TROOSTERES DER BEDRUKTEN
De Kamer
«f
te.
Deken Piet er DE HERT
ging het goud moesten worden, de God der
Aarde.
Gelijk men ziet die cradle ging te werk als de
bateau, doch er was min arbeid noodig en min
behendigheid der handen, gelijk met alles wat
mekaniekerij is. De mt kanieken zijn uitgevon
den om den Arbeid te ontlasten en te bespoe1
digen.
Na een uur gewerkt te hebben, hield M. Car
ton op van zand te gieten, en Albert opende de
eerste grilje om te zien hoeveel goud zij opge
vangen hadden.
De Engelschman die een weinig vert: r
werkte met een cradle, gelijk aan die van
M. Catton, maar een derde grooter, zag ,dat de
Parijzenaars sti! bleven en kwam zien of er iets
scholt aan 't mekaniek.
Hoho riep hij naderbij gekomen zijnde,
het schijnt datons jonkheden nietkunnen wach
ten tot aan het ontbijt en spoedig willen zien
of hun arbeid beloond wordt. Uw nieuwsgie
righeid verwondert mij nietmaar het mag
geen gewoonte worden te rusten op deze uur
van den morgend, ais het nog frisch en koel is
Weldra zijn de heete zonnestralen daar. Hier
bijzonderlijk zijn ze lastig om doorstaan.
Maar de loon verzoet den Arbeid; de Vogel
heeft zijn spijs in de lucht, doch hij moet ervoor
vliegen.
Kom hier, Fransken, ktm hier, Albrecht; en
hun handen vol scheppende van de halfgeie
donkere stof en de wimpelkes met gele fiikke
ringen, hier, jongens, is goud voor u Met uw
kleine crable, als 't zoo voortgaat, zult gij de
zen avond zooveel goud hebben als wijDoch
reken alle dagen op zulken goeden uitslag niet.
't Gaat u mee vandaag.. Er zullen dagen ko
men, dat gij met uweri zuren Arbeid nie s zult
gewonnen hebben.
Daarmeë ging de Engelschman terug aan
zijn werk.
Kom, Vader, zegde Albrecht, laat ons rap
voortwerken.
Zitting van Donderdag 10 Juli
Redevoering van til. Daens
over de Landbouw -
De heer Daens. Mijne heeren, ik moet hier toch
eenige woorden zeggen ten voordeele van onze arme,
verdrukte, verstootene. verworpene en bijna geradbraakte
kleine landbouwers.
In September 1849, dit wreed jaar van Cho.
lera, het was de stem van Deken De Hert uie
Sus-de Zweeter hoorde komen uit 't Kapelle-
ken-der-Werf, waar hij eiken avond kwam
bidden met zijn bedrukt Volk Den Rooze-
krans en de Litanie der Moeder Gods Troos
teres der Bedrukten, Hulp der Kristenen, bid
voor ons.. Lam Gods dat ivegneemt de Zonden
der Wereld, ontferm u onzer..
was alsdan op 't einde zijner loopbaanden
19 December 1771 was hij geboren te Aalst en
behoorde tot een oude Familie der stad 19
jaar oud zijnde, werd hij Monik 'er Abdij van
Drongen, in den Besloten Tijd moest hij vlucli
ten met al zijn Medebroeders alhoewel de
jongste werd hij gelast met het bestuur der
tjjdelyke goederen; in I8( 2, de. Kerk heropend
zijnde, dan werd hij Onderpastoor te Nevele
en Zele in 1809 werd hem toevertrouwd de
Pastorij van Meire bij Aalst en in Nov. 1816
werd hij aangesteld als onderdeken van het
distrikt Aalst; na het overlijden van Deken
Van de Vooide in Oct, 1817, werd hij zijn Op
volger; als die waarde Priester Gods stierf in
Oct. 1851, zijn dood werd beweend als een
openbare ramp; als Predikant muntte hij uil
en schreef zelfs verscheide Boekdeelen Ser-
moenenalles offerde hij op voor zijne ge
liefde Parochianen; g'heel de stad was zijn
Familie; een Godshuis van Ouderlingen van
beide geslachten, ondersteunde hij mild en
krachtig en een Ongeneesbaarhuis werd door
hem gesticht; zijn Portret in steendruk hing
In alle Werkmanshuizen.. Waarom prijkt zijn
geschilderd beeld niet op 't Stadhuis Is in
Aalst reeds een Deken De Hert straat
Hij hield veel van 't Kapelleken der Werf
zijn Neef, M. Pero De Hert, zorgde voor de
Kapel gelijk voor zijn huis; hij was Proviceur
?an 't Kapelleken met d'Heercn De Bieviej
Possemiers, Moens, I'abut en Gheera- rdts (1).
Cl) Zie bl. 102 van het ALO TOM RBL1GIO-
S1JM door Petrus Van Nuffel, een gedenkstuk
voor Aalst; men heeft er de Geschiedenis on
zer stad sedert 5t:0 jaren, met de namen der
bijzonderste FamillSn.Vooreiken Bewoner der
Stad is dit Boek in folio op zwaar papier, met
talrijke platen een echt, Familiestuk. Om' dit
Roek werd hij vereerd met liet Kruis dei-
Kroon. Onbeschrijflijken geestes-arbeid van
navorsching moet dit Boek aan den Schrijver
gekost hebben.
Als de Cholera uitbrak, was Deken De Hert
77 jaar; nogtbans de naastenliefde die zijn
hart ontvlamde, maakte hem weer jong en
stelde hem op 't Slachveld der opoffering, aan
t hoofd van Geneesheeren, Gasthuisnonnen
en ander Ziekenverplegers; in 't Hospitaal
verscheen die vrome Held eiken dag, alsook
in de Scholen op de Kat die in Ziekenzalen
veranderd waren. Toen was Aalst nog volko
men een Kristene Stadde Dood stond daar
voor elk; niemand was een uur zeker dage
lijks werden Missen gecelebreerd voor den
H. Rochus, Patroon tegen Pest en Cholera; de
Biechtstoelen waren belegerd; haat en vijand
schap werden afgelegd niemand schaamde
zich zijn Kristen Geloof; in elke Volkswijk
werden beelden van Ons Lieve Vrouw of van
den 11. Rochus geplaatsteiken avond was
'ter Roozekrans, ook in de Werfkapel alwaar
Deken De JHert aan 't hoofd van zijn Volk
kwam bidden.
Hoort dien waarden Aalstenaar, met zijn
oude gebrokene stem, de gebeden bidden met
de Litanie
Wij aanroepen u, o Moeder Gods
Nooit is het gebeurd dat iemand U aanroe
pen heeft, zonder verhoord te zijn geworden.
Plechtige stilte, elk is ontroerd, men hoort
zuchten, snikken en weenen.
Deken Dc Hert keert hem naar zijn Volk;
hij moet zijn kloeke Ziel laten spreken.
Beminde Parochianen, ons Leven hier is een
kort ballingschap Lijden is ons dagelijksch
Brood, onze Goddeljjke Zaligmaker, die alle
genuchten der wereld kon genieten, is ons
voorgegaan in 't bitterste lijden, het 'zwaarste
Kruis op zijn schouders... Beminde Parochia
nen, in deze wreede beproeving, laat ons
moedig blijven voor ons eigen de schrik is zoo
gevaarlijk als de ziekte laat ons alle middelen
gebruiken en alle voorzorgen nemen, ons door
de geneesku1 de voorgeschreven, maar bijzon
derlijk laat ons samen bidden en onze lijdende
Broeders en Zusters bidden... O, mijne geliefde
stad Aalst, ik roep op u de hulp en de genade
van den algoeden en bermhertigen God, door
de voorspraak zijner Moeder, door hem op zijn
Kruis, als moeder gegeven aan ons allen... In
dien ziekte ons slaat, dat de Liefde ons ver-
eenige om verdiensten te vergaderen voor het
eeuwige Vaderland.
In de Werfkapel werd op dit oogenblik ge
nikt en geweend als in een sterfhuis van
De landbouw is bezoneen geweest door oude en nieu
we dichters. Het was altijd hetzelfde hoe aangenaam te
leven nde zuivere lucht van den buiten, in hei jengdige
groen -Ier velden, tusschen de bloemen en de vogelen.
Onder andere zingt dichter Poot
Hoe genoeglijk rolt het leven
Des gerusten la Uinans heen,
Die zijn zalig lot hoe kleen.
Om geen koningskroon zcu geven
Dat is heel schoon, maar het lot van den landbouwer
is heden heel anders.
Zouden er wel ongelukkiger menschen zijn dan de klei
ne landbouwers van Vlaanderen Het beste dat zij kwee
ken, de boter, de eieren, de kiekens, het kalfvleesch moe
ten zij verkoopen. Zij en hunne kinderen krijgen dat nooit
te genieten velen van hun moeten leven met vreemd
spek. En wat al angst staan zij niet uit als de tijd nadert
dat zij hunne lasten en pachten moeten betalen
Oh 1 de heer Van Cleemputte roemde hier gisteren over
de welvaart van den landbouwer. Dat «is misschien waar
voor de groote boeren, maar onze achtbare heer collega
kent het lot niet van de kleine landbouwers, want dan
zou hij anders spreken. Ik las onlangs in Telemachu.t, a t
boek van Feneljn, die ook het landbouwlevcn het geluk
kigste en schoonst' leven noemt en die zegde
Men moet werken opdat de bevolking der steden naar
d?n buiten zou gaan, om in 't landbouwwerken meer ge
zondheid en rust te genieten.
Maar heden om niet van honger te sterven, men ont
vlucht den buiten. Gaat naar de Dendervallei en gij zult
daar alle dagen jonge boerenzoons zien vertrekken naar
de koolputten om er nachtwerk te verrichten. Zestig dui
zend van onze Vlaamsche boeren z voegen nu op de
gloeiende velden in Frankrijk. Nog tneer, zij moeten uit
wijken naar Amerika. Geene week gaat er voorbj of een
aantal landbouwers vertrekken naar Amerika, om da ir
hun brood te verdienen Gedu e U- de vijf eersie maand-n
van dit jaar zijn er 4,o94 jonge V.amingan, bijna uILn
boeren, naar de nieuwe wereld moeten vemuizen.
Deze uitwijking geschiedt niet in het Walenland daar
winnen de werklieden hun brood. Ik zou mij hierover
verder kunnen uitwijden, maar Ik zie reeds den heer
voorzitter die opkijktvoor mij pegelt hij den tijd zoo
scherp (Gelach).
werkvolk... Deken De Hert bleef bidden ge.
knield voor het Auiaar hij ook had tranen
gestort met zijn Volklangzamerhand en in
stilte gii g de menigte weg... Als Deken De
Hert eindelijk ook zijn Brevier onder den arm
nam en de Kapel ging verlaten, zag hij buiten
ne Man geknield op den grond, bijna neerlig,
gen op den grond.
Vriend, wie zijt ge
Ach, ach, Heere God
Wat is er, vriend, zeg het mij I
De man zag op... Deken De Hert kende hem:
Sis, zegde hij, ge zijt gij het
Och ja, Mijnheer den Deken, gelukkig
dat ik het kloksken van 't Kapelleken heb ge
hoord... Ach, Mijnheer den Deken, mijn vrouw
mijn vrouw dood gevonden, als ik thuis kwam,
na mijn solferstekken verkocht te hebben...
Mijn vrouw doud, mjjn 5 kinderkes huilen en
schreeuwen, de droefheid mijn hert gepakt...
Ik... ik ben naar den draaiput geioopen, om
mij van kant te maken.
Ongelukkige En uw onsterfelijke ziel
Och God I Och God Zonder 't kloksken
van't Kapelleken.. Mijn arme vrouw... Mjjn
lieve kinderkes... Weezen, geen Vader of Moe
der, zonder dat kloksken
Ik versta u vriend, zei Deken De Hert...
En hem oprichtendeKom, sprak die ware
dienaar Kristi, kom moe met mij, ik zal utroos
ten, voor uw huisgezin zorgen... En hij trok
hem mee door d'Achterstraat, langsheen 't
Hospitaal, den hoe'; van Schelfhoutes op, naar
zijn Dekenij op den ho.-k der Pontstraatdaar
was hij voor hem gelijk den Vader van den
verloren zoonhij deed aanstonds zorgen voor
liet lijk der arme Kristene Vrouw, voor de vijf
kinderkes van den bedrukten man... Door zijne
zorgen kreeg Sis de Zweeter moed voor dui
zend, zijn hui houden werd gelukkig en als
den 18 Oktober 1851 Deken De Hert zijn lijk
in St-Martenskerk stond en de groote Kerk
strijkende vol volkwas.danzat bij die menigte
Sis-de Zweeter van achter aan Bakkers Au-
taar met zijn kinderkes te bidden en te ween
en en;het Lijk volgende met geheel de stad
Aalst naar het Kerkhof buiten de Kattestraat-
pooit, dan zegde hij Kinderen, als zulke men
schen niet recht naar den Hemel gaan, dan en
is er geenen llemel.
Volksvertegenwoordiger DAENS.
Aalst, 15 Juli 1913.
Mijne heeren, ik wil doch eenige wenschen van de boe
ren doen kennen. Worden deze wenschen niet aanvaard,
hunne bekendmaking zal dienen als richting in betere tij
den, als de volksmacht zal opekomen' zijn.
"Ziehier wat de verdienstelijke dokter Caudron van
Moorsen bij Aalst, een boerenzoon, schreef in 1905, on
der den titel Wat de boeren willen. Wat de boeren
willen, dat is dat men hier ophoude de Duitsche en Fran-
sche hop te beschermen, en onze hop in den grond te
boren. Gelijke rechten met d'andere landen, dat vragen
de hoeren.
Nooit is er e ne beweging geweest zoo noodzakelijk als
die In liet bekomen van gelijke rechten op de hop.
Het studiecomiteit van Aalst, voorzitter, burgemeester
Gheeraeidts, schrijver, de schrandere heer Reynier»,
schreef en verkondigde in een openbaar schrift In
't hopkwartier kv.n 251,000 menscnen met de hop, jaar-
lijkscn 2 millioen f .mk komen door de hop in onze
streek :>ie toestand moet verslechten, als de gelijke rech
ten er niet komen.
De mannen van West-Vlaanderen, van Poperinghe,
schreven uitdrukkelijk in hun manifest, geteekend door
de bijzonderste hopmannen Indien men geene maatrege
len neemt voor geiijke rechten, dan is in korten tijd de
kleine landbouwer tot de uiterste ellende gedoemd; dan
zal de hop uitsterven en zullen de brouwers hunne hop
aan vreemde landen moeten gaan vragen
Nooit is zulke eenparige en krachtige beweging ge
weest. Door priester Daens en advokaat De Backer wer
den voorstellen neêrgelegd voor gelijke rechten en een
wet voor 't bier.
In 1905 werd hier een wetsvoorstel neêrgelegd getee
kend door de heeren Cniaerl, de Beihune, De Coster, Van
der Linden, Van Merns, ja zelis doorM. Woeste. (Gelach
Het was toen uitdrukkelijk noodig, het was de algemeene
wensch van al d'hopboeren dat deze heeren een wetsvoor
stel neerlegden, maar tij) nu toe heb ik niet gehoord dat
zij een vin, er verroerden om het ter bespreking en ter
stemming te brengen.
Indien de heer Minister in het hoppeland woonde, dan
zou hij z ch kunnen overtuigen dat eene wet noodig is
om de hop te beschermen.
1ga voort met de woorden van Drjan Caudron
Wat de boeren willen, is dat er volle schadeloosstelling
worde be aid voor de b'csten die in naam der openbare
gezondheid worden in oen grond gedolven.
Is dal niet natuurlijk Als een beest gedolven wordt
dan zju he moeien betaald worde door de Regeering.
H at de boeien willen, is dat men de grondlasten ver-
mi dett. S. J twin i.; jar n, hoor ik op alle vergaderin
gen dat men lie vermindering vraagt. Maar men bekbmt
niets- De boeren willen dat men eens ging kloppen op de
brandkast der milllonnairen. Ongelukkiglijk is de boer
overat een slaaf.
(Zie vervolg 4<u bij kol.)