Doktoor Gforis, (GORIS HALS), EEN VERHAAL UIT KEIZER KARELS' TIJD, door S Van der Gucht, Kunstschilder le Aalst XVI. De diefte van Keizer K^arel's paarden. Toen nam Jan Colder schier zoo schielijk afscheid j van den Pikeur, als hij met hem kennis had gemaakt, voor gevende dat hij, voor het volkomen nacht wierd, te Brussel begeerde te wezen en hij zich reeds veel te lang in Aalst opgehouden had. Het is jammer, zegde de Pikeur, dat gij niet Gentwaarts keert, wij zijn reeds zeer goede kennis en wij zouden de reis samen kunnen maken. Het doet mij insgelijks pijn, antwoordde de andere,maar daar is niets aan te doen. Dit zeggende, stond hij op, betaalde zijn gelag en na zijn paard te hebben doen zadelen, drukte hij den Pikeur de hand en was vertrokken. Toen deze zich alleen in de Afspanning bevond, begon hij ook voor goed op het.voortzetten zijner reis te denken, het werd reeds laat, maar doordien hem geen uur gesteld was, wanneer hij te Gent moest aankomen, stelde hij zich gerust. Hij deed echter zijne paarden in gereedheid brengen en ging tot den Hospes om dezen te voldoen; maar hier was hij niet min dan aangenaam verrast, toen hij verstond dat hij zijne beurs niet behoefde te ontplooien, dat zijn gezel, vooraleer te vertrekken, niet alleen het gelag had betaald, maar tevens rijkelijk had voldaan voor de stalling der paarden. Dit is, zegde hij in zijn eigen, in mijnen zak twee Caro- lussen profijt, daar ik niet nalaten zal bij mijne aankomst te Gent verteer en stalling in rekening brengen, niettegenstaande mijn goedwillige gezel het zoo ruimschoots heeft betaald. En grimlachende van genoegen, begaf hij zich naar buiten, besteeg het gezadeld paard, nam het andere bij den toom en na den Hospes veel heil en voorspoed toegewenscht te heb ben, reed hij, vergenoegd en onbezonnen, stapvoets heên. Inmiddels was Jan Colder, die zich zoo gulhartig jegens den Pikeur had getoond, in plaats van langs de Pontstraat zijnen weg naar Brussel te nemen, de Nieuwstraat in ge keerd en in allerijl de Stadspoort uitgestoven; weldra, had hij Aalst ver achter zich en draafde te viervoet op de heir baan van Gent. Dicht aan den aardeweg aan de gemeente van Lede, ont moette hij Hans Dollinger, die met zijn paard op de heir baan lanterfante. Is alles reeds in het Strooien Haantje vaardig? zegde hij, hem voorbij rennende. Tien onzer mannen wachten er uwe bevelen, luidde het antwoord; kapi tein Colder zal van Hans te vrede wezen. Tien minuten daarna hield Jan Colder te Smetlede stil aan de aangeduidde herberg. Het Strooien Haantje was een soort van kroeg, zij stond, gelijk wij reeds hebben gezegd, in de gemeeente van Smet lede, dicht aan de Gentsche heirbaan, en was in het omlig gende wijd en zijd vermaard om de leute die men er hield en het goed Vlaamsch bier die men er tapte. Een weduwe naar, genaamd Koben Vinck, die een zeer slimme kerel was, hield dit huis open met zijne eenige dochter Katrien. Baas Koben zat er redelijk goed in, hij had twee koei- beesten en een varken op stal en niettegenstaande hij zich niet anders dan met tappen en houthakken geneerde, kon hij echter op voldoende wijs zijnen Brouwer betalen. Daar een houthakker doorgaans zeer weinig won en het verteer der herberg slechts des zondags kon medegerekend worden, kwam het veel boeren zonderling voor den geest, dat baas Koben zoo wel aandeed en hij en zijne dochter zoo netjes waren gekleed en zich steeds aanstelden als welhebbende lieden. Maar de doortrapte kroeghouder had meer dan eene pees op zijnen booghij was een verheelder der gestolen voorwerpen der Struikroovers en een bezonderen vriend van Jan Colder die steeds in het Strooien Haantje zijne moorde naars-vergaderingen hield. Toen de Roovers-kapitein aan het Strooien Haantje af steeg, kwam baas Koben buiten geloopen, vatte het paard bij den toom en bracht het op den achterleest van het huis, alwaar hij het getoomd en gezadeld liet staan. Jan Colder trad inmiddels de herberg binnen, waar zijne mannen reeds op hem wachtten, niet weinig nieuwsgierigom de oor zaak te kennen waarvoor zij ontboden waren Hij werd geestdriftig gegroet, en wijl hij hunnen groet beantwoordde, gebruikte hij den tijd om kun koelbloedig in oogenschouw te nemen en te bestatigen dat het aantal volledig was. Niette genstaande hij rede scheen te hebben van tevreden te wezen, schudde hij echter spijtig het hoofd. Is Samuel Levi hier nog niet aanwezig vroeg hij, en de Roovers antwoordden eenparig dat zij den huidigen avond geenen Samuel Levi hadden gezien. Indien deze vervloekte smous door zijn lang wegblijven het spel niet doet mislukken, gromde hij, zich misnoegd bij zijne makkers aan den haard zettende; en hij verhaalde hun met korte woorden al wat tusschen hem en Levi was be raamd. Niets zal gemakkelijker zijn, voegde hij erbij, als ons de twee schimmels toe te eigenen, waarmede een Pi keur, zonder eenig kwaad vermoeden, door het beleid van Hans Dollinger hier weldra aankomen zal; maar als alsdan Samuel Levi zich niet aanbiedt om ons te betalen en zich da delijk met de paarden uit de voeten te maken, zijn wij gefopt. Indien de smous Levi door den den duivel niet wegge voerd is, sprak een der roovers, zal hij niet nalaten aan zijn belofte te volkomen; daar is immers voor hem een honderd Kroonen te winnen. Kwest, antwoordde Colder, kwest, maar wee de schelm, indien hij mij bedriegt!... Het bleef daarbij en de aanvoerder deed in afwachting van hetgene stond te gebeuren, een flesch brandewijn ontstoppen om den moed zijner mannen aan te vuren. Inmiddels was Hans Dollinger met zijn paard op de heir baan blijveu staan en bleef met de grootste verduldigheid des werelds, het oog Aalstwaarts gericht, de komst van den Pikeur afwachtende, die volgens zijne gissing niet lang meer kon vertoeven. Het was reeds avond; echter verlichte de maan met hare zilvere stralen genoegzaam bosschen en vel den, om bescheidelijk eenige honderde schreden ver te kun nen zien. Het was ruim een vierde eens uurs dat Jan Colder hem voorbij was gereden en het wachten begon hem van liever lede te vervelen, toen hij eindelijk in de verte een zwart voor werp ontwaarde. Niettegenstaande de maan helder scheen, kon hij echter niet zoo aanstonds onderscheiden, welke die zwarte massa was die hem met een zekere snelheid scheen tè naderen. Daar reeds verscheide maal diergelijke verschijn sels hem opmerkzaam hadden gemaakt, die echter anders niet waren dan een voorbijrollende kar of wagen, die zich naar hunne bestemming spoedden, bleef hij eenige oogen- blikken in vertwijfeling staan en luisterde scherp toe naar het naderende gevaarte, toen hij bescheidelijk het getrappel van paarden begon te hooren, zonder dat het gekraak van wielen er zich tusschen voegde. Dan twijfelde hij niet meer, maar wendde zijn paard om en volgde stapvoets de baan Gentwaarts op. De Pikeur, die wel opgezeten was, had hem weldra inge haald en beide groetten malkanderen volgens het voorvader lijk gebruik. De heerschap begeeft zich naar Gent? vroeg Hans Dollinger schier onverschillig. Juist geraden, ant woordde de Pikeur. De wegen zijn niet zeer veilig, her nam Hans, indien gij wilt, zullen wij de reis samen maken, men is bij nacht met tweeën niet te veel 1 De Pikeur bezag eens ter slinks, dezen, die hem dat voor stel kwam te doen, maar doordien Hans deftig uitgerust was, en gansch het uiterlijk had van een koene ruiter, was hij ver van hem eenig argwaan in te boezemen. Aangeno men, zegde hij, ik behoef wel geene dieven te vreezen, maar wij kunnen onderwege een praatje houden. Weihoe, gij vreest geene dieven? Neen, zekerlijk niet, want men zou zich aan mij deerlijk kunnen vergissenik ben wel gewa pend, maar heb geen drie Carolussen in mijnen tesch. Hans begon op dit gezegde hartelijk te lachen. Inder daad, zegde hij, gij behoeft niet veel de roovers te vreezen, maar ik ben niet in hetzelfde geval, ik heb nog al een aan zienlijke som geld over mij, die ik te Aalst heb ontvangen, derhalve zeer voldaan van u te hebben ontmoet. Zetten wij dan,voldaan van malkanderen onspaardjes wat beter aan. Zoo pratende, naderden de twee ruiters van lieverlede, de herberg Het Strooien Haantje, toen Hans als onverschillig begon te zeggen. Ik ben, zegde hij, een groot liefhebber van hesp en heb dezen avond mij er eens bezonder wel inge daan, echter moet ik nu mijne dwaasheid bekoopen, de hesp was wat zout, en nu smacht ik van dorst. Wat mij betreft, gaf de Pikeur tot antwoord, ik heb diergelijks niet geëten, maar een glas bier zou mij aangenaam wezen. Ik ken hier in de nabijheid, hervatte Hans, een herberg waar men be zonder goed bier verkoopt, ik wil u aldaar met een stoop bruinen bezetten. Dit zal ik niet weigeren, daar ik tijd genoeg overig heb, om op mijne bestemming aan te komen. Kort daarna hield men aan het Strooien Haantje stil en de beide ruiters stegen van hunne paarden; nog eens was baas Koben op zijnen post en hij bracht de drie dravers door de stalpoort naar den achterleist der herberg, waar reeds het paard van Jan Colder zich bevond. Inmiddels traden de twee gezellen de herberg binnen, waar nog slechts drie personen aanwezig waren, te weten twee mannen der bende, aldaar, om alles waar te nemen door hunnen oversten gesteld, en Catrien, de dochter van baas Koben, die aan den herberg- toog zich onledig hield met de potten en glazen te reinigen. Jan Colder, had zich voorzichtigheidshalve met zijne ove rige acht mannen op de kelderkamer begeven, zoohaast hij het gedraffel der paarden had gehoord. Hans Dollinger vroeg een pot bier. Weldra was hij geledigd en Hans verze- 'i kerde dat hij nog meer dorst had dan van te voren en deed hem voor de tweede maal vullen. Inmiddels hielden de twee Struikroovars zich als onverschillig over hetgene gebeurde, I en daar volgens den snooden Dollinger de tijd reeds geko- l men was, om zich van den Pikeur te ontmaken, wist deze niet, wat dit lang dralen beduurde en hij begon te vermoe- i den dat er ergens iets haperde om het spel te beginnen. Dit 5 niettegenstaande, ging hij voort met aan den Pikeur aller hande boertige praatjes te verhalen, wijl Jan Colder op de kelderkamer als een bezetene zat te vloeken. Alles was tot op het oogenblik naar wensch uitgevallen en hij had, volgens hem, schiers maar de hand uit te steken om zich van den Pikeur te ontmaken en zich des Keizers paarden toe te ei genen; maar Samuel Levi, die hem beloofd had den diefstal te betalen en zich met de twee schimmels uit de voeten te maken, was in de herberg nog niet aanwezig en liet zich in 't zoek. ('t Vervolgt.) THIELRODE. Maandag avond waren aan het kaar spelen in de herberg Thielrode Veer, vier behendige jassers, de neeren Cb. Corië, August Van Walle, Frans Heyrnan en P. Bogaert, nu, bij de eerste ronde, toonde de heer Corië eenen achttienden van pioenen, men ging voort, ec na een uur en half te heb ben gekaart, toonde binnen het spel ce heer Corië nog twee achttienden, telkens van kla* veren; men zou dit voir onwaarh.-id kunnen h uden, ware het niet dat talrijke kalanten het konden getuigen. AUDENAARDE. Vier jonge spinners, Lezers van De Werkman, om het gedruis der labriek uit d'ooren te drijven, rpelen met de jaskaart, eu o wonder Poli Muyshoodt toont 'ne zesden van pijken heer, Cynel Isebaert 'ne achtsten van klavers; Fi'i Schauwviiege 'ne vijfden van ko;ken zot en de deeler Gusti De Rommelaer nen zevensten van troef heer. Om dit wonderlijk voorval te feesten, hebben wij er eentje op gekookt. Benoemingen en Sterfgevallen. Zooals reeds gemeld is, E. H. Haems, onderpastoor van St-Martinus t'Aalst sedert i3 jaren, werd pastoor te Winkel. Nooit zullen d'Aalsternaars dien Heer vergeten. In W. V te Vormezele is pastoor benoemd de E. H. De Vos, van Wervik. Te St-De- nys Bestuurder van 't klooster E. H. Bou- tens, leeraar te Torhout; te Wervick wordt onderpastoor E. H. Bermolet van Gheluwe; te Gheluwe komt E. H. Dignant. Doktor in Godsgeleerdheid -- In Luik te Corthya is pastoor E. H. Van der Crays, kapelaan tot Haele en wordt daar verrangen door E. H. Wolters van Disan. In 't Doornyksch is onderpastoor benoemd tot Kllezelles E. H. Lejuste. --Uit Gent vernemen wij dat E. H. D'Hooghe, pastoor van St Anna, die Kerk nabij de statie, overleden is. Sedert lang was die Heer ziekelijk; 62 jaren, nog als pastoor gestaan te Schoorisse en als Principaal te Geeraardsbergen in 't Collegie; Overal de beste herinneringen gelaten. Hij ruste in vrede, die waardige Man.. Men- scben-lief, laat ons toch deftig leven en lief dadig zijn en den baat uit ons hert houden, want de tijd vliegt en 't is hier ras met ons gedaan. De Dochter van M. Henkei de Donners- marek, lid van den Duitschen Rijksdag, heeft het Katholicismus afgezworen en is Protestant geworden om te trouwen met de Vorst van Carolad, die, bovendien dat hij ook protestant is, van zijn wettige vrouw gescheiden is. Maar, acht dagen voor haar trouwen met een getrouwden protestant, «haar inzicht was den titel en den rijkdom van vermelden vorst, ten prijze van haar geloof te bezitten,» de rampzalige jonge dochter bezweek aan een zonderlinge toe val. Zij versmachtte, met eenen kersensteen door te slikken. I HIK Wat een geluk toch voor die Vlamingen van Luikl ïjUI.ïV >t js 0p (jea Buereberg bijna alle Zondagen Feest; Con ferenties, tooneelstuksken, zangfeesten, niets ontbreekt hem. Zondag over acht dagen werd ter gele -enheid van St Koearaadsdag er het Feest gi:Gerd van den nooit vermoeiden Vader Bokken, Voorzitter van het Pa roonschap; al de Hecren Meesters boden hem een eerbetoog aan, waar-p de kunstenaarshand vaneen onder hen dit jaarschrift had ge schilderd: W7J JUICbea nU bLIJgezInD: Lang LeVe VaDer CoenraaD I De eer w. Pater Braeckman, Bestierd rvan 't Patroonschap, legde den zin van dezen schoonen vlaamschen voornaam uit, en overhandigde al eindigende twee schoone gesc ïenken aan zijnen trouwen medehelper. De kinderen voerden een paar fonkeluienwe liedjes uit; dan speejde de tooneelafdeeling, het koddig Belofte maakt schuld, en zoo was de avond vermakelijk doorgebracht; had elke stad zoo'n Patronagie o fet BRUGGE, zaturdag. Per hectoliter. Tarwe 13 75 a i5 -c- Rogge cO - a oO Boekweit Oo a Haver 7 7J a 0 Garst Oo a 00 Boonen i2 75 00 Aardappelen loo kilo 5 5o a 6 So Boter, per kilo 2 a 2 90 Eieren, per 26 2 54 a 2 7a Lbuvbn, 2 dec. arwe p.100 k. 17.5o a 18 5o Rogge i3,00 a Oo.Oo Haver 12,Po a 13,00 Garst 17,50 a - ,00 Hooi o,a 0,00 Strooi 0,00 a o.— Boter per kilo 0, - a 0,00 Eieren de 26 o,o0 a 0, Koolzaadolie 55,— a —,00 Meel —,00 a - Mout a Aardappelen o,00 a 0,00 Dendermonde maandag Lynzaad (Inl.) ,00a Raapzaad ,00 a Lijnkoeken 17,oO a 18.— Kempk aeken a Raapkoeken 13,50 a 14,- Tarwe 18,5(1 a 19,— Rogge 13,50 Haver 15,a Boter per kilo 2,25 A 2.72 Wili.bm van Hentkrghem, van Rudder* voord8, de oudste der Algemeene Kiezers van ons Land. treedt Vrijdag 9 December zijn lc6 jaar in. Hij geniet eene goede gezondheid, en is altijd vrolijk. Al wie hem kent, acht en bemind dien eerbiedweerdigen Ouderling. Gediplomeerde Onderwijzeres, vijf jaar dienst, vraagt plaat» in'tKath. Odw., liefst in't Brng- sche of 't Gentsche. Adres S. Ttb., Roll. (Moorseele.)

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1887 | | pagina 3