üe Kamer .OP 8 DAGEN ben ik 2 maal in TentoonStèlling- Brussel geweest voor in de 20 Arbeiders uit 't Land van Aalst, die gewerkt hadden voor zekeren Duitsch- man Gehlen die Ondernemer had zijn werk afge staan aan de Duitsche Sociëteit Diss 'aan was Geh len schielijk gestorven de Werklui hadden 500 fr. 85 c. te goed en kunnen ze niet krijgen.. Er is voor gezorgdde zaak zal goed komen maar 't kost moeite; nihil sin* labore. UIT ROIVSE. Vermindering van werkuren. Ronse met zijn schoone handelsnijverheid en zijn aan tal fabrieken die grceien en bloeien en welke nog dagelijks uit den grond oprijzen als paddestoelen, welke jaarlijks groote fortuinen opbrengen voor de Patroons, terwijl de Arbeider verkwijnt in armoê en ellende. S£.Daarmeê nog niet te vreden, ziet men ze nog dagelijks peuteren aan den loon van den Arbeider. Om hunne wraakzucht luchtte geven beginnen zij nu een nieuw stel sel in te voeren, hetwelk zij noemen Vermindering van werkuren. Gelijk gij weet, werkte men van voor eeuwen van 's morgens om 6 uren tot 8 uren, dan 20 minuten schof- tijd van 8 u. 20 of 25 tot 12 uren 's middags 's namid dags van 1 1/2 uren tot 4 uren, dan 20 minuten schoftijd, van 4 ure 20 of 25 tot 7 uren 's avonds om dan te eindi gen. Maar het nieuw stelsel. Wat voor kluchtigaards I Men begint nu reeds te werken van 's morgends om 6 uren tot 11 1/2 uren, zonder eten of drinken dan we derom beginnen om 1 1/2 uren tot 6 1/2 uren 's avonds, ook zonder rusttijd. En dat noemen zij vermindering van werkuren. En dan vindt men nog snullen van Werklieden die dat goed vinden als wanneer men denkt dat de Socialisten in hun schrift zulks nog toejuichen. Schoone vrijheid, hé Werklieden, laat u maar tiranniseeren, laat nog meer uwe vrijheid met de voeten trappen, laat den Patroon nog meer dwingelandij invoeren, geef maar toe aan alle mis bruiken, opdat wij als slaaf behandeld worden gelijk in vroegere tijden. Neen Broeders, strijd voor uw recht, doet uw plicht en bemint de vrijheid, die ons van God den Vader geschon ken is. Twee Christene Democraten. Redevoering van Pieter D.vkns tijdens de bespreking over het Budjet van IJzerenwegen in Zitting van Dijnsdag 19 April. M. Ie Président. La parole est a M. Daens. M. Daens. Heeren, het is eene aloude schoone ge woonte, van Adams tijd af, malkaar den goedendag te wenschen. Laat ons dus eerst over goede zaken spreken. {Gelach.) Zoo begin ik dus met eenige goede verbeteringen. De Zondagrust werd uitgebreid en dit is eene goede zaak maar het ware te wenschen dat al de Staatsbedien den over 52 zondagen konden beschikken, zooals ieder burger. Men zou ook dienen te zorgen dat, overal waar het noodig is, bedienden wezen die de Vlaamsche Taal ver staan. Reeds veel werd in dien zin gedaan en dit is goed; maar op veel treinen ontmoet men nog wachters die de taal van het Volk niet kunnen spreken. De achtbare heer minister heeft de rci-;,;:ds in de twee talen, maar in een boek, doen verschijnen een allerbeste werk, waarover wij hem geluk wenschen. Dit is een werk dat zal blijven en de Bediende, welke daarin geholpen heeft, en die als belooning een hooger ambt verkreeg, heeft dit zeker wel verdiend Van de Velde, die juist binnengekomen was, toen het nog op tafel lag. Zij had zich bij hem gaan neerzetten. Waarom Met het inzicht van te jtelen. Ja, dat was zoo. Vrouw Van de Velde was de diefegge. Ha, nu kwam klaarte in zijn geest. Hoe kon zij zonder lange vingeren te hebben, zoo een talrijk huisgezin te onderhou den met het karig loon van haren man, zonder het armbestuur te moeten lastig vallen Naarmate die gedachten ontstonden, steeg de woede van den vrekkigen landbouwer. Zijn besluit was gauw genomen. Hij zou de diefegge met haren zoon, dien hij als paarden- geleider had aangenomen, schandelijk van zijn hofjagen I De boer kwam woedend uit de voutkamer gesprongen en niet zoo gauw had hij de vrouw Van de Velde gezien of hij riep haar met heesche stem toe Uit mijn huis diefegge 1 Het was alsof de bliksem voor hare voeten viel. De arme vrouw werd zoo bleek als de ge kalkte muren der keuken. Eene zenuwachtige siddering doorliep hare leden. Zij zou in onmacht gevallen zijn, indien Melia haar niet ondersteund had. Ik... eene diefegge stotterde zij eindelijk. Ja, riep de boer opnieuw, gij hebt hier voor eenige minuten tien frank gestolen van van het geld dat ik van den vlaskoopman hebt ontvangen. Ha gij durft loochenen Nu ken ik u Verlaat mijn hof met uwen zoon om er nooit meer weer te keeren, anders jaag ik mijnen hond tegen u op. Maar, boer Paelinck, ik heb niets gesto len, riep de arme vrouw snikkend uit. Ik ben een treffelijk mensch. Betast mij als gij wilt. O Melia —en zij wendde zich tot de zuster van haren beschuldiger, acht gij mij in staat eenen diefstal te plegen Melia schudde haar hoofd. Zwijg, schreeuwde Paelinck, ik weet wat ik zeg. Stille waters hebben diepe gronden 1 fêOp sommige lijnen zijn de rijtuigen van derde klas be- j ter verlicht, op de lijnen naar Kortrijk, bijvoorbeeld I maar langs onze kanten, op de lijn van Aalst, is het nog altijd droeven oremus. De Reizigers verkeeren in den l halfdonkeren en het zijn niet enkel werklieden die daar- over te klagen hebben. Veel handelsreizigers, de derde klas nemende, zouden gaarne iets lezen ofwel aanteeke- ningen doen. Dit is hun onmogelijk met het gebrekkig licht der rijtuigen van derde klas. Zorg toch, heer Minister, dat daar verbetering inkome. Al de rijtuigen, zoowel die van derde als van tweede en van eerste klas, zouden dienen behoorlijk verlicht, zooals huis of herberg verlicht zijn. Sedert eenigen tijd wordt ook beter gezorgd voor de werkmanstreinen, maar toch gebeurt het nog ai dikwijls dat, op die treinen zooveel plaats te kort is, dat de werk lieden, in groot getal, in de gangen moeten blijven recht staan. Het is toch zoo hard, heer Minister, en zoo lastig, wanneer men maar vier of vijf uren rust gehad heeft en geerne nog een uiltje zou vangen 's morgens in den trein, verplicht te zijn recht te blijven staan. En even lastig is het 's avonds, als men 12 uren lang aan den arbeid ge weest is, met magere kostmen is vermoeid alsof men van Jerusalem kwam.(Ge!ach.)Het is toch zoo pijnlijk dan niet te mogen gaan zitten. Aan U, heer Minister, het noodige te doen om aan duizende Werklieden dien last te vermijden. M. Huyshauwer. Zeer wel. M. Daens. De nieuwe Statie van Aalst is bijna vol tooid. Het is een groot werk, alhoewel niet schoon en op sommige plaatsen is het gelijk een lompe steenoven. Om die statie te verhoogen heeft men de schoone steenwegen van Aalst geschonden. Maar toch, in het algemeen heeft men daar, zoo niet schoon, toch goed werk verricht. Het getal Bedienden der Koopwarenstatie van Aalst zou moeten vermeerderd worden. Met veel reden zegt het Volk Het werk vermeerdert, maar er komen geene nieuwe arbeiders bij, bijzonderlijk 's nachts is het werk zeer hard. Van 7 uren 's avonds tot 's morgends 7 uren moeten de Werklieden, in den halfdonkeren, in regen en koude, nevens de rijdende treins loopen. eronder krui pen, zonder dikwijls zelfs den tijd te hebben wat te eten. Dit is een wreed werk ten andere zou dit werk moeten beter betaald en beter geregeld worden. Overal in de nijverheid, w rdt nachtwerk meer betaald dan dagwerk waarom in den Staat niet De heer Verslaggever zegt in zijn Verslag dat nu met den opslag van dagloon er zal moeten beter gezorgd worden en meer gewerkt. Indien hij rondging in Statiën, Werkhuizen en op de Treins, dan zou hij beter ingelicht zijn. Ik kom aan te halen hoe sommige Werklieden 's nachts twaalf uur aan den arbeid blijven. Is dit niet overdreven en mag dit wel behouden blijven Veel Statiën van het Arrondissement Aalst schreeuwen om vergrooting. Te Lede, bijvoorbeeld, komen dagelijks drie tot vier honderd werklieden den trein nemen. De wachtzaal kan niet ten li sogste veertig menschen bevat ten. De overigen moeten dus in regen, storm, wind en sneeuw buiten blijven wachten en de Statie is zeer ge vaarlijk. Hetzelfde is waar voor de Statiën van Welle, Erembodegem, Haeltert en ook Haaltert Eede waarover wij sedert jaren en jaren klager., daar ook komen eiken morgend verscheidene honderde Werklieden den Trein nemen en de wachtzaal bestaat uit twee joude waggons, ware overdekte hondenkoten. Het meerendeel der Werk lieden moeten dus buiten blijven en in de koude staan bibberen en beven. Stel toch met langer 'uit, heer minister die toestand moet veranderen. Van de andere statiën die te wenschen laten, zal Ik voor het oogenbiik niet spreken alleen zal ik nog zeg gen dat de statie van Geeraardsbergen waarlijk eene sme rige statie is, de vuilste van gansch het land 1 Nu komen wij, heeren, aan het bijzonderste punt, aan de groote zaak aer Dagloonen. De Staat zou moeten het voorbeeld geven en aan al zijn werklieden een deftig loon verzekeren Ziellier wat deXX* Siècle in April 1907 schreefAan den ijzerenweg wordt het personr.eel moedeloos de verwarring is algemeen. Men is wrekkig op de dagloonen der kleine bedienden. Zoo schreef dit katholiek blad I Korts nadien kwam de heer Helleputte aan 't hoofd van het ministerie van spoor wegen en zijn eerste woord, op 4 Juni 1907, was het volgende Ik ben van gedacht dat dè dagloonen moeten vermeerderd worden en het getal werkuren verminderd. Er is iets of wat verbetering gekomen nochtans he den zijn de klachten nog algemeen en men zou bijna mo- gen zeggen van de bedienden der Spoorwegen zooals Bil- derdijk schreef van de onderaardsche wereld 't Zijn klachten overal, in allen vorm en talen. Ja, men hoort voortdurend en aanhoudend klagen is het te verwonderen en hebben die arme werklieden geen recht klachten te uiten Als een mensch neerstig werkt en hij heeft het noodige niet, mag en moet hij niet klagen En als die mensch huisvader is en rondom zich vrouw en kinderen in angst en kommer ziet, gedurig op de pijnbank van het hongerloon, mag en moet hij dan zijne stem niet verheffen om zijne rechtmatige klachten te laten hooren Uwe woorden van 4 Juni 1907 de dagloonen moeten vermeerderd worden, die woorden, heer minister, zijn uw richtsnoer geweest. Gij hebt veel gedaan. Het minimum i van 3 fr. daags is verwezentlijkt. Gij hebt veel verhoo- gingen daargesteld en spreekt nu van 6 h 7 millioen fr. opslag der dagloonen, pit is goed, maar wij zijn nog verre van het familieloon. Daar is het nochtans waar wij toe komen moeten in een beschaafd en rijk land als het onze 1 Want een werk man zou niet moeten erschrikt zijn van te trouwen en een huishouden te vormen en kinderen te kweeken en daartoe is een familieloon noodig. Wij moeten naar Frankrijk noch Duitschland, noch En geland, noch andere landen niet zien. Wij moeten enkel onderzoeken wat een werkman noodig heeft te winnen om een huishouden te kunnen voeden en hier kom ik met mijn arbeidersbudjetje voor den dag. Men zou het moeten van buiten leeren het zegt ons ajles, alles luistert als 't u belieft, Heeren Wat een huishouden van Man, Vrouw en twee Kin- derkens noodig heeft per week Huishuur 2.00 Licht 0,20; Aardappels 18 kil. aan 7 centismen 1,26 Kolen 50 kilo 1,40Brood 21 kilo, 0,30 per kilo 6,30 Suikerij 500 grammen, aan 0,30 de k. 0,15 Koffiemelk, 3 pinten en half, aan 0,10 0,35 'Boter-Mar- garine, 500 gr., aan 1,92 de k. 0,96 Vet, 500 gr., aan 1,80 de k. 0,90 21 pinten botermelkt, aan 0,02 de pint i 0,42 Rijst, 500 gr., aan 0,36 de kilo 0,18 Zout, 1 kilo aan 0,07 de kilo, 0 07 Groensels, aan 0,50 per week 0,50; Vermisel, 250 gr. 0,12; Zeep, 1 kilo, 0,40; Waschpoeder, 500 gr. 0,40 ZondagnoenmaalVleesch 750 g,. 1,20 Onderhoud voor kleeren en meubelen 1,50 Tabak en baard 0,20 Vakvereeniging 0,12 Zieken- I bond 0,15 Bloem en Koffij 1,00. Als wij dit te samen rekenen, zonder nochtans een glas bier, zonder een druppel genever, zonder wat suiker voor vrouw en kinderen te voorzien, dan komen wij reeds tot de som van 19,78 fr. per week. Gij ziet dus, heer Mi nister, dat een non van 3 frank daags maar eene eerste stap is en men tot een minimum van 4 frank moet komen. Ziehier.een budget dat volgens een loon van 4 fran is opgevat. Het is nog al wat armtierig Brood 0,60 Kolen 0.40 Huishuur 0,40 Aardappels 0.30Boter 0,80 Vleesch, Vet 0,60; Melk en Spece rijen 0,30 Groensel 0,30 Kleeren en Schoenen 0,30 is te samen 4 frank. V |$Sara. Sabina en Clara, hoe is 't leven wij nog Sabina. Dt Is waar,^Sara, g'hebt gelijk I Clara. 't Is lang dat wij mal kanderen eens ge zien hebben. Sabina. En hoe is 't, Sara en Clara Wat nieuws in de Wereld Sara. Wat nieuws, Sabina onzen Donsj blijft hem straf weeren in de Kamers te Brussel. Sabina. En overjaar zoo ziek geweest. Clara. Hij ging al stervende op straat, als een blomme die weggaat. Sara. Gelukkig, menschen, dat wij hem behou den hebben.. Nu zit hij gedurig in Brabant. Sabina. Voor Priester Fonteyne. Sara. In den Osbroek loopt 't gericht dat hij |er zijn kamp gaat opslaan voor verscheide weken; en de mannen van den Osbroek zeggen, zeggen,tzeggen.. Sabina. Wat zeggen ze? Sara. Dat ze te Sleidinge bij/hem niet mochten gaan de Prefekt van 't Gesticht wilde het niet. Clara. Sara, zulk huis is geen duivenkeet. Sara. Maar dat ze nu bij hem zullen gaan in Brabant. Sabina. En hoe zou 't daar zijn Hoe is 't in Brabant Clara. Mijn brave menschen, ik hoor niet dan goed: de Boeren van Brabant zeggen Den Donsj weerdt hem voor ons Hop, om eerlijker belastingen te hebben hij zit daar alleen, 't is te lastig. Sara. Gelijk in «en gerij, waar maar éen peerd in ligt. Clara. Ja, Sara, justement. Sabina. En de Werkmenschen, onzen kleinen Donsj doet er zooveel voor Clara. - Sabina, de Werkmenschen zullen daar agieren, gelijk hier, ik hoor dat, alles staat daar goed men ziet het aan 't gezicht der Konsol- vateurs, die dubben ais krab ben. Sara. Goed, goed 1 Maar zeg eens Is 't waar dat dien Tranjé uit de Kempen toch zal Commissair-Striks ge noemd worden Clara. Och, menschen, 't is protocol in ons Oilstj.. Wanneer verandert dat eens Sabina. - E* wat mag dat zijn, Sara en Clara, he- je dat al gezien aan ons Statie die hooge bergen Sara. 'K hem g'hoord dat dit is om ons Stad te beschermen tegen de Schelde en de Zee die tot hier gaan komen Sabina. En dat IJZEREN KASTEEL, op d'hoogte, neffens en boven ons antieke Statie Sara. Ja, marinrika, wat zou dat toch zijn Sabina. Een Huis voor den Chef misschien Clara. Sara en Sabina, ik zou eerder gelooven, dat het een Statie gaat zijn voor de Vliegmachienen. Sara. Daar zullen ze mij niet opkrijgen.al lagen er gouden Patakkons bij en wat zullen wij nog al ziea en hooren ik wil de Liefhebbeis nog scherrelings op den koperdraad van den Tellegraf zien rijden. Sabina. Elk zij goeste, mijn beste maten maar ik peis altijd op de Kiezing in Brabant, 't zou toch moeten lukken Clara. - Als elk zijn devoiren doet Sara. En als er goei Mannen van Getuigen zijn, Sabina. --- Daar bijzonderlijk op gepast Clara. En ons Volk helpt goed meê. Sara - Proficiat, alia, Sabina en Clara, aan elk den goeien Dag, Vansgelijken, Tot later. Te bekomen in ons Bufeel uish iHÜGg d ïuiboiiw OF RAADGEVING EN' VOORSCHRIFTEN door Rector Van den Bosch. 1,50 Geschiedenis van het GEBOCHELD MANNEKEN en van de zes Broedets van den Barbier. 0,50 De Daghuur, wat zij is en wat zij zijn moet door F. R. Doctor in Wijsbegeerte en Letteren prijs 0,40

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1910 | | pagina 3