Brief van Macliaris.
X., 2i Juli i885.
Vrienden, Konfraters, Landgenoten,
Met mijn vurigste wenschen van geluk en
welvaart, aan allen hertelijk toegestuurd, be
gin ik dezen brief. De Werkman en uw die
naar Macharis zijn zondag te Brussel geweest,
en mij is opgelegd, de taak van die Feestelijk
heden te beschrijven.
Wat zal ik Ulieden zeggen? De Kerk van St Michaël en
Güdula, dit wonder en merkweerdig gebouw vierde en viert nog,tot
2 augusti, de groote Jubelfeest ter eere van 't H. Sacrament van
Mirakel; ge weet dat over 5oo jaar, de Joden te Brussel in Sinte
Cathelyne-kerk, een Ciborie hadden gestolen met H. Hostiën; dat
zij in hun Synagoog, die H. Speciën hebben doorstoken en dat er
mirakuleus bloed uitvloeide; vol schrik zijn de Joden gevlucht en
de zaak is uitgekomen en gestraft, terwijl de mirakuleuze Hostiën
eerbiedig bewaard zijn gebleven en berusten ter Hoofdkerk van
Brussel, in de rijke kapel links; rechts is de kapel van Onze Lieve
Vrouw, zetel van 't Broederschap.
Achtbare Landgenoten, we zijn zondag in die kerk geweest; ze
was met buitengewonen luister versierd; aan de koor hingen de 6
groote geschilderde tapijten, 6 oude meesterstukken die 't Mirakel
van Brussel verbeelden; aan de muren zag men opschriften, ter
eere van 't Venerabel; uit d'hoogte der middenbeuk daalden rijke
draperijën, zwierig naar beneden;tusschen elke kolom hingen kran
sen van groen, met rijke draperijën; boven en rond den hoogen
Au taar waren lusters met honderde lichten: ineen woord, 't was
daar verrukkelijk schoon,en al die inkwam, was door bewondering
en eerbied getroffen. D'eer aan God en zijn Heiligen gedaan, is
een uitboeting en herstelling, en al was 't maar een keersken dat
men met een goed hert ontsteekt, dat is een zaak die den Schepper
verheerlijkt en veel straffen afkeert.
D'Hoogmis ge kent die kerk, menschen; ge ziet bijna het einde
niet; welnu, ze was strijkende vol, en w'hebben daar gezien Zijn
Doorluchtige Hoogweerdigheid den Aartsbisschop van Mechelen
die d'Hoogmis bijwoonde en ten half twaalf in de Processie, het
Venerabel droeg. En die Processie? zult ge vragen. Vrienden, ze
was lang en prachtig; schoone bannieren, liefelijke verrukkelijke
groepen maagdekens, och, de Christene Kinderen, God geve dat
ze toch opgroeien in Geloof en Zeden; 'ne mensch die braaf en eer
baar is, niets schooner ter wereld,maar 'ne mensch kan ook diep in
't slijk vallen.Wij hooren het uit Londen;en waarbij komt het? Wat
zegde Luther,3 jaar nadat hij de Biecht afgeschaft had? Ach, riep
hij uit.'k en herken de wereld niet meer; 't zijn al rondom mij,vuile
boeven en schelmen geworden!... En zoo gaat het ook, bij de Chris-
etnen, die zoo rampzalig zijn van 't gebed en de biecht te vergeten.
Was cr veel mansvolk in de Processie? zult gij viagen. En Ma
charis mag U zeggen met voldoening: Ja,veel, zeer veel mansvolk;
rijk volk, burgersvolk en werklieden; d'eene, bij hun Sociëteit, de
andere met een flambeeuw, een eerewacht voor het Allerheiligste