H 1 A IM A H°E°D WIG COURTIiS-MAHLER 9 20 KORTE INHOUD vertaald door Mevr. P. KAPTEIN HET ALGEMEEN NIEUWS OINSDAG 18 JUNI 1940." Het fraaie en rijke landgoed Dorneck wordt thans bewoond door de von Steinach's. De sedert 3 jaar, tengevolge van een val van het paard aan beide beenen verlamde Herman van Steinach is daar met zijn vrouw en hun pleegdochter, Diana von Dor neck, die de eigenlijke meesteres is van Dorneck, komen wonen op ver zoek en bi] testamentaire beschikking van Diana's vader. Bobo von Dorneck, die Diana na den aood van haar ouders onder de hoede van goede vrienden wilde achter laten, vooral met het oog op zijn eenigen bloedverwant, een neej, wiens levenswijze en huwelijk met een vrouw van slechte re putatie, slechts zijn verachting inboe zemde. De pogingen van dezen nee], om zich na den dood van Diana's vader op Dorneck op te dringen, waarbij hij geen middelen te slecht vond, mislukten. Diana wordt dooi roodvonk aangetast en de vrees dat die neezijn rechten als eenig erfgenaam zou doen gelden bij den dood van Diana, brengt haar tot het besluit Lo- thar, den eenigen zoon van de von Steinach's te huwen waarmede deze en zijn ouders, na aanvankelijk véle bczioaren, tenslotte in stemmen. Na Lothar's vertrek naar Zuid- West-Afrika treedt echter een plotseling herstel in van Diana. Op een feest bij het huwelijk van een jon gen luchtvaarder, Koenraad Haszler met Hilde Wollman, maken Dora Sanders en Susanna Wallner, Diana's beste vriendinnen, kennis met een oud studievriend van Diana's man Lothar, Dr Alexander Heinzius en zijn broeder Hans. Deze kennismaking loopt al spoedig uit op de verloving van Susanna met Hans Hein zius. Na een winterverblijf ie Berlijn komt Dia na terug op Dorneck. Nog slechts enkele we ken gaan voorbij, als ook Lothar her. verrast met zijn terugkeer. Voor hem en Diani ko men thans moeilijke dagen, waarin hoop en twijfel, angst en geluk zich afwisselen, een leven van gehuwden die moeten zoeken naar elkanders liefde».. Hans Heinzius is met zijn verloofde Su sanna en zijn breeder Alexander op bezoek bij Dora Sanders van wie Diana en Lothar nu de uitnoodiging ontvangen het gezel schap op Buchenau te komen vervoegen. Gij hebt gelijk, Diana het is aan mij u te bevrijden van den keten, dien gij zoo grootmoedig op u genomen hebt. Gij zult vrij zijn zoo spoedig mogelijk. Laat mij alleen nog eenige dagen tijd om alles te re gelen en voor te bereiden. De bijzonderheden zullen wij daarna bespreken. Vindt gij het zoo goed Haar hand beefde in de zijne en veroor zaakte hem heete trillingen. Zij boog slechts het hoofd; spreken kon zij niet. Al zou haar leven ervan afgehangen hebben, er zou geen woord over hare vast opeengeklemde lippen gekomen zijn, want zij voelde, dat zij luid zou hebben moeten weenen, als zij de lippen opende. Onderzoekend keek hij toe om te zien of haar gezicht niet zou oplichten van vreugde dat het verlossende woord gesproken was. Doch zij hield de oogen neergeslagen en haar trekken waren'als versteend. Nu liet hij haar hand langzaam uit de zijne los. Zij verging van smart en schaamte, omdat zij den man beminnen moest, die zich van haar ontdeed. Hadden die beiden toch maar een blik in elkanders hart kunnen wer pen Hij wist niet. wat hij van haar houding moe§t denken. Zij scheen hem meer bedrukt dan verheugd en hij zeide weder tot zich zelf Zij vermoedt wat het u kost haar vri.i te laten en haar edel hart lijdt daar onder. Zwijgend legden zij de rest van den weg af. Thuisgekomen trok Diana zich dadelijk in haar hamer terug en sloot zich op. Als levenloos wierp zij zich op den divan en ver borg het bleeke gelaat in de handen. Nu eerst kon de storm, die in haar ziel ontke tend was. uitwoeden. Zij had een gevoel, als of voor haar levenslang de zon niet meer zou schijnen. Ook Lothar was voorloopig niet in staat om rustig met zijn ouders te spreken. Ook hij bleef lang alleen in zijn kamer en tracht te met zijn toekomst in het reine te komen. Bij het avondeten ontmoette hij echter, schijnbaar bedaard, zijn ouders m de eet kamer. Dadelijk na hem kwam Sophie bin nen en berichtte, dat haai* meesteres hoofd pijn had en niet aan tafel kon komen, doch dadelijk naar bed zou gaan. Mevrouw Brigitte wilde dadelijk naar haar toe gaan. Dat kindje zal me toch niet ziek woroen V riep zij verscnrikt uit. Lothar hield naar terug. Laat maar, moe der zij heeft alleen rust noodig anders mets zeide hij met benepen stem. Zijn vader keek hem onderzoekend aan. Lothar's bleeke gezicht en zijn moede, treu rige oogen hadden hem reeds te denken ge geven. Er klopte iets niet met zijn verwacn- tingen. Er moest iets tusscben de jongelui gebeurd zijn. Wat is er dan met Diana vroeg me vrouw Brigitte ongerust. Zij heeft een klein ongeval met het paard gehad, moeder, en is daar nog al door verschrikt. Haar zenuwen moeten zich kal- meeren zeide Lothar. Zijn moeder was daardoor echter nog niet gerustgesteld en bleef bezorgd om Diana. Lothar moest haar het ongeval eerst nauw keurig bescnrijven en haar tot bedaren bren gen, voor zij besloot Diana niet te gaan op zoeken. Herman von Steinach had geen woord hierin gezegd, maar hij was ongeruster dan hij wilde toonen. Toch was hij bij zijn oor deel gebleven, dat die twee jonge menschen- harten elkander zelf moesten vinden en hij geloofde vast, dat die beiden elkander be minden. Tot nu toe was alles gegaan zooals hij het voorzien en verwacht had, maar van daag klopte er iets niet met zijn berekenin gen. Niettemin hield hij zichzelf opnieuw voor, dat men zich van elke inmenging moest onthouden; eens zou alles toch wel tot klaar heid komen. Den volgenden morgen kwam Diana als gewoonlijk aan het ontbijt en zij scheen vol komen bedaard te zijn. Alleen zag zij wat bleek en aan haar oogen kon men zien, dat zij dien nacht niet veel slaap gevonden had. Ook Lothar had den slaap niet kunnen vinden; droevige gedachten hadden hem wakker gehouden. Hij was nu bij zichzelf be sloten om zoo spoedig mogelijk weder te ver trekken het beste maar weer naar Zuid- West Afrika, v aar men mannen als hem ge bruiken kon. Zoo snel mogelijk zou hij nu de bittere kelk ledigen. Morgen was het de eerste Pinksterdag en gedurende dit feest kon hij niets ondernemen. Maar dadelijk daarna wilde hij den notaris bezoeken om hem onder openlijke mededeeling der omstan digheden, om raad te vragen. En nu zaten zij. schijnbaar bedaard, aan het ontbijt tegenover elkander. Het was de Zaterdag voor Pinksteren. In het huis rook het naar versch gebak en buiten op de plaat* lachten en schersten de knechts en de mei den, die zich reeds op het feest verheugden. Heiman von Steinach hielp het jonge paar met zijn bekende takt dooi* de onzekere stemming heen en keuvelde als gewoonlijk, schijnbaar volkomen onbevangen. Dadelijk na het ontbijt, toen allen nog aan tafel za ten, kwam er een bode van Buchenau en bracht een brief van Dora aan Diana. Zij opende hem dadelijk en las Liefste Diana Onze visite is gisteravond bij wijze van verrassing reeds gekomen. Da delijk na jelui vertrek kwam er een tele gram, dat hun komst meldde. Susanna en Hans Heinzius zijn een van geluk stralend verloofd paar en zij weten van overmoed niet wat zij doen zullen. Hij is natuur lijk ook meegekomen en mijn domme, dwa ze hart wil en wil zich maar niet laten dwin gen om in een behoorlijk, bedaard tempo te kloppen. Ach, Diana... Ge begrijpt wel, wat deze gedachtenstreepjes moeten beteekenem Het is mij zoo bang en tegelijkertijd zoo blij te moede. Maar dat kan ik u wel alles mon deling verder vertellen. Het doel van dit schrijven is, dat gij en uw man vanmiddag op Buchenau komt eten. Suzanna brandt van nieuwsgierigheid om uw echtgenoot te leeren kennen en Alexander Heinzius ver heugt er zich zeer op zijn ouden vriend te rug te zien. Ge kunt voor deze uitnoodiging niet bedanken; excuses worden niet aan vaard. Als uw Lothar soms niet wil, kijk hem dan maai* eens flink aan met uw won- deroogen. Ik geloof, dat hij dan even zwak is als alle andere mannen. Tot ziens dus. Uw Dora. Bij deze laatste woonden werl Diana don kerrood en vouwde den brief zichtbaar ver ward snel samen om hem in haar kleed t< verbergen. Lothar had haar bij het lezen gadegesla gen en zag den donkerengloed in haar ge zicht en haar verlegen houding. Schuw keek zij naar zijn kant. Do» zendt ons een uitnoodiging om vanmiddag op Buchenau te komen dineeren. Het ver wachte bezoek is reeds gekomen. Alexandei Heinzius verheugt er zich erg op u terug te zien, zeide zij haastig. t Wordt voortgezet.) IRIS. Een nauw merkbare uitdrukking van erger nis kwam in haar oogen, toen ze den ruiter zag; en 't leek wel, alsof ze verheugd was de teugels te nemen en te vluchten; maar met een zucht liet ze de Snow omkeeren en wachtte ze den ruiter af met een ernstige, peinzende uitdrukking in de oogen. Het was een jongeman, blond en knap misschien te vrouwelijk en hij was met de uiterste zorg gekleed een correct pak, keu rige glacé-handschoenen, glanzende laarzen en een zeldzame orchidee in zijn knoopsgat. Toen hij naderbij kwam, werd hij eerst rose en toen rood, en in zijn verwarring viel zijn monocle uit zijn Imkeroog rinkelend tusscben de knoopen van zijn jas. G goeden mowgen, juffwouw Knigh ton zei hijhij stotterde eenigszins, en hij had een kleine moeilijkheid met z'n r die hij als w uitsprak. Goeden morgen, Lord Montacute zei Iris, haar kleine, gehandschoende hand uit stekend. Zijn Lordschap nam haar hand en zijn hart bonsde hevig, terwijl het bloed hem naar het hoofd vloog. Het is... het is een heewlijke mowgen, nietwaaw zei hij, nerveus met zijn mono cle spelend. Net een mowgen om te wijden, vindt u niet We schijnen zomew te kwijgen, is 't niet zoo Is u ook niet vweeselijk blij, dat de zomew komt, is u niet Ja zei Iris met haar zachte, volle stem. Even hoerschte er stilte, terwijl de jonge man z'n hersens pijnigde om een nieuw on derwerp, en het niet kon vinden, omdat het eenige wat in zijn ooren klonk de woorden «c Ik heb u lief waren. Toen keek Iris naar zijn paard, dat te hijgen stond, en zei Heeft u ver gereden, Lord Montacute Hij kleurde en stotterde. Hij had haar uit de vensters van Montacute gezien, was naar den hof gevlogen, had z'n paard gezadeld en was haar achterna gereden. Eh... et„. n nee, niet heel vew. Ik... wou naaw meneew Knighton gaan om over het... het bal te spweken, ziet u bedacht hij O juist zei Iris, vader is thuis. Hij was in de bibliotheek toen ik wegging. U zult hem nog net treffen voor hij uitgaat, denk ik. Ik ga naar de Holt. Adieu Met een knikje en een glimlach raakte ze haar paard met haar vinger aan en reed weg. Lord Montacute keek haar na en liet het hoofd hangen. Op dat oogenblik zou hij zijn ouden naam, zijn voorvaderlijk kasteel de Towers zijn rijkdom, alles gegeven hebben om naast haar te mogen rijden, en zij was verdwenen Eén oogenblik dacht hij er aan, haar wild achterna te rijden; maar hij miste den moed, die diepe, glanzende oogen te ontmoeten, en den verwonderden onderzoekenden blik, dien hij erin lezen zou; en dus stak Montacute z'n monocle weer in z'n oog en reed hij treu rig den heuvel af. HOOFDSTUK II Iris reed verder met een zucht van ver lichting. Ze had geen hekel aan Lord Mon tacute, en ze zou hem zelfs aardig gevonden hebben, als hij niet zoo duidelijk had laten merken, dat hij verliefd op haar was. De Holt. waarheen ze op weg was zooals ze Lord Montacute had verteld, was een verre boerderij, die aan Iris' vader behoorde, en waar een oude dienstbode van hen woon de. Iris reed er vaak heen. Ze voelde zich zoo tevreden, dat ze Lord Montacute ontsnapt was. dat ze luid begon te zingen nadat ze eerst om zich heen had gezien of ze alleen was. Snow, die zijn geliefde meesteres kende, ging vanzelf stap voets loopen, de teugels vielen losjes om zijn nek, en Iris, die alles om zich heen vergat, gleed van het eene lied in het andere. Nu eens was het een oude Engelsche ballade, dan weer een Italiaansche barcarolle, of het; zachte, klagende lied dat zij met gedempte stem zong. Plotseling zoo plotseling dat het lied op haar lippen wegstierf en Snow verschrikt, steigerde weerklonk een vervaarlijk geloei. Iris glimlachte en streelde het paard Gij dommert! zei ze. 't Is de oude stier maar. Het loeien werd heviger, en werd zoo woest, dat ze meer om het paard te sussen dan om haar eigen nieuwsgierigheid te be vredigen. naar de heg reed en er overheen keek. De glimlach die nog op baar lippen was, verdween plotseling en maakte plaats voor een uitdrukking van bezorgdheid en schrik. Ze keek op een groote weide, omringd door een hooge heg; in den éénen hoek was een hek. Dicht daarbij stond een groote, bijzon der vechtlustig uitziende stier, en juist aan haar kant stond een jonge man. De man en het dier keken elkaar strak aan; de stier werd steeds woedender, stampte op den grond, zwaaide z'n staart en schudde z'n kop. De man vroeg zich blijkbaar af hoe hij naar het hek moest komen, en hoelang het duren zou voor de stier op hem toe zou rennen. Iris keek van den stier naar den man; hij was jong en recht als een pijl onbewust had hij zich opgericht tot een houding van gereed zijn en verdediging; zijn blcote hcofd z'n versleten, verschoten hoed lag op den grond glansde in het zonlicht, zooals slechts een hoofd met bruin haar, waarin gouden weerschijn kan glanzen; zijn klee- ren verrieden duidelijk hun ouderdom en den invloed van het weer, en zijn handen waren gebruind door de zon. Op het eerste gezicht wist Iris dat hij een gentleman was. Hij draaide het hoofd om, en ze zag dat hij knap was. Er was een zweem van een glimlach in zijn donker-brui- ne oogen en op zijn lippen, die alles behalve angst aangaf. Maar zij kende den stier en besefte het gevaar; een waarschuwend woord rees haar naar de lippen, maar om een reden, die ze niet analyseerde, bleef ze zwij gen en wachten. De stier boog den kop en uitte een nieuw gebrul, stampte op den grond met groote re kracht en bewoog zich langzaam naar de plek, waar de jongeman stond. Deze wachtte een seconde, en liep toen langzaam het dier tegemoet, strak in de oogen van zijn vijand kijkend, en stevig vasthoudend een korte, eikenhouten wandelstok. Iris zat roerloos, de lippen open, de wenk brauwen samengetrokken in angstige afwach ting. Snow sloeg de scène gade met opgesto ken ooren en kalme, oplettende oogen; en hij gaf misschien zijn vriend, den stier, de meeste kansen Langzaam naderden de twee vijanden elkaar. Iris vroeg zich af, of het mogelijk was dat de jongeman zich verbeeldde te kunnen vechten tegen dat enorme beest met een wan delstok van dertig cent. In elk geval ging hij z'n verderf tegemoet. Zijn gedrag werd door de tegenpartij zoo onverwacht gevon den, dat deze een oogenblik stil stond, en toen als 't ware geprikkeld door de stout moedigheid van den man. met woedend ge brul op hem toevloog. Iris werd bleek; ze zag dat de jongemar zijn stok ophief, hoorde hoe hij met dt kracht van een ijzeren staaf neerkwam or den kop van den stier; en toen, terwijl he. beest dook om hem op zijn horen te nemen zag ze den man naar links springen en naai het hek rennen. Het ging zoo snel in zijn werk, zoo knap zoo behendig, dat haar wangen kleurden var. bewondering; maar tegelijk onderging ze eer andere emotie: van diepe ontsteltenis. Wan' hoe vlug de jongeman ook was. de stier wai vlugger. Lang voordat het hek was bereikt, had de stier hem ingehaald, zijn heete adem en schuimende bek raakten hem bijna. Hi; keerde zich weer om en diende het dier eer tweeden slag toe, terwijl hij zijn zijsprong herhaalde; maar ditmaal moest hij van het hek weg vluchten inplaats van er heen! Gek van w-oede door de slagen en de brutaliteit van zijn vijand, verdubbelde de stier zijn vaart en haalde met vlammende oogen er dampende flanken den tegenstander in. Iris' hart scheen stil te staan. Ze kon nie schreeuwen, het geluid bleef in haar kee steken. Wanhopig keek ze rond om hulp De boerderij was een mijl ver; geen sterve ling was te zien. Ds jongeman rende in haar richting, be reikte de heg en stond daar stil om op adem te komen. De stier vloog op hem toe. met gebogen kop, z'n glinsterende roode oogjes op hem gevestigd. Nog eens werd de stok opgeheven, maar ditmaal miste hij zijn doel, en daar hij zijn steunpunt verloren had door de hevigheid van den slag. viel de man op den grond. Dit was zijn geluk; want de stier rende over hem heen door zijn eigen vaart, en zijn horens troffen slechts lucht. De man sprong overeind, stond een secon de als verdwaasd, rende toen naar het hek; de stier keerde zich om en volgde hem. Verward door zijn val keek de jongeman rond alsof hij vergeefs een plekje zocht, waar hij zich kon verschuilen; de stier kwam na der en nader neg één oogenblik en hij zou zijn prooi bereikt hebben toen sprong Iris over de heg tusscben hen in. (Wordt voortgezet}

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Het Algemeen Nieuws | 1940 | | pagina 9