DE KONING OER NOOR
w &k m%Ê
%r*r S^sa sP
VIERDE DEEL.
NAAR DE VERLOSSING
III. Bij den ouden man van 104 jaren.
Ziet ge die arme ongelukkige jonge Vrouw, in ha-
mantel gehuld, het Gevang verlaten al wat ze
/am te hooren, had haar hoofd duizelig gemaakt; al-
ewel zij redelijk de Stad kende, liep zij eenigzins
rdoold, en bleef staan aan 't Park Amaliën-berg.
Rond dit Park zijn vele groote Paleizen in witten
irmer; want Kopenhagen een groote schoone en
ke stad is, gelegen eenerzijds aan de Baltische
e, anderzijds aan den stroom Sond (4 geographi-
ïe mijlen breed). Terwijl Amelia daar stil bleef,
mm de Schildwacht van een der Paleizen haar be-
:fd vragen of zij iets verlangde. Ze zegde hem dat
in Nyhavn-Side moest zijn, waarop hij haar den
rtsten weg aanduidde, en zij nu meer liep dan ging,
int de tijd ras verliep.
Reeds was het 8 ure geslagen en de Nachtwacht
is op haar ronde; ze zag een der Wachters, in lange
Dve kleeding, een hairen muts op 't hoofd, in d'eene
nd een stok, in d'andere een lanteern en een Nacht-
d ziugende dat zij elke uur aanheffen, van 7 ure
avonds tot 5 ure 's morgends.
Dit gezang ging bij Amelia diep in de zielvrede
st En morgen misschien sterft mijn geliefde een
erwreedste dood; maar mijn hert wanhoopt niet...
j, onze God, die de allerwreedste dood onderstaan
eft op zijn Kruis, heeft gezegd Kom tot mij, gij
en die belast en beladen zijt, en ik zal u verkwik-
n... De dag van uw ongeluk, kom tot mij en Ik u
rlossen zal.. Troostwoorden die zoo menige ge-
okene ziel gesteund hebben.
De Nacht was somber en stormachtig; men hoorde
n verre de Zeebaren klotsend en woedend opbrui
sen; elk was binnenshuisAmelia liep gejaagd
ort; reeds moest zij in de wijk Nyhavn-Side zijn en
cht naar iemand om den weg te vragen, als zij een
de man zag met éenen arm, die een groote poort
ïg sluiten; binnen de poort waren verscheide hui-
i; ze ging naar hem toe, maar had moeite zich te
en verstaan, daar hij zoo doof was als een kanon.
Nogtans was zij op goeden weg, want de oude ge-
ekkelijke man wees haar een huis aan en zegde dat
de bovenste stagie de oude Sergeant Karl Jetsmark
londe. Ze ging de trappen op, in den half-donke-
i; op d'hoogste stagie waren 3 deuren; geklopt op
i der deuren, een Vrouw opent, een nachtlicht in
hand Is 't hier dat Sergeant Jetsmark woont
:en, de deur hierneven Daarmee vliegt de deur
Amelia klopte op die andere deur; hevig was hare
(roering. Nu deed een oude Vrouw open, gekleed
de Friezen, langs weêrskanten haar hoofd een zil-
ren plak;met grijnzend,droog en stuur wezen vroeg
e oude Vrouw wat men van haar wilde.
Is 't hier, zei Amelia, dat de Sergeant Karn Jets-
irk woont
Wat moet gij hebben van hem
Ik zou willen weten of hij hier woont, goede
ouw
Als ge weet dat ik een goede Vrouw ben, dan
iet gij ook weten of hij hier is.
Doe dat mensch binnen komen werd kort en
ïerp geroepen.. Hanna, ik ben thuis
De oude vrouw bracht al knorrende Amelia door
i donkere smalle gang in een soort van groote zol-
rkamer, redelijk lang, maar niet hoog; de meubels
iren een bed, zonder gordijnen, een kommode, een
:en koffer, een tafel van dennen hout, eenige stoe-
in beuk en verders arm keukengerief.
Nevens de stoof zat een onde man in kleinen solda-
ïtenu, zoo oud als hij,en op den draad versleten, hij
)eg een muts van beerenvel, in zijn linker hand
-ld hij een lange pijp vast en in zijn rechter hand
boek, waarin hij las, bij het licht eener antieke
bronzen lamp, met walvisch-olie in.Een groote zwarte
kat richtte hare groote groene oogen wantrouwend
naar de vreemdelinge.
De oude Sergeant deed vansgelijken zonder zijn
boek te sluiten "of zijn pijp neer te leggen, vroeg hij
wat er van de beliefte was.
Gezi;tCarl Jetsmark, ex-Sergeant.
Ja, en wat is er af
G'hebt langen tijd gediend bij de Dragonders
van Funnen, regiment Rantzaw?
Ja, waarom die vraag
Om zeker te zijn, dat gij den persoon zijt, wel
ken ik zoek.
Welnu ja, ik ben Carl Jetsman en wat wilt ge
van mij
Amelia naderde langzaam en schoofden sluier van
haar hoofd weg. Hij, een jonge Vrouw ziende, wierp
de kat van zijnen schoot, legde pijp en boek weg en
vroeg eerbiedig
Wat begeert mevrouw van mij
Uwe hulp om het leven van 'ne mensch te red
den.
Wat kan ik daarvoor doen
Mij brengen bij iemand die dood is voor de we
reld, maar levend voor u.
De oude oogen van den Soldaat glinsterden.Amelia
sprak voortIk wensch u alleen te spreken, zonder
uitstel, de zaak eischt spoed.
Hannay, laat mij alleen met die Vrouw.
Ja, ja, Carl, sprak de oude doove sukkelès de
zen nachthoort de wind huilen We zullen weêr van
rampen hooren op zee
Jetzmark nam zijn doove Vrouw bij den arm en
duwde haar in een kamerken dat hij vastgrendelde...
Madame, we zijn nu alleen, wie zendt u
Graaf Elsinora.
Welke Graafdie Graaf is dood en heel zijn ge
slacht is dood.
Voor de wereld, ja; maar niet voor u en voor
mij..
Maar wie zijt gij eigentlijk
Amelia toonde hem den ring, Jetsmark nam hem,
en na hem van nabij beschouwd hebben
Mevrouw, zegde hij, ik ken dit cachet, maar die
hem gezonden heeft
Zegde mij aan Sergeant Jetsmark te vragen of
hij zich zijn eed niet herinnert over veel jaren gezwo
ren in de onderkerk der kathedraal van Boeskilde
En heeft hij u niets meer gezegd
Hij heeft er bijgevoegd dat Sergeant Jetsmarck
langen tijd de intendant is geweest van Generaal Knut
Vonved, graaf van Elsinora; dat de Graaf hem aan
zag als een getrouwe en verkleefde dienaar, dat hij in
hem een onbepaald vertrouwen had; hij zegde nog...
Genoeg, mevrouw, een enkele persoon kan u
gezonden hebben, Lars Vonved
Inderdaad, 't is hij
De oude Sergeant had nog altijd twijfel en aarze
ling.
Mevrouw, zegde hij, ge moet hem een zekere en
verkleefde Vriendin zijn
Ik ben,sprak Ameliaplechtig,ik ben zijne Vrouw.
Zijne Vrouw Onze Gravinne Och God, hoe
heb ik dat niet geraden Ja, ja, ge zijt de dochter van
Kolonel Ovrig, ik heb hem zien vallen en sterven...
Uw Vader Uw goede VaderEn gij komt hier zoo
laat in den avond met zulk ruig weêrOch spreek,
Gravinne, wat kan ik voor u doen
Mij aanstonds brengen bij Knut Vonved.'
Bij Knut Vonved
Ge weet waar hij is
Waar hij is 1 Hij die als Koning van Denemarken
moest heerschen, moet zich wegsteken als een wild
dier, door de Jagers achtervolgd;
Jetsmark, ik bid u
Gravinne, een oogenblik.. Dan ging hij eenige
woorden roepen aan zijn doove Vrouw, sloeg een ka
pot over zijn lijf, luisterde naar haar geknokkelsel niet,
riep haar toe Hanany, wees niet ongerust, als ik
eenige uren wegblijf. Met een lamp in de hand ging
hij voor, weldra bevonden zij zich op de straat.
('t Verv.)
j Petrol per Vat en per lieter
Prijzen van den dag,
Te bekomen alle dagen
bij M. E. Rogaerts,
l Brussels Hof, Botermarkt 3, AALST.
A 2a f■-) si ësH iTl
Oplossing van het Raadsel»
Raadsel-Prijskamp.
Te bekomen op ons Bureel
PastoorKneipp, zijn leven en raadge
vingen om door het Water te genezen en
te verkloeken 0,70
De gruweldaden van Wildemouwe en
zijne Spitsbroeders, doorH. Van de Ge-
nachte 350
DB KLEINE Kabinet-Secretaris of voorbeel
den van alle siach van Brieven.
HANDLEIDING voor den Kaartspeler om het
jassen te leeren.
Aalst, drukkerij Fr. Daens Zuster, Werf.
I III I
«SNMSlks K'f ~r *'vi rr--i
Als duisternis de aarde omringt,
Als de nacht de dag verdringt
Als elk uur die henen vliedt
Ons de stem der dood aanbiedt,
Vrede aan allen, arm en rijk
Roept Jesus uit zijn hemelsch rijk.
t Zondag namiddag, leerling zijnde van den kring
j 5 Door Eigen Krachie'n Groot', 3"° trap, moest ik
j naar den algemeenen wedstrijd
Van 1 1/4 ure was er ir. bet Landbouwershuis eene
groote bedrijvigheid, want een groot getal Leerlingen
zochten zich een plaatsje aan de wel geschikte schrijf
tafels.
Een glimlach op ieders wezen de hoop in ieders
oogen en ook mijn harte juichte toen ik binnen trad
Ah 't zou er een strijd zijn, want iedereen wilde vast
in zijn schoenen staan, dat zag men En de leeraars,
zij lachten, wedijverden onder elkaar en pochten op
hunne leerlingen, dat zag men ook
Maar zie, dit bracht nog meer leven bij en 'k werd
ongeduldig, al was de tijd nog niet gekomen, om die
pochers én buis te geven, want zie nu was het mijn
Leeraar die scheen de bovenhand te hebben aan het
bestuur-tafeltje en, 'k hoor hem nog altijd zeggen
Ge zult verbaasd staan van mijne jongens, al heb ik
ze maar enkele weken onder de handen.
Tok tok tok, ah, de Voorzitter die de wedstrijd ope
nen gaat.... stilte a. u. b.
't Was om ons te bedanken. En, zegde hij, om
uwe talrijke opkomst te beloonen, zullen mijne vrien
den nu overgaan tot het uitdeelen van schrijfboeken,
die ik u allen als een eerste geschenkje wil aanbieden.
Sadat was een handgeklap waard een eerste
geschenkje, dat liet vermoeden, dat er nog al verras
singen waren; en waarlijk, dan werd er ons bekend
gemaakt, dat er nog zes prachtige boekeu af te loten
waren
Daarna kreeg heer Van Schuylenbergh het woord,
die in schooue termen uitlegde wat zelfonderricht was;
wat het moest zijn voor ons hoe het noodig was en
welke vruchten het reeds afwierp voor mannen met
wilskracht, om dan te sluiten met treffende voorbeel
den.
Nu ging de prijskamp aan gang een dictaat, de
vier hoofdbewerkingen en een vraagstukje
Ah 1 't laatste was niet gemakkelijk, men moest na
denken of men kwam er niet.
Spijtig dat de proeven van M. De Vuyst, op de zuur
stof, maar half lukten, hij deed nochtans veel moeite
om tot goede uitslagen te komen, maar het loestel
sprong, dat ontbrak nog juist
De Voorzitter drukte ook zijn spijt uit, nadat M. De
Vuyst de nog te maken proeven had uitgelegd en nog
eenige krachtige woorden van moed ons had toege
sproken, maar hij beloofde ons ten stelligste dat de
proeven zouden worden hernomen en sloot dan de
wedstrijd na ons nog beloofd te hebben, dan ook den
3a" trap op eene onsterfelijke plaat te brengen, dat nu
ook verhinderd werd door den regen.
't Was eene aangename namiddag, zegde ik, en
'k zou zoo nog vele namiddagen willen slijten in ge
zelschap van een zoo aangenaam Bestunr, lijk de
kring Door Eigen Krachten Groot er een heeft en
die ik hartelijk dar.k en gelukwensch em hunne instel
ling. Een Leerling.
OSBROEK.
Van ln ons kinderjaren
'k Wilt nu nog eens erhalen,
Herinner ik mij zoo vaak
Het tijdstip mijner jeugd,
Spelend, dartelend met onzen draak
Vol levenslust, en 't hartje overstelpt van
[vreugd,
Sleten wij onzen vacantie-tijd
Niet heelemaal in ledigheid,
Maar deden menigmaal, met prijs en boek
Een wandeling in den Osbroek.
Nog beter zal het in de toekomst gaan
Wanneer het Park van den Vrede zal bestaan,
Wanneer, na afmattende arbeidsdagen
De werkerskroost zal rusten, wand'Ien menigmalen,
In 't lommer van de groene boomen
Door perk en dal van schoone bloemen,
Dan zal men zingen Na lijden komt verblijden
Dan zullen zijn voorbij dees naakte en droeve tijden,
Dan zwaaien wij in d'hoogte met den zakdoek
Als schoon erhinnering aan onzen ouden Osbroek.
Prosper De Schrijver, Aalst.
Nog een prijs voor de kinderen onder de 12 jaar i
HET GELUK DES HEMELS, vertaald uit het En-
gelsch door Priester Daens in schoonen band.