave Maris Stella! Wees gegroet, ster der zee!
Voorzeker Maria, onze goede Moeder, zal onze bede verhoord en
onze lofzang gezegend hebben, want Zij heeft ons niet alleen op
zee, maar ook op aarde tot geleidsterre gediend. Maar laat ons niet
vooruitloopenOnze jongere Confraters zongen eenige lofzangen
waarna voor ons driën de plechtige oogenblik aanbrak. Met geluk,
maar ook met aandoening spraken wij onze Beloften uit, die ons
voortaan als onafscheidbare lidmaten aan onzen goeden God snoer
den en ons tot het Apostolaat verplichtten. Wij lazen dan ook nog
samen de gebeden der reizigers, groetten eene laatste maal de jon
gere Confraters die wij in Scheut lieten en die ons lot benijdden,
waarna wij de voituur instapten en vooruit, recht naar de statie.
Hier ontmoette ik nog iemand, die thuis getuigen was geweest van
mijn afscheid aan de familie en ook mijne laatste oogenblikken in
het Seminarie wilde aanschouwen; dank voor die goedheid!.... On
der het gejuich van de bevolking der Ninoofsche kalsei, reden wij
stillekens vooruit, iedereen van verre groetende en een laatste vaar
wel toewerpende.
Een half uur daarna stonden wij welgezind aan de zuiderstatie te
Brussel, waar wij onzen achtbaren Supérior Mgr Vranckx aantrof
fen met al de Priesters uit het Seminarie,die ons waren voorgegaan.
Wij stuurden hun algauw eenige woorden toe, dedennogmaals onze
adieus en daarmeê, en avant! de trein floot, zette zich in beweging
en Brussel verdween weldra uit onze oogen. De Heer versterkte
ons, want ik moet bekennen dat gedurende dien ganschen dag, dien
wij op 't convoi overbrachten, de vrolijkheid ons onafscheidbaar
vergezelde. Onze overtocht tot Parijs is zonder het minste ongeval
en allergelukkigst geweest: wij kwamen in de hoofdstad van Fran
krijk, rond 5 ure van den avond aan. ('t Vervolgt.)
DIEFTENS. Te Brugge, een liberale pennelekker die
chenapan gespeeld is naar Parijs met 1000 fr. En dat volksken
loopt naar de slechte kaberdoezen gelijk een verken naar zijnen
trock. Die in gemeirie huizen frekenteert, heeft per faktum, een
oneerlijke reputatie. In den nacht van zaturdag tot zondag is er
ingebroken te Gent, Zwijnaardschen steenweg bij M. Aug. De Red
der, voerman en herbergier, langs achter in de keuken geraakt en
aldaar uit'een potteken een som van 35 fr. gestolen. Dijnsdag mor-
gend is de dief gesnapt in een herberg der gebuurte; 't was een
oude knecht van De Rudder. Daags te voren rond half acht 's
avonds zagen de Volkeren van St Amandsberg licht op 't buitengoed
van M. De Breyne, Gentstraat; aanstonas was de Policie ter plaats,
de veldwachter Van den Berghe en de gebroeders Verdurme; inder
daad, er waren trassen van dieven, maar ze waren gevlucht. Aan
stonds vielen de verdenkingen op slecht befaamde kerels, partisans
der gemeiue herbergen en maandag zaten er al 6 vast. Gestolen
t'Antwerpen, in de Gemeenteschool, Peerdenmarkt 82, aktiën, pa
pieren geld, gouden geld, een dekoratie van't Leopoldsorde en een
stuk flanel van 7 ellen en half.
RAMPEN cn ONGEVALLEN. Aan de Rhynkaai t'Antwerpen
is zondag achternoen de duitsche Matroos Winecke door een ijzeren
keting getroffen en zijn hoofd verbrijzeld. Zekere Lambrechts
is er vau een stelling gevallen op de Zui kerlei en in 't Gasthuis
overleden;te Gent nabij de Brugsche poort, in d'herberg de
Roos is zaturdag schielijk overleden, terwijl hij cm glas bier dronk
de genaamde Jan Luyten. Te Gent, buiten de Sl Lievenspoort is
zekere liinnaert van Ledeberg, daglooner en thans werkzaam aan de
route om den sneeuw van de rails te vagen, hij is door den trein
doodgereden. Zondagmorgendis te Gent de baziune uit den
St Pieter dood gevonden op haar kamer. Te Armentiers, in
Frankrijk, de werklieden eener fabriekvermaakteuzicb metsaeeuw-
ballen te werpen; een meisje wierd door eenea bal op de wang ne
vens d'hersens zoodanig getroffen dat zij 8 uren nadien stierf.
BUITENLANDS: Te Lyons is wederom ontdekt een geheim Con
gres van Anarchisten; ze wilden een arsenaal overmeesteren en
eenen aanslag doen. Rond Nimes is zooveel sneeuw, dat de
spoortreinen beklemd zitten. D'ander week werd van een vee
koopman te Lavillette 30,000 fr. ontfutseld; de dief is gevonden in
een kaberdoes; hij had al 300 fr. van 't gestolen geld opgebrast
met de plaasters en juweelen en de prangdieven, die in zulke ka-
veeten hunnen optrok houden. In Engeland, in de gevangenis
van Wandsworth, is opgehangen de jongeling Horace Robert; ja,
altijd een brave jougeling geweest, maar in slechte gezelschappen
geraakt, met lappen en sjeelen omgegaan en moordenaar geworden.
Hij kermde om zot te worden, maar de doodstraf wierd niettemin