Hofstede naar longolie flis daden, Rampen en Ongelukken, REIS VAN (China). door den Eerw. Missionnaris Ev. Be Boeck. 6 Waarlijk, toen 's anderdaags de horlogie 7 ure wees en dat de scheiding daar was, moesten wij ons moeite aan doen om die ware broeders die ons zoo wonderwel hadden onthaald, te verlaten,nog- tans de baan die wij hadden ingeslagen, liet ons niet toe van de droefheid in onze harten te huisvestigen; als Missionarissen trok ken wij met kloeken moed vooruit, na onze weldoeners eenen wel- gemeenden vaarwelgroat toegestuurd te hebben. Kort daarna be vonden wij ons aan de poorten der stad waar wijeenen troep jagers(?) aantroffen, die in werkelijken dienst verkeerden en het overvloe dig wjld, opbrengst van hunne jacht,te midden van den openbaren weg, levend verslonden. Die manier van handelen zal u wellicht vreemd en barbaarsch voorkomen; nogtans gij dient op te merken dat zij het wild niet verder zochten dan in hun kleeren die er sche nen van vergeven te zijn, aangezien hunne handen maar gestadig van de hairen frak naar den mond gingen; zij waren op zoek naar die kleine zesvoeters die in China zoo overvloedig zijn en op dewelke de Chinezen (vergeef mij deze bijzonderheid) zoo verlekkerd schij nen!! Men zegt dat de Christenen er scrupulen in vinden, als zij dat aardig wild 's vrijda'srs eten!! Maar laat er ons maar van zwijgen en onzen weg vorderen, ter wijl die nieuwe soort van jagers zich vlijtig onledig houden. Weldra bevonden wij ons tusschen de hooge bergen terug, onze ezels stapten vurig vooruit, zoo vurig dat éene uur na ons vertrek uit Swain-hua-fou onze knecht van zijnen troon geworpen wierd en tusschen het bergzand rolde; de arme man, hij was bijna dood van schrik, gelukkiglijk hij had niet het minste letsel na zich op zijn Chineesch over zijne onbehendigheid verontschuldigd te heb ben, hernam hij beschaamd zijne positie van vroeger terug en daarmèe, weêral vooruit! Op de bergen volgde er eene groote zaad- vallei waar wij bijna allen den adem afgesneden wierden, ik bij zonderlijk, ik zal die plaats nooit vergeten, daar ik er bijna, gelijk men gemeenzaam zegt, een manneken min was; ziet hier op welke wijze. Op eenen zekeren oogenblik was ik van mijnen troon geko men, om een weinig adem te scheppen; ja maar, mijn ezel, die waarschijnlijk de noodwendigheden waarin ik verkeerde, niet ge voelde, liep maar duchtig de karavaan na, en daar stond ik alleen te midden van het zand, ik had wel te roepen het scherp gefluit van den wind verdoofde mijne stem, ik poogde een weinig te loo- pen, ja, maar na eenige stappen was ik zoo afgemat, dat ik al snik kende naar mijnen adem op de:i grond neèrviel; daar lag Moeders kind machteloos in het zand te zuchten, ik meende niet beter of mijn einde was gekomen, toen ik, eens opziende in de verte, onzen knecht, die mijne afwezigheid had bemerkt, met mijnen muil op mij zag afzakken: Waarlijk. O. L. Heer had medelijden met mij. Hij wilde niet dat ik, van zoover gekomen om in de Mongolië te gaan arbeiden, hier woo veria n ~ou omkomen. Weldra bevond zich mijn redder aan mijne zijde, hij hielp mij op mijnen ezel te rug stijgen en hier,met den neusdo k voor mond en neus, bekwam ik stillekens aan; toen ik de kn vervoegde, was ik reeds teene- maal van mijne afmatting he. eenigen tijd daarna waren wij die droeve streek door en eene groote stad rees voor onze oogen op, wij bevonden ons voor Chang-1 a ko die met hare Noordpoorten aan de groote muur en tevens ook aan de Mongolië paalt. Het is eene groote en uitgestrekte stad; van wegens bouwtrand verschilt zij niet veel met de overige steden die wij op onzen weg ontmoet ten, doch onder betrek van handel, mag zij met verscheidene zee steden vergeleken worden, 't ismaargestatigde eene winkel nevens den anderen; en winkels in de Chineesche steden dat zijn geen huizen gelijk men er bij ons veel vindt, waar men eene bepaalde koopwaar verkoopt, men vindt daar alle voorwerpen die in China onder den handel komen, en meestal de winkeis door Compagnies open gehouden, drijven daarbij nog wisselzaken die de geldverdra- gingenvoor de Missionnarissen bijzonderlijk vergemakkelijken. Lijdt gij bijv. in uwe Residentie gebrek aan sapeken, verkeert uwe Christenheid door overstroomingen of hongersnood in den uitersten nood, gij springt maar te paard om uwen Bisschop over de nood wendigheden te gaan waarschuwen;en indien H. D. Hoogwaardig heid het goed vindt, ontvangt gij eenvoudiglijk een briefken, waarmee gij in de stad die dichtst bij uwe verblijfplaats gelegen is, de noodige som kunt gaan trekken in eenea winkel die deel maakt van dezelfde Compagnie waarmede de Congregatie, 't zij in Shang- dja-ko 't zij in andere groote steden geld betrekkingen heeft. In Shang-dja-ko hebben wij eene soort van procureur, een Chinees die gelast is met het aankoopen en nasporen der voorwerpen die men zoo al in Missie noodig heeft en die tusschen de bergen en rotsen van den Mongolië niet te vinden zijn, 't was in zijn huis dat wij voor eenigen tijd stil bleven om er het noenmaal te nemen. Hier waren wij reeds teenemaal t'huis; alles wat wij zagen of hoor den,sprak ons reeds van de betrachte Mongolië en van de Confra ters die wij er weldra gingen aantreffen. Rond een uur verlieten wij dit aangenaam oord en weinigen tijd daarna bevonden wij ons voor den grooten muur, die 't eigent- lijk China van de Mongolië scheidt en waar men zulke wondere dingen van vertelt. Op den dag van heden is er niet veel nieuws meer aan, 't zijn oprechte puinhoopen die op vele plaatsen gelijk met den grond liggen, 'doch men kan nog zien dat zij in vroegere tijden ontzaggelijke beschermingsmiddelen waren,diehet hemelsch Keizerrijk tegen de aantallen zijner omliggende vijanden beschut ten, maar laat ons de poorten doorgaan die zich in de groote muur bevinden en onzen weg zoo voortzetten, nog eenen stap en wij be vinden ons in de Mongolië.,.. daar!! Wij zijn de poorten door, welkom in de Mongolië, roept ons Confrater Zijlmans toe! Mocht gij er allen lange en aan de zielen vruchtbare jaren in over brengen tot meerdere eer van God en het groot welzijn der Missie: onze aan doening was te groot om op die heilzame wenschen breedvoerig te antwoorden; wij lieten eenparig eenen welgemeenden Amen op de woorden van den goeden Confrater volgen. Nu bevonden wij ons in die gewesten, waar onze harten reeds zoo lang verbleven, en waarheèn wij ons vroeger in aangename mijmeringen met den geest zoo dikwijls begaven. Onze wenschen waren volbrapht, do Mongolië spreidde zich voor onze voeten uit. O, kon ik u de ziel- genoegensbeschrijven en het genot die ons op dien zaligen oogen blik te beurt vielen!!! Kon ik u slechts een half gedacht geven van het zuiver en geestverrukkend geluk 't welk wij alsdan smaakten; alsdan voorzeker zoudet gij, verre van mijne afwezigheid te betreu ren, u met mij verheugen en den Heer bedanken, dat hij mij, hoe onwaardig ik ook weze, tot eenen zoo verhevenen staat heeft willen roepen Nu, wij waren de Mongolië met hare hooge en statige bergen ingetreden, onze dravers bewandelden den grond van ons nieuw vaderland, men zou waarlijk gezegd hebben dat zij ons genoegen meêdeelden, aangezien zij zoo vroolijk en zoo snel de zandwegen doorstapten die wij hier tusschen twee steile bergketensontmoetten. Confrater Zijlmans verliet ons kort na onzen doorgang der groote muur, ten einde in Kotüntze alles te gaan voorbereiden tegen onze aankomst. Rond 6 ure van den avond deden wij onze intrede in de Residentie van dat dorp, omringd van honderde Christenen die van alle kanten waren toegesneld om de nieuwe Shen fous (Geestelijke Vaders, zoo noemen zij de Missionarissen) te komen groeten. Nau welijks hadden zij van onze komst kennis gekregen of zij brachten aanstonds van alle soorten lekkernijën aan (Chineesche, wel te ver staan) om ons zoo te toonen hoe gelukkig zij waren van nieuwe Shen-fous onder hun midden te zien aankomen. Wij brachten er eenen goeden nacht over en als wij 's anderendaags de H. Mis in het klein Kerksken van deze plaats gelezen hadden, waar onder verscheidene Christenen de H. Communie ontvingen, stuurden wij onze vaar welgroeten tot de Christenen die wel is waar bedroefd schenen in ons vertrek, maar zich toch teenemaal aan onze schik kingen onderwierpen: de Shen-fous hebben schrikkelijk lang ge reisd, zegden zij onder hun, zij moeten fel vermoeid zijn en ver langen om in Sy-wan-tze aan te komen, waar zij zich zullen kunnen uitrusten, wij mogen ze niet lastig vallen met ze te verzoeken van eenigen tijd onder ons te vertoeven, zij hebben de rust meer dan noodig. 't Was nu Donderdag 24 April. Om 8 uren waren wij reisvaardig en onze muilezels trokken de residentie van Ko tüntze uit, om zich op weg te stellen naar Sy-wan-tze, waar wij rond 5 ure van den namiddag, volgens het zeggen van Confrater Zijlmans, zouden toekomen. 't Slot volgt. Ovprliirlpnu Victor Hugo, da grootste fransche dichter vv vel ll|Ut/US, onzer eeuw, is verleden vrijdag ellendig gestorven te Parijs, in den ouderdom van 84 jaar. God had hem een won derbaar dichterstalent geschonken, maar Hugo heeft het ir> 't. tweede deel zijns levens schandig misbruikt omde Revolutie en de goddeloosheid te bezingen en haat te stoken onder de menschen; en dit alles om den afgod te worden van een verachtelijk gespuis, van de Vrijdenkers en de Godloochenaars van Parijs. De dichter koning wa3 dronken en zot van hoogmoed,en verdierlijkt is hij gelijk Nabuchodonosor, de fameuze Vorst van Babylonië. In zijn laatste raaskallen sprak hij het vers uit 't Is hier de worsteling van den dag en den nacht. Eilaas! da nacht heefc gezegepraald en vóór zijn sterren wierp de rampzalige geen smeekenden oogslag naar hst kruisbeeld, het eenig Licht des Levens... Droeve rampzalige dood! Men mag die lijkkist met bloemen behangen, 't Menschdom gruwelt van zulke dood. Te Somer- gem is overleden M. Putman, gemeenteraadslid, man van vurig en werkzaam Geloof, rechtschapen en dienstwillig.en een benijdensweerdig Aandenken nalatende. In deze laatste dagen heeft hij manhaftig en met zelfsopoffering den goeden strijd gestreden en 't Vrij Katholiek Onder wijs behertigd. Ook zag hij zonder schrik of schroom de Dood naderen en ontving met diepe godsvrucht zijn Heilige Rechten. Aan 't artikel der Dood en nadien, al de wereldsche eer en macht kan ons niet baten. Da Goede Werken alleen volgen en vergezellen ons. BUITENLANDS. In Italië worden de quarantaines afgeschaft. De stad Munchen wordt betrokken door eenen voerman, onlangs vervoerde hij 40,000 eieren; 30,000 eieren braken en hij wijt het aan den slechten toestand der straat. Het zwoedscha zeeschip Juno is onderwege Melbourne afgebrand en gezonken met maa en muis. Te Douai is gehalsrecht zekere Lepot, die te Itijsel de weduwe Boulanger vermoord had in sept. 84. In Oostenrijk worden de moordenaars ook nog den kop af gedaan. Te Cincinnati is een drukkerij afgebrand: 17 personen dood, waaronder o vrouwen die uit de venster wilden springen. Te Parijs, in een sterfhuis, zijn 12o,ooo fr. gestolen. In d'omstreken van Marche is er grooten schrik op al de dorpen wegens de wilde zwijnen die rondzwerven. Men heeft er benden gezien van 18. De vrije zedeleer! Uit Tours is een jong geusken met een groote somme gelds naar Brussel komen gevlucht.— Voor de moord van Elouges in de Walen, is nu ook een vrouw aange houden en men zoekt nauwkeurig op, waar en met wieo de brou werszoon Bataille is geweest. T'Antwerpen, een kind van 2 jaar, Josephineken Van Oppers speelde met fosforkes en verbrandde zoo ijselijk,dat't arm wichtjein 't gasthuis bezweken is. De droefheid der Ouders is onbeschrijfbaar. Haar valer was uit 't gasthuis niet weg; het kind zijn oogskes waren uitgebrand en slechts aan zijn stem kon het Vader erkennen. T'Ath, een schikkelijk grouwe- lijkgeval: een naamlooze, eerschendende brief kwam toe, ineen huis; de vrouw wierd er krankzinnig van en is korts uadieu bezwe ken. De laffe briefschrijver wordt opgezocht. Ei, die stomme «n

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1885 | | pagina 3