M° 1001. Twintigste Jaar.
Kerstlied.
Nieuw Kerstlied.
DE WERKMAN
25 DECEMBER 1891.
KERSMIS.
De Heiland is geboren,
Die ons zoozeer bemint,
Dat Hij tot ons wil komen
Als arm en needrig kind.
De Vorst der Englenscharen,
De Koning van 't Heelal.
Ligt als een machtloos kindje
Te Bethleëm in den stal.
Der jaargetijden meester,
De God van heerlijkheid,
Van bittre koude bevend
In de arme kribbe leit.
O Jesus, arm geworden
Opdat Gij van uw goed
Ons, armen, inoget schenken
In milden overvloed.
Ik wil U immer volgen,
In armoede en in smert;
Ik ban, ter uwer Helde,
Al 't aardsche uit mijn hert.
Kom toch, en treedt er binnen,
Ik smeeke U, Kindje zoet,
Kom in mijn herte wonen,
Dan hebbe ik Alle Goed.
Sint Alfons-Goor, 10 dec. 91.
't Is nacht en stilte overal,
Maar geenen nacht in Bethlemdal
Daar prijkt en glanst een helder licht
Voor 't Kind dat in de kribbe ligt.
Glorie, glorie, Gloria,
Zingen d'Englenkooren,
Glorie, glorie, Gloria,
Jesus is geboren.
Maria en Sint Josef beide.
Aanzien het Kind en zijn zoo blijde,
Z'aanbidden in dien armen stal
Den Heere God, den Opperal.
Glorie, enz.
De Herders, komend' uit het veld
Naar Bethlehem haast toegesneld.
Aanschouwen Jesus hunnen Heer
En vallen op hun knieën neêr.
Glorie, enz.
Het schaapje bleit, het bietje ronkt,
Het starreken daarboven pronkt
Met meerder glans als 't ooit voorheen
In 't blauwe Firmament verscheen.
Glorie enz.
O mensch, wie gij ook wezen moogt,
Ten Throon verheft, ten grond geboogd,
In blij geschal of droef getraan.
Naar 't Stalleken moet ge toch gaan.
Glorie, Glorie, Gloria, enz.
Verschijnende alle Vrijdagen.
Prijs in Bureel of "Winkels 5 eentiemen. Voor g'heel
Belgenland fr. 2,50'sj aars. oor Holland fr.8,50. A oor al
d'ander Landen van Europa, voor Amerika, Asia, hina,
d'lndidn en zoo wijd er menschen wonen 4,50 franko thuis.
P daen's-maYart.
Werf, Eiland Chipka,
AALST.
Menschen ziet, na veel verlangen,
Is voltrokken 't eeuwig Woord;
Hebt gij niet die schoone zangen
Omtrent middernacht gehoord
De Messias is geboren,
Zongen d'Engelen luider stem!
Gaat Hem zien! Geen hoop verloren
Herderkens van Bethlehem
Hebt gij niet die ster zien dalen
Zij verlichtte het heelal;
Maar de schoonste harer stralen
Scheen op eenen armen stal.
Daar is 't dat Maria baarde,
In het midden van den nacht,
Den Verlosser van den aarde,
't Wonder Kind, zoo lang verwacht.)
Menschen ziet, na veel verlangen
Is voltrokken 't eeuwig Woord;
Hebt gij niet die schoone zangen,
Omtrent middernacht gehoord?
Kom en laat Hem ons gaan vinden,
D'Allerhoogste Majesteit,
Die Hem laat in doekskes winden
En hier bij de dieren leid.
j bis.
VEKHAAL.
Den nacht van 25 December.
Bijtend koud, stormweêr.
De wind huilde treurig in de
naakte toppen der boomen;
Den ganschen dag had het ge
sneeuwd;
Alle dieptens waren plat gelegd
r een sneeuwit laken en banen en we
gen had de sneeuw doen verdwijnen.
Op dit oogenblik reed een grijsaard op
een mager peerdeken door een vallei van
Schotland; aan zijn zilverwitte baard
hingen talrijke ijskepeltjes, zijn wezen
was gekrompen door de koude en zijn
peerd ging langzaam, droef en stokkestijf
vooruit.
3rmc man had zijnen weg verloren
en zijn rijdier kon schier niet meer voort.
Het was nogtans geen gewone sterveling, maar de Ka
tholieke Bisschop van die streek en hij leefde over een
goed paar honderd jaren, korts na de zoogezegde Her
vorming, als 't oude Katholiek Geloof, 't Geloof der
Voorvaderen, vervolgd en verboden was, als elke Ka
tholiek streng wierd opgezocht, dat het bijwonen eener
Mis verboden was op straf van geldboet of gevangenis,
en dat de Priester die in Schotland het H. Misoffer op
droeg, zich blootstelde aan de dood door beulshanden.
En hij, de oude grijze Bisschop, had zijn Volk niet
verlaten; in weêrwil van de wreede vervolging bleef hij
zijn Bisdom doorloopen, om te vormen en te prediken,
om de Priesters te bezoeken, die, gelijk hij, in brave
Katholieke Familiën een schuilplaats hadden gevonden,
waar zij Mis lazen, Biecht hoorden, Ons Heer uitreikten,
d'Eerstc Communie celebreerden en van waar zij
's nachts naar de zieken en stervenden gingen.
Onze oude Bisschop had een zijner Priesters bezocht;
nu dacht hij bij het invallen van den avond eenen ande
ren te bereiken, doch de sneeuw had debanen vernietigd
en de-arme grijsaard was zijnen wegverloren.
Ziet hem daar sukkelend voortrijden, uit al de kracht
van zijn oogen opziende, naar een licht of een woning.
Al meer cn meer daalde de nacht, en beet de koude
door been en door merg; de Grijsaard voelde zijn bloed
verstijven; met moeite kon zijn peerdeken jnog voort; bij
elk getrampcl in den sneeuw scheen het te zullen vallen
en de Bisschop dacht niet be-er of hij ging daar zijn le
ven ten offer van God en Geloof moeten [laten.. Daarbo
ven zag hij de sterren pinken en glinsteren en met zali
gen weemoed dacht hij op 't gezang der Engelen:
Glorie zij God in den Hoor/en
Vrede cp de aarde aan de mensehen van.
goeden wil.
Gloria in exe/sis Deo.
In vreugd en in lijden, in zegepraal en 'in vervolging,
glorie aan God door onze ondei werping aan zijnen Hei
ligen Wil... Vrede aan de menschen van goede wil....
Bisschop van Schotland, in die wreede en droeve om
standigheden, ge blijft in vrede, omdat gij van goeden
wil zijt en heldhaftig voor Gods Glorie werkt; ja ge zijl
gelukkiger als velen die thans in glazende [feesten verga
derd zitten. Een stemme zegt in uw hert Maakt u niet
gereed tot vele rust, maar tot vele verduldigheid. Tot
liefde Gods moet gij alles gewillig onderstaan, arbeid
en smarten, bekoringen en plagen, angsten, nooden,
ziekten, boleedigingen, opspraak, verwijten, vernederin
gen, schande, berispingen, verachtingen; deze helpen
tot deugd; deze beproeven den volger van Jesus Christus;
deze bereiden de hemelsche kroon; eeuwigen loon wordt
betaald voor kortstondigen arbeid en oneindige verheer
lijking, voor oogenblikkelijke beschaming.. Als Jesus
met u is, geen vijand kan u hinderen.. Hij is deerlijk
arm, die leeft zonder Jesus eu onschatbaar rijk, die wei-
staat met Jesus.
Maar hoogwaarde man, ge denkt op den Kerstnacht,
gij hoort't gezang der Engelen, ge peist Ik dool hier
gelijk de Heilige Familie eens doolde mocht ik ook een
veilig Stalleken vinden! en door uw gedachten verslon
den, ziet gij in de verte dat lichteken niet Waar licht
is, wonen toch menschen..
Ei, 't peerdeken stronkelt;
De oude Bisschop kijkt op;
Hij ziet dat lichteken in het donkere duister; mis
schien wonen daar afgevallene Christenen, misschien Ver
volgers der Christenen, maar toch hij, er wonen daar
menschen, 't is zijn eenigste toevlucht, hij zal er henen
trekken.
Gelukkig, zijn peerdeken kon niet meer voort, 't ging
vallen.
Een klein nederig huizeken was't.
Een hutteken
Van zijn peerd gestapt;
Geklopt;
Een vrouw kwam opendoen;
Een oude vrouw;
Braaf mensch, ik ben verdoold en versukkeld; kan
ik hier een schuilplaats vinden
Zekerlijk, goede man zoo oud en nog op de baan!
Och ja vrouw, ik moest dezen avond ievers aanlan
den voor een haastige boodschap; door den sneeuw heb
ik mijnen weg verloren en nu kan mijn peerd niet meer
voort, terwijl ik uitgeput beu en versteven van de kou.
Kom binnen kom binnen, goede man, zet u neêr
aan 't vuur, terwijl ik uw peerd zal in ,den stal brengen..
We zijn gelukkig iemand te konnen herbergen, ter eere
van 't Kindeke Jesus, op dezen Kerstnacht.
Zoo gezegd, zoo gedaan.
Terwijl de oude vrouw 't peerdeken in een stalleken
leidde, zette de Bisschop zich neêr aan 't vuur en zag
dat hij in een arme, maar zeer nette kamer was. Hij
was gekleed als boeremensch, zoodat de oude vrouw in
hem gecnen Bisschop kon herkennen.
Boter, brcod, kaas en bier wierd hem gulhartig voor
gezet, waarvan hij smakelijk at, want sedert 's middags
had hij niets geêeten.
Goede Man, zei de vrouw, ik zou u geerne voor de-
Zen nacht een bed aanbieden, maar in het eenige dat wij
hebben ligt mijn zieke man, op sterven. Ik geloof niet dat
hij den nacht zal doorleven.
Vrouw, zei de Bisschop, ik neem innig deel in uw
ongeluk; wat mij betreft, deze stoel hier onder dit dak is
voldoende; maar kan ik niets doen voor uwen ouden
man ik heb iets of wat kennis van geneeskunde en zal
hem misschien konnen helpen.
Hem helpen onmogelijk, sprak de vrouw; de
hooge ouderdom is een ziekte die niemand genezen kan.
D'ander week is hier nog een Doktoor geweest; hij moest
zijn schouders optrekken; mijn man was zoo goed bij
zijn verstand als ik; en nogtans de Doktoor geloofde hem
krankzinnig
Krankzinnig en waarom
Zijn einde is nabij, hij verzwakt met de uur en wil
niet hebben dat hij kan sterven Hoe schrikkelijk! moe
ten s*erven, zonder dat men aan de nabijheid der dood
gelooft.
Maar Vrouw, hoe is dat mogelijk; als uw man bij
zijn vei stand is, als hij zijn hooge ouderdom kent en
sinds lang ziek is, hij moet toch weten dat hij zich tot de
dood moet bereiden?
Och goede man, sprak de oude vrouw in tranen
losberstende, wat kunnen wij eraan doen op al wat ik
hem zeg, antwoordt hij dat hij niet sterven zal, dat zijne
uur nog niet gekomen is.
Wilt ge mij toelaten hem eens te zien Wellicht
zal 't woord eens vreemdelings hem overtuigen
Wel ja, waarom nietGelief mij te volgen.
En de oude vrouw bracht den Grijsaard in 't kamer
ken daarneven, waar haar stervende Man lag.
Stervende, wel gezegd; de Bisschop zag het aanstonds;
dit gelaat was besneden van de Dood; nog weinige uren
had die Ouderling te leven.
Eenige minuten sprak de Bisschop van onverschillige
zaken, doch bracht weldra de rede op de ziekte van den
man, zijn hooge jareu en of hij zich tot de groote reis
had gereed gemaakt. Het was juist gelijk de vrouw ge
zegd had Dat hij nabij zijne dood was en haastig ster
ven kon, daaraan wou de man niet gelooven.
Ik weet wel, zegde hij,
Ik ben oud, zeer oud,
In mijn arm lichaam is geen kracht meer over.