flellüasleei der Verdoemenis, naar 't uitgebreid werk van S. Van der Gucht. 4 IV. Een sture onderhandeling. Hendrik Van Heverboom kwam inde zaal niet. c Hij gaat, zegde Flora, hij gaat ontbijten. Alleen! Ja, ik eet later met de kinderen. Doctor Meert nam 't glas op: Oom, lieve Oom, vroeg de jonge weduwe met diepe bedruktheid, want nu stond al d'akeligheid van den toestand voor haar oogen, nu aag zij, hoe al de genegenheid en de liefde van Hendrik, maar oogenbedrog en valschneid waren geweest: Oom, lieve Oom, vroeg zij, wat gaat gij toch doen? U redden, mijne nicht, u en uw kind redden en alle verdere euveldaad belettenl De Geneesheer had zijn plan gemaakt en zijn besluit genomen. Hij spoedde zich naar d'eetzaal, was er eenige oogenblikken voor Hendrik en verborg het glas met kopergroen achter eenige bloem vazen. De tafel was gedekt voor éen persoon en de flesch morgendwijn Stond gereed ontstopt. Toen de heer Van Heverboom inkwam, vond hij den Doctor rechtstaande en met beide handen op zijnen stok geleund, hij groette hem vriendelijk en vroeg op schijnheilige wijze': Ons kindje is ernstig ziek, niet waar, beste Oom, wat is uw gedacht? Ik wensch dadelijk er met u eenige stonden over tehandelen. Spreek, beste Vriend.... M. Meert zette zich neêr en zegde op eenvoudigen toon: Daar gij reeds lang had kunnen voorzien hetgene gebeurt, zal de slag min smartelijk zijn, niet waar? Ik beken, Doctor, dat ik reeds verscheidemaanden voorbereid ben. Dit kindje, zijn kleur is goed, 't is bevallig en gespraakzaam, maar het eet te veel onrijp fruit en wil geen kloek voedsel innemen. Helaas, voegde hij erbij, twee roomers vol morgendwijn inschen kende, het is Fransken niet die het meest te beklagen is. En al pratende, ledigde hij zijnen roomer wijn. Ik ben van uw gevoelen, M., sprak de Doctor. Mijne ongelukkige Echtgenote verontrust mij ernstiglijk. Dr Meert bezag hem in 't wit zijner oogen en sprak met norsche klare stem, terwijl hij zijnroomerwijn wegschoof. Zoudet gij ook het voornemen hebben, haar insgelijks kopergroen in te geven? Kopergroen!!! riep van Heverbocm,schielijk verbleekende, wat wilt gij daarmeè zeggen Ik wil zeggen, kerel, dat gij een valsche ziel zijt; ik wil zeg gen dat wij ons in u bedrogen hebben; ik wil zeggen dat gij uwen stiefzoon vergiftigd hebt, met kopergroen. Waarde Oom!... Ik weet alles!... Zijt gij het niet die gisteren avond aan Frans ken eenen drank hebt doen ingaven, om den kleinen van de buik pijn te genezen, rampzaligaard! Die drank was gesmolten suiker met Haarlemsche olie. Zweert gij dit bij God? Ja, antwoordde de snoodaard, den blik des Doctors ontwij kende. Indien het zoo is, des te beter voor u; want gij spaart mij een soort van wroeging. Een soort van wroeging Wel, zekerlijk, hoe zou ik het niet bekennen! Hetkopergroem is door 't kind niet ingenomen, en een proef willende doen, heb ik den inhoud van 't glas in uwen morgendwijn gegoten. Hendrik veranderde oogenblikkelijk zijn tong hing stijf van schrik aan zijn gehemelsel. Ongelukkige!... Ha nu zweert ge niet meer De schurk was afgrijselijk om zien; zijn gelaatstrekken, verbleekt en neergedrongen, het haar te berge gerezen; en den aanblik ver wilderd; alles loonde in zijn persoon de beeldtenisse der misdaad schrik en kastijding.- Onbewegelijk en onbekwaam een woord uit te spreken, zat hij op zijnen leunstoel te beven, den heer Meert met verglaasde oogen aanstarende. De Doctor schokschouderde met diepe verachting bij het zien van zooveel schrik en laf hertigheid. Ik zou, zegde hij, ik zou u kunnen helpen, maar gij verdient geen medelijden of vergiffenis Een oogenblik nadien lag van Heverboom voor zijn voeten en Stak smeekend zijn handen naar den Docteur uit Luister, hernam deze, en neem spoedig uw besluit, of 't is gedaan met u; ik kan en wil u redden op drie voorwaarden:Gij zult mij, ten eersten, de bekentenis uwer misdaad schrijven en teeke nen; ten tweeden, gij zult mij toelaten het kind uws broeders meê te nemen, zonder ooit trachten te achterhalen waar ik ermede ben verbleven; daarbij, gij gaat onmiddelijk de Nederlanden verlaten. Ondanks zijnen schrik en zijnen lust om te leven, schoen de gierigaard te aarzelen; alsdan zette M. Meert zijnen driekantigen hoed op 't hoofd en ging naar de deur maar toen hij de klink draaide;riep Hendrik hem terug: Den kleinen, zegde hij stil, ge moogt hem meênemen. Dat is niet genoeg, ik wil het overige. -.ajVev jcWÜnbjM a< Maar tot wat einde il j/.i 'nen/al a' aeii Om u onmachtig te maken tot de misdaad, orfv ik' öhtfoQf :Ge'- n.! nooit - „\[er£f U^ft [U.danjpen^dpqdikiat; bimoeni eene. miir zijt gij> er/ im gelégd-cndoegep a gflldb «.lain i'oo ill .inei-inl nessnos 9Djt?ebI Een kille rfllilngd doorliep deK'^hfheMfeéüikerijt ji, a«Uen*S«feekfö h^diA^p^^^^fe'rSfcTOs alsdan ©p dat zij nimmer uit uw hari den,zai1 gaart rt'l« j Ja, zoolang gij uwen eed niet zult breken. En gij kunt mij redden Ja, nu, maar binnen 10 minuten is het te laat. M. van Heverboom scheen als door d'hand Gods geslagen. Maai eensklaps stond hij recht, terwijl een spottend gegrijns zijn wezen kenmerkte, hij ging naar een eiken kas, opende eene schuif, nam er pen en inkt uit en begon met een koortsachtige haaste te schrij ven. Ondertusschen mengde de Doctor in een oude porceleinen kom een wit poeder met water. Zij hadden schier gelijktijdig ge daan; M. Meert nam 't papier, las het, maakte een goedkeurend gebaar, stak 't geschrift in zijnen zak en reikte de kom aan den ver giftiger, zeggende: Drink dit, van Heverboom, en gij zijt gered; maar gedenk uwe belofte; zoo niet, wacht u van de Galg Terwijl van Heverboom gretiglijk dien drank inzwolg, spoedde Doctor Meert zich naar de kamer zijner nicht en vond haar wee- nende aan 't beddeken van haar kind. Hij verhaalde haar alles openhertig; het kopergroen had hij in den morgendwijn van haren echtgenoot niet gedaan; de bedreiging alleen was genoeg geweest om de misdaad te doen bekennen en teekenen. Flora verzonk in de bitterste droefheid, nu er geen twijfel meer overbleef: Haar man was schuldig; al zijn vriendschap bestond uit huichelarij; zijn stiefkind, haareenig zoontje had hij willen ver moorden Ach, zuchtte zij, wat gaat er van mijn kind en van mij gewor den Oom, lieve Oom, ge zult ons toch helpen en bijstaan Wees gerust, nicht, ge ziet: de maatregels zijn'reeds geno men, opdat hij u niet zou hinderen Maar, hij kan moordenaars afzenden; ach, ik zal geen oogen blik rust hebben Nicht, wij zullen uw kind in een veilige plaats brengen. Be trouw op God, en steun op zijn Almach.ige Voorzienigheid. Wees moedig, lieve nicht; het spijt mij u te moeten verlaten; doch er zijn veel zieken, die naar mijn bezoek wachten. .Tot dezen avondjwaak ondertusschen over uw kind; doch er zal geen gevaar zijn, hoop ik. En zijne nicht de hand drukkende, was hij vertrokken. Nauwelijks was hij de deur uit, als Flora haar twee handen op haar oogen legde en dat de tranen tusschen haar vingers zijpelden. Welke verandering, dacht zij, welke teleurstelling! over eenige ja ren, ik was de gelukkigste vrouw van Aalst, elk beneed mijn lot mijn geliefde Lodewijk sterft, en nu ben ik de vrouw van eenen moordenaar! God! God uit den Hemel, sta mij bij!... En moeten zwijgen voor d'eer der Familie!... Een rede moeten uitzoeken!... En nog altijd zal mijn lot van rijke kasteelvrou -v beneden worden!» Zoo bleef zij eenigen tijd, verslonden door haar droefheid!.... Bijwijlen ging zij naar't beddeken van't slapende kind of staarde hopeloos door de venster. Wat zag zij daar eensklaps op den koer van 't kasteel Twee peerden die gezadeld waren op 't eene zat Karei Kwakbeen en 't andere wierd bestegen door Hendrik hij zag haar en groette met de hand; zij verwijderde zich eensklaps; de dienstboden dachten dat het was uit droefheid, want Karei Kwak been had uitgestrooid dat zijn meester wegens zware familiezaken naar Oostenrijk teruggeroepen was; ach, zoo dikwijls in de wereld, men kent d'echte waarheid niet... Flora ging met schrik van de venster af, en na .eenige oogenblikken hoorde zij het getrappel der peerden op den steenweg...Zij was nu een jonge levende weduwe!. (Wordt voortgezet.) LOOPENDE NIEUWS. De Milddadigheid wordt geloond, zelfs hier op de aarde, 't Is voor hun milddadigheid aan de katho lieke Scholen, dat de Belgen in 1884 den grooteD en onverwachten zegepraal hebben bekomen. In Holland schrijven de Protestan ten dat wij, Katholieken hier in België, van geen Vrijheid van On derwijs willen hooren. Ze maken daar ook aan de Gereformeerde wijs, in boeken en gazetten, dat de Bedevaarders naar Scherpen- heuvel gaan, al stelende en vechtende onderwege.... Hokus pokus pass', zei de kwakzalver,die niet en ziet is blind en wij gaan 't volk verlichten... met zijn geld af te nemen. Ze maken nu in Ame rika pi a n os van papier, van geperst papier, hetgene vaster en sterker is dan hout. Te Hoboken, in een hof, staan 600 soorten van Rozelaars; hoe rijk de Natuur toch is Den ezel kent men aan zijne ooren, den mensch aan zijne werken. Sedert 7 Sep tember gaat Meester Buis van Brussel schrikkelijk en zienlijk ten achteren; ZIJN EIGEN VOLK roept dat hij weg moet uit 't Stadhuis Er is t'Aken een vrouwken overleden van 108 jaar. Waarlijk in de wieg niet versmacht. Dej[Koning van Beieren is ge derangeerd in zijn bovenkamer; men spreekt van hem af te zetten of onder vaogdij; hij maakt te veel plakschulden. Toekomende jaar, als 't God blieft, zal een oud moederken van Bentille, thans in 't klooster van St Laureins, haren Jubilé van honderd jaar vie ren. Zij isstruisch en gezond en nog redelijk welbij haar verstand. De vruchten in de Polders staan schoon ook zeer schoon vlas. Bentille is de plaats waar, van 24 Juni tot 2 Juli, de groote Began kenis is, ter eere van St Joannes-Baltista, den Voorlooper Ghristi, den heldhaftigen Predikant en Martelaar, ter dood gebracht, om- hij den wulpschen koning Herodes zijn schelmstukken verweet. V&tiJoannes Baptista, een der grootste Heiligen en machtig in zijn vtiórspraak bij den Heer, Hij wordt aanroepen .voor-vallende ziek-iA tens, seskens, benauwdheden;; nkoartsem enzoovoortsj libewv aai rale Associatie yaö Brussel ikau-ba^rlsoHuldeni Ihiet betalenZ. En er zijn daar zooveel mjljomnairS-inp'én:laooheet gasleri'idle rijkgéwdr- ,.l .i den zijn onder T Goufcembestnm^mL.NVeawom^zijni eenige! vrije n,A scholen aanveerd en'sdhb!éhBwYn- 't welfde ipc&t jentffe;goedkeuring za' volgen .ofl k.*nha£#i van tijd. Er gaat te Maeskyck een brug gelegd worden over de Hi mb-r •iKwestü-jiiaaaA

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1885 | | pagina 7