Doktoor tlcsris, Mengelingen. Boekwerken De Feestdagen. (GORIS HALS), EEN VERHAAL UIT KEIZER KARELS' TIJD, door S. Van der Gucht, Kunstschilder te Aalst VII. SCHELMSTUK OP SCHELMSTUK. Niet tegenstaande Jan zich met bedekte woorden uitge- drukt had, zonder iets stellig te zeggen, hadden echter de; woorden van den jongen leurder de twee vrouwlui overge- j laten aaneen losse vrees; het gerucht had zich verspreid, dat de wegen onveilig gemaakt wierden en de oude Bertus, toegedaan, aan zijne zuster en nicht, waakte dag en nacht over dezelve. Hij begaf zich menigerwerf met den duiste ren avondstond tot aan de bijgelegen bosschen en als het nog maar valavond was, deed hij hem door den kleinen Philip vergezellen; welken hij reeds de eerste lessen had ge- gegeven om zich van een vuurroer te bedienen; maar de kraaiën die zich op de toppen der hooge boomen onthielden, lieten genoeg door hunne stille houding zien,dat geene vijan den zich in de omstreken bevonden. Gedurende eenige dagen hoorde men van geenen Jan Colder of struikroovers spreken; deze, de herberg verlaten hebbende, ging stedewaars in, aan de deur van Bosó'chaert kloppen. De knecht die hem opende, zei dat zijn heer afwe zig was en voor den avond niet thuis zoude komen. Goed, zegde Jan ir zich zelf; uitstel is geen kwijtschei; ik zal den vogel op zijnen tijd wel vinden En hij ipoedde zich uit de stad, zonder op zijne oude moeder te peizen, die kreupel was en zijne hulp niet konde ontberen. Drie dagen later, de geburen, verwonderd niemand aan de woning van Jan Colder te zien verschijnen, en waarne mende dat dezelve niet geopend of gesloten wierd, dienden de zaak in aan het Gerecht; men deed het huis openen en men vond de arme vrouw, de vuisten krampachtig geslo ten, den mond vol schuim, met een leeren handschoen tus- schen de tanden, welken zij half opgeëten had, aan de deur, dood liggen. Het ongelukkig slachtoffer haars zoons was van honger gestorven. Op een namiddag dat de zon niet te brandig heure stra len schoot en de zoete velden de wandelaars en reizende menschen bekoorden, bevond Bosschaert Coen zich aan de krinkelende oevers des Denders, op een voetpadje het wélk met honderde bochten langs de boorden der rivier tot aan het dorp van Denderleeuw henen liep. Niemand dan een hond vergezelde hem en met een klein jachtroer in de hand hield hij zich bezig met eenige Endvogels die hun aldaar op hielden, na te sporen. Telkens dat hij meende aan të leggen om op deze watervogels te schieten, namen ze de vlucht en verhieven zich omhoog in de lucht, om eenige honderde stappen van daar,zich wederom in het water te plonsen. En Bosschaert Coen herbegon opnieuw zijne vervolging met het grootste geduld des werelds. Op den stond dat hij voor achtste of negende maal de vluchtende vogels had vervolgd, vertoefden zij een weinig lan ger dan na gewoonte. Bosschaart zag,die binnen schot te hebben, leidde aan en blaasdc de lont aan de pan. Dadelijk ontplofte het roer, en een jonge Ende gaf den geest op het water, wijl de overige met volle pen, langs de opene lucht henen vlogen. Bosschaarts getrouwen hond plonste zich in de rivier om den geschoten vogel te halen en aan zijnen meester te brengen; en de jongeling stak reeds met genoegen de hand uit om die te ontvangen, toen hij zich eensklaps langst ach ter gegrepen gevoeldeEen ijzeren hand drukte hem op den grond, en de oogen opslaande, zag hij het dreigende aange zicht van Jan Colder hem toegrijzen! Waar zijt gij nu, Bosschaert Coen,sprak deze, waar is nu al uw geld, zoo dienstig om de liefde der dochters te koopen? Ik zweer dat al uwe middelen niet toereikend zijn om mijne wraak te bedwingen. Dit zeggende, duwde hij hem den lemmer diep in de borst, en nam de vlucht langst de kreupele bosschen, latende den ongelukkigen Jonker, in zijn bloed smooren, en met den mond in het groene gras met maagdelief]ens doorzaaid, ster vende bijten. 's Anderdaags vonden de Visschers den reeds lang t'huis verwachten jongeling' op deze plaats dood liggen, nevens hem bevond zich de hond. Het getrouwe dier scheen het on geluk zijn meesters te beseffen, tranen stonden inzijneoogen, en nu en dan sloeg hij een gehuil dat er de oevers van we- dergalmden. Tusschen deszelfs pooten bevond zich de ge- doodde End, en een weinig verder lag het geloste Roer Dit was de tweede moord die Colder bedreef, voor het meeste getal was het nog wel een raadsel; echter geloof ik dat de inwoonders der Zingende Zwaan geen oogenblik twijfelden aan de misdaad van Jan. Doch diergelijk ongeluk was hun zeiven beschoren. Veertien dagen later brandde het huis ten gronde in as- schen, de kleine Philip kwam om in de vlam, Bertus,welken zoo lang de wacht met zijnen jongen Neef over het huis had gehouden, stierf drie da en na dezen ijselijken voorval aan het gevolg zijner wonden, door den val van een brandende balk veroorzaakt. Paula, de ongelukkige Paulawierd lang gemist, eenigen tijd daarna vond men haar in het diepste van het bosch ver moord liggen. Zana alleen, welke al te onvoorzichtig had geweest in het aanvaarden der geschenken, overleefde nog eenigen tijd hare kinderen, doch in wat staat Gansch zinneloos door kruiste zij de velden vanheur voortijds zoo lief Vaderland, en niet zelden zag men haar op de vervallen puinen harer woning nederknielen welkers harde steenen zij met heure tra- nen besproeide. Wat Jan Colder betrof, deze had zich daags te voren bij een bende Struikroovers gevoegd, en al de diefstallen en moordereiën die hij sedert dit tijdstip, hier ten lande en el- i ders heeft gepleegd, zijn zoo groot en talrijk, dat het mij on- mogelijk ware dezelve te verhalen. Hier eindigde Willem Van Branteghem zijn verhaal, en sloeg zijne oogen naar den Hemel. Verwondert gij u nog, mijnen vriend, sprak hij, dat ik schrikte, toen ik u den naam van Paula uit de Zingende Zwaan hoorde noemen want bij mijner trouw, diergelijk geval is bekwaam een mensch van leven te doen veranderen. Wees openhartig zegde ik, en belijdt met de hand op- het hart, dat gij Paula beweent? Dit tegendeel beweere ik niet, antwoordde Willem, want als de aangename Lente onze velden vergroent, en den zoetluidenden Nachtegaal zijnestem verheft, betreur ik nog inniglijk haar verlies.... Alswanneer ik met het vallen van den avond een wandeling doe, oalsdan ook vallen mij droef geestige gepeizen in den zin, en voel ik een scheuring des harten. Echter moet ik u bekennen dat ik nooit Paula berteur, of gansch haar ongelukkig maagschap deelt mijne tranen. Hier volgde wegens Pieter Coecke een kortstondige poose van rust, en wijl hij zijnen beker vulde met den schui menden wijn enden zeiven met smaak ledigde,bleef eeniege- lijk als verstomd zitten, over het aanhooren dezer ijselijk heid. Frans Stroom waagde echter een opmerking te maken: Dit alles, zegde hij, is een boeiend verhaal, welk door onzen vriend Coecke zeer sierlijk opgeluisterd is, want hij verhaalt vele zaken, zoo als onder anaere den moord van Jonker Coen, die niemand heeft gezien dan den moorder. Denk niet, dat mijnen Vriend Willem Van Branteghem hier iets heeft verbloemd, antwoordde de Schilder, daar Jan Colder zich groot maakte in de boeren-herbergen, op zijne misdaden te zwetsen, en in gezelschap zijns gelijken, aan al die het wilde hooren, menigerwerf gansch de omstan- Dynsdag St-Lucas, Patroon der schilders en schrijvers, H. Lucas, Evangelist; deu 12 H. Ursula, Maagd en Martelaresse. Te Keulen heeft zij een groote Kerk, rondom bezet langs buiten met doodshoofden van Martelaressen. D'H. Ursula, dag dergaren- twijnders; Feestdag vieren, en men vergete het niet Feestdag vieren en losbandig loe pen. drenken loopen, de beest en de prij spelen, dat is een schoon wit hemd-aan hebben en met de hand vol modder de borst vastgrijpen.... Wij kuanen in een klein ge ring huizeken wonen, doch, als wij ons eerlijk, deftig, edel, christelijk hart be houden, als wij neerstig blijven in ons le venswijze. we zijn zooveel weerd als 'ne Graaf, als'nen Hertog, als 'ne Zoning Sint Lucus! ©aze Patroen was Doktor in Antiochië, en een zeer geleerd Man. Uy wierd een der eerste dicipilen van St Paulus en volgde hem op zijne rondreizen; hij schreef vele Evangeliën, gelijk hij hetzelve getuigt «Volgens dat hij gehoord had uit den mond van degenen die alles hadden bijgewoond van 't begin af.» Hij leef ie tot 84 jaren, een heilig en verstorven 1-ven en wierd te Constantiaepelen begraven. Yoor den Oorlogsraad Mijnheer, welke oorzaak heeft u aange* zet om u aan de militiewetten te ontrekken •n u op den dag der lettrekking niet aan te bieden De eerbied voor de wet. Mijnheer! Voer welke wet? Voor de wet die de kansspelen ver hond heeft geen penning aan. Boer, Mijn hond Dat is mijn hond niet. Politieagent Uw hend niet? En hij loopt u na «b blijft bij u staan nu gij staan blijft! Boer. Nu wat zou dat! Gij liept mij ook □a en bleeft ook staaa, toen ik staan bleef. Daarom zoudt ge toch niet mijn hond we- te koop in onze Bureelen. «IX VXXV, 11V.I """V O"I digheid dezer moord heeft verhaald. Laat het zijn zoo het biedt wil, meende Herman Brand, het is een boeiend verhaal; politieagent Hè boer! boerrrl echter kan ik niet begrijpen wat gemeens het kan hebben j Boer. (blyf staan.) Nu, wat moet ik? met hetgene u dezen avond overgekomen is, én welk gij i Policieagent. Ik moet je bekeuren; je hebt beloofd breedvoerig mee te deelen. Neem een wei- J nig geduld, hernam Coecke, want het was hoognoodig dat ik, voor aleer van mijn zelve te spreken, u Jan Colder heb leeren kennen. Het is meer dan een jaar geleden, dat mijn vriend Willem mij over dezen fiel heeft gesproken; hij was volgens het aanbod dat ik hem had gedaan, bij mij blijven ▼ernachten, en met het krieken van den volgenden dag zijn j u djnken afscheid genomen, om naar zijne haardstede te rug te kee- ren. Drie weken daarna hoorde ik zeggen dat hij vaarwel j aan de wereldsche genuchten had gezeid en zich dicht bij Antwerpen in het Karthuizers Klooster van Kiel had bege- ven.... Maar dit zij nu genoeg.... Deze doenwijze verwon- derde mij niet, daar Willem Van Branteghem ten allen tijde een deugzame jongeling had geweest. Ik dacht nog meniger- J werf aan hem en aan zijne mededeeling, wel bezonderlijk als j er een nieuw schelmstuk door Jan Colder werd bedreven, Zoo stonden de zaken, nog slechts drie dagen geleden, toen ik het voornemen opvatte een uitstapje naar mijne geboorte stad te makenik deed dan mijn paard zadelen, stak tegen j alle voorvallen twee geladen pistolen in mijne zadelzakken, 5 gespte mijn rapier aan de zijde, en na mijnen dienaar de l zorg van het huis te hebben aan bevolen, was ik vertrokken. Een rechtschapen mensch gevoelt gewoonlijk een zekere ge- negendheid tot het oord zijner geborte, en zoete herinnerin- 'i gen der kindschheid vervullen zijn hart, met een zalig genot, j telkens hij dit komt weder te zien. Dit is doorgaans met mij het geval. Ik kwam behoedzaam in het oude Graven' Aalst en nam mijnen intrek in een der voornaamste Afspan- ningen der stad. Ik bleef aldaar twee dagen stil en ging in middels mijne weinige oude kennissen bezoeken, die ik ter j stede nog had, leidde hen naar mijne herberg en nam mijn genoegen met hen feestelijk te onthalen. Kort na het middaguur van den huidigen dag nam ik mijn I afscheid, sprong te paard en draafde wel gemoed Gent- waarts heen. Ik had weldra de stad Aalst verre achter mij, en daar mijn wel afgericht draver goed aanzette, dacht ik voor den avond t'huis te kunnen geraken. Het was koud, echter voor een winterschen dag zeer schoon weder. De heirbaan was eenig en stil; nu en dan reed mij een kar of vrachtwagen voorbij, of bij zeldzame poozen groette mij een armen reiziger die zich huiswaars spoedde dit was alles. Ik wist dat de wegen onveilig waren en men langs deze kan ten, meermaals, bij klare dagen de reizigers had uitgeplun- terd, maar ik was te wel opgezeten en tevens te behoorlijk gewapend om de struiroovers te vreezen. Ik geraakte dan ook zonder eenige kwade ontmoeting tot aan de eerste hui zen der Parochie van Oordegem en hield aan den Keizer, de eenige herberg die zich aldaar bevond, stil om mijn paard een weinig te laten rusten. Ik steeg af, bond he£ beest aan den ring die zich tot dit einde in den muur bevond, vast en trad binnen. ('t Vervolgt.) Opksmot der S'oesataigen 't Greov Martelaarsboek uit de jarsa 99 Kev&OBbeek Da Haraoie;-, aan allsruut- tigi\» rear all«.» w<iv. de HareaVdarij eu 'i Hofbo- plaat»» *9vr ar ka» aan- gaai Baekeiaat Da Folnaakte Likeurstoker om sonder far aai s allerhande like*r«B gereed te maken, te distiliearen, te versnijden, enz. L»v©« vaa den EL. Rochus De Kroon dei Prachtwerk Hemels een 1,00 2,oo 1,00 o,85 1,00 1,75 1,00 2,00 BRUGGE, zaterdag. Per hectoliter. Tarwe Rogge Boekweit Haver Garst Boonen Aardappelen loe kilo Boter, per kilo Eieren, per 26 Vlas, per 3 kilos 13 a i5 10 55 a oO 11 Oo a i.l 25 7 5o a 7 5o - Oo 00 a oo 5 oo a 6 50 2 27 a 2 09 a 3 So a 3 18 2 27 4 9o Leuven, iO oct Tarwe p.100 k. 16.5o a i7 5o Rogge Haver Garat Hooi Strooi Boter per kilo Eieren de 26 Koolzaadolie Meel Me ut Aardappelen i2,f 6 a 0o,0o 12.On a 12,50 16,50 a ,00 7,— a 0,00 4,50 a o, 2,90 a 0,00 2,30 a 0,— 54, -a— ,00 a ,- 7,50 a 0[00 LOOPENDE NIEUWS. Tot Erembodegem is mis schien de oudste Gemeenteraadsheer van 't Land. M. Van de Steen, die achtbare Ouderling, die reeds meer dan 5o ja ren in 't Raadshuis zit.Ze zeggen dat er te Denderhautem twee Gulden Jubelfeesten gaan zijn. Er zijn nu te Gent twee gazetten van Socialismus Vooruit en Opstand; vroeger waren zij in éen Sociëteit; ze kennen malkaar en 't is wreed gelijk de verwijtingen er vliegen Leugenaarbedriegers uitbuiters! hooveerdigaards, die't Volk gebruiken omhoog te klimmen en rijk te worden. Te Brussel boft Buis op zijn Dendermonde maandag Lijnzaad (Inl.) Raapzaad Lijnkoeken Kempk jeken Raapkoeken Tarwe Rogg» Haver 3ot»r per kilo ercu de 2d —,00 a ,00 17,oO a 18.— 13^5'f a 14,- 17,5e a 12.5Ö i 13.— 15,— a 2,75 a 3,i0 2,iQ A 2 25

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1887 | | pagina 3