22
KORTE INHOUD
vertaald door Mevr. P. KAPTEÏN
HET ALGEMEEN NIEUWS DONDERDAG 10 JUNI 1040
O
DIAINA HEDWIG COLRTHS-MAHLER
De sedert 3 jaar, tengevolge van een val
van het paard aan beide beenen verlamde
Herman von Steinach is met zijn vrouic en
pleegdochter, Diana op het landgoed Dor-
71 eek komen iconen op verzoek en bij testa
mentaire beschikking van Diana's vader
Bobo von Dorneck, die Diana, die nu de
eigenlijke meesteres is van Dorneck, na den
dood van haar ouders onder de hoede van
goede vrienden wilde achterlaten, vooral met
het oog op zijn eenigen bloedverwant, een
■nee}, wiens levenswijze slechts zijn verach
ting inboezemde.
Diana wordt dooi roodvonk aangetast en
de vrees dat die nee] zijn rechten als eenig
erfgenaam zou doen gelden bij den dood
van Diana, brengt haar tot het besluit Lo-
thar, den eenigen zoon van de von Steinach's
ie huwen waarmede deze en zijn ouders, na
aanvankelijk vele bezwaren, tenslotte in
stemmen. Na Lotliar's vertrek naar Zuid-
West-Afrika treedt echter een plotseling
herstel in van Diana.
Op een leest bij het huwelijk van een jon
gen luchtvaarder, Koenraad Haszler met
Hilde Wollman, maken Dora Sanders en
Susanna Wallner, Diana's beste vriendinnen,
kennis met een oud studievriend van Diana's
man Lothar, Dr Alexander Heinzius en zijn
broeder Hans. Deze kennismaking loopt al
spoedig uit op de verloving van Susanna met
Hans Heinzius.
Na een winterverblijf te Berlijn komt Dia
na terug op Dorneck. Nog slechts enkele we
ken gaan voorbij, als ook Lothar her verrast
met zijn terugkeer.
Hans Heinzius is met zijn verloofde Su
sanna en zijn broeder Alexander op bezoek
bij Dora Sanders van wie Diana en Lothar
nu de uitnoodiging ontvangen hebben het
gezelschap op Buchenau te komen vervoegen.
Toen liet zij hem begaan en toen hij haar
schouders daarbij aanraakte, keek zij ver
legen naar hem op.
Zijn verstandige, energieke gezicht had
een zeldzaam weeke uitdrukking.
-Bevalt het u op Buchenau vroeg zij
haastig.
Hij keek haar diep in de oogen. Ik weet
het niet.
Zij zette een zeer verwonderd gezicht en
lachte verward.
Weet u het niet
Neen.
Maar waarom dan niet
Omdat ik er nog niets van gezien heb
en maar steeds aan iets anders denken
moet.
Waaraan dan
Aan iets zoets, liefs, wat ik zou willen
vastgrijpen en behouden.
Zij werd donkerrood en wilde haar blik
afwenden, maar de zijne hield dien dwin
gend vast.
Waarom doet u dat dan niet vroeg
zij zacht.
Hij lachte een weinig Ja. waarom doe ik
het niet Ik ben een echte dwaas. Reeds
eenige malen was het geluk zoo dicht bij
mij, dat ik het grijpen kon en ik tastte
niet toe. Maar nu zal het mij niet weder
ontgaan. Den moedige behoort de wereld en
twee lieve blauwe oogen lachen mij toe, een
rond mondje lokt mij zonder ophouden.
Waarom zou wel de hemel dit roode mondje
zoo schoon geschapen hebben als men het
niet zou kussen
En eer Dora erop verdacht was had hij
haar in zijn armen gesloten en drukte zijn
lippen vast en innig op de hare
Dat was eig prettig en heerlijk en daarom
herhaalde hij het eenige keeren met groote
ijver. Dora hield zich devoot stil en liet het
gebeuren. Eindelijk was zijn eeiste dorst
gestild; hij hield haar een weinig van zich
af en lachte haar teeder toe.
Mijn zoete, blonde schat— nu moest ik
dadelijk met u naar den hemel kunnen
vliegen
En wij hebben geer, luchtschip plaag
de zij.
O, dat hebben wij beiden ook volstrekt
niet noodig. O, hemel wat is het heerlijk
om zulk een lieve schat in de armen te slui
ten. Maar zeg eens, mijn lieve, kleine Dora
wat zullen uw ouders er nu wel van zeg
gen, dat ge zoo'n armen slokker als ik ben
tot man uitgezocht hebt
Zij keek schelmsch gewichtig naar hem
op. Ja, wat zullen die wel zeggen Het zal
wel een scherp verhoor worden. Vader zal
zeggen wat Is die schelm wel, die mij
mijn dochter wil wegnemen En dan zal
ik antwoorden Hij is een flinke man, die
mij vreeselijk imponeert en dat is de hoofd
zaak. En dan zal moeder zeggen neen.
dat is niet de hoofdzaak de hoofdzaak is,
dat gij elkander liefhebt. met het geheele
hart, met de geheele ziel en met het ge
heele gemoed. En dan zeg ik weer Moe
dertje, zoo heb ik hem ook lief. En vraag
hem nu zelf maar of hij mij ook zoo lief
heeft hij heeft het mij namelijk heel
niet gezegd.
Hij kuste weder het lieve praatgrage
mondje en zeide innig
Zoo bemin ik u ook, mijn Dora en ik
weet, dat ge mij gelooft. Maar of uw ouders
mij ook gelooven zullen Als zij eens dach
ten, dat ik slechts uit berekening een rijke
bruid uitgezocht had
Zij sloeg haar armen om zijn hals en leg
de haar wang tegen den zijne.
Dat züllen mijn ouders niet gelooven,
mijn liefste. Zij weten wel, dat een werk
zame, eneigieke en bekwame man als gij
niet naar geld behoeft te zien. Dat verdriet
zouden mijn ouders mij nooit doen. En ik
zal hen zeggen, dat ik verschrikkelijk trotsch
op u ben. En zij weten reeds lang dat hun
Dora het hart slechts wegschenkt aan een
man. die het waard is.
Hij drukte haar vast tegen zich aan
Lieveling, ge zijt een schat en zoo waar
ik een eerlijk man ben ik heb u innig lief
en ik hoop, dat ik u gelukkig kan maken.
Zoo bleven zij nog lang arm in arm staan
en keken elkander maar gelukkig aan en
kusten elkander. De vogels zongen om hen
heen. alsof zij aan de wereld wilden verkon
digen, dat wederom een jong menschenpaar
elkander in liefde gevonden had. En zij be
merkten er niets van, dat Hans en Susanna
weder naar de tennisbaan terugkwamen. La
chend keken dezen naar het elkander zoo
innig omhelzende paar
Zeg eens, gij daar denkt ge soms, dat
ge oplettender tennis speelt dan wij daar
straks vroeg Susanna.
De minnenden vlogen uit elkander. Ale
xander dreigde Susanna met den vinger.
Schoonzusje gij zijt schuld aan het
heele malheur, dat hier gebeurd is. Gij zijt
ons met het goede voorbeeld voorgegaan.
Maar verder vind ik het gruwelijk van u om
ons zoo te storm. Ik doceerde deze jonge
dame hier slechts roosscnieten.
Dat onderricht moet ik mijn meisje ook
dadelijk geven riep Hans lachend uit en
voegde meteen de daad bij het woord tot
Susanna zich uit zijn armen rukte en la
chend wegsprong Hans snelde haar achter
na. Alexander en Dora liepen langzaam
hand in hand in hunne richting naar huis.
Susanna's ouder* hadden zich in hunne
kamers teruggetreden en nu zaten Dora's
ouders alleen op het terras Dora trok Ale
xander naar hen toe.
Lieve vader lieve moede- die daar
dat is mijn bruidegom en wij smccken
om uw zegen. zeide zij kort en bondig.
En toen omhelsde zij de beide oudelui. die
van hun zetels waren opgesprongen, kuste
hen half lachend half schreiend en zeide,
haar ontroering bestrijdend
U behoeft niet anders te zeggen dan ja
en amen.
Ook haar ouders waren zeer aangedaan.
Mevrouw Sanders had haar tranen niet
kunnen bedwingen. Nu omhelsde zij de beide
jongelui tegelijk en daarop riep zij angstig
uit Maar in het luchtschip mag mijn
Dora niet mee, dat is mijn besliste voor
waarde. 1
Allen moesten lachen
De oude heer legde Zijn hand op Alexan
der's arm. Nu zullen wij, mannen, eerst
eens een verstandig woord met elkander
spreken kom mijn zoon.
Precies op tijd verscheen Lothar en Diana
op Buchenau. Zij werden van alle kanten
hartelijk begroet en Dora omarmde Diana
stormachtig. Zij hield zich nog in om Diana
nu reeds haar verloving mee te deelen. doch
fluisterde haar slechts toe
O, Diana ik ben toch zoo gelukkig,
dat ik niet weet of ik moet lachen of hui
len.
Diana vermoedde nu wel wat er gebeurd
was, maar sprak het niet uit.
(Wordt voortgezet.)
IRIS
'x Is u hier nooit eerder geweest zei Iris
vechtend tegen een nieuwsgierigheid, die
haar drong iets meer omtrent hem te weten
te komen. Hij weifelde.
Zoo ja, dan was het jaren geleden, toen
ik een jongen was. Het heet Knighton, niet
waar
Knighton en Beverley. Het hoort alles bij
elkaar, zei ze.
En wat is de Revels vroeg hij.
Terwijl ze zorgvuldig eiken trek van be
langstelling op haar gelaat onderdrukte,
wees Iris met haar zweep op haar vaders
huis.
O. is het dat? Een groote plaats de
grootste van deze streek, denk ik
Ik geloof het wel, antwoordde ze non
chalant.
Hij keek haar nieuwsgierig aan.
Misschien kent u de menschem die daar
wonen een zekere meneer Knighton en
zijn dochter
Ze beheerschte haar trekken zoo, dat haar
gezicht een onverschillige uitdrukking toon
de.
«Ja! eenigszins».
Ah zei hij peinzend. Hoe is hij
Iris trok de wenkbrauwen op met bewonde
renswaardig gesimuleerde onverschilligheid.
Hoe zijn de meeste mannen ant
woordde ze.
O juist; u kent hen slechts oppervlakkig.
Zijn het vrienden van u, als ik vragen mag?»
Ze haalde de schouders op. Ik heb weinig
vrienden, antwoordde ze.
Hij keek haar oplettend aan.
Ik geloof, dat ik meneer Knighton ken;
maar ik ben hem heelemaal vergeten. Hij
heeft een dochter.
O ja zei ze, alsof het onderwerp haar
weinig interesseerde.
Kent u haar Hoe is ze
Hoe bedoelt u zei ze.
Nu ik verwacht geen uitgebreiden catalo
gus van haar physieke en psychische gaven.
Is ze klein of groot
Klein. zei Iris.
Hij lachte.
Ik zie wel. dat u haar niet mag lijden,
zei hij
«Hoe ziet u dat
Uit uw toon. U zei klein, alsof het een
misdaad was om klein te zijn. Gaat u verder
alstublieft.
Waarom is u zoo nieuwsgierig naar
haar?
Hij fronste, de wenkbrauwen lachte toen,
maar eenigszins weifelend.
Omdat ik haar vader heb gekend of
geloof hem gekend te hebben toen ik een
jongen was. Dus is ze klein
Ja. zei Iris. een glimlach onderdruk
kend. Is een vrouw daarmee veroordeeld,
dat ze klein is
Alle vrouwen zijn engelen, klein of groot,»
zei hij ernstig.
Nu glimlachte Iris openlijk.
Moet ik verder gaan zei ze.
Alstublieft. Is juffrouw Knighton knap
Ze aarzelde en hij lachte
Uw aarzeling zegt genoeg. concludeerde
hij. Uit vrouwelijke liefdadigheid gaat u
niet verder. Zal ik voor u antwoorden
Goed
Nu dan maar denk er aan. dat ik mijn
portret baseer op uw houding en uw aarze
ling juffrouw Knighton is klein en
leelijk.
Ik vrees, dat ze 't is zei Iris.
Met zullen we 't zeggen rood haar?»
't Is beslist niet blond ten minste. zei
Iris, die zien goed hield.
Ze heeft zomersproeten dat gaat al
tijd samen met rood haar. Heb ik het goed?!»
Zoo goed als de meeste menschen die
raden, het hebben kunnen. antwoordde ze.
En daarbij, zei hij achteloos, heeft
ze wat zal ik zeggen ten sl-ch: hu
meur
Iris zweeg even, alsof ze draalde met haar
bevestiging.
't Is niet het best gehumeurde meisje dat
ik ken.
Dat weet ik. zei hij, z ik heb altijd ge
hoord dat haar vader. Godfrey KnightOxi, de
meest trotsche man in Engeland was. Mis
schien aardt ze naar hem. Leelijk en trotsch.
U is geen vriendin van haar I Houden de
menschen hier van haar is ze populair
Iris aarzelde even.
't Kon beter, zei ze
Ik begrijp het. zei hij. naar de Revels
kijkend. Ze behandelt de armen aan haar
poorten ais vuil net als haar vader, zoo
als men zegt. Waarom geeft het leven toch
aan sommige menschen al den rijkdom en
de klaver in deze wereld, en aan de anderen
ai-moede en het onkruid Maar misschien
beoordeel ik het meisje te hard
Dat doet u zeker. zei Iris zacht en ern
stig.
Ja, zei hij berouwvol. Omdat mij nu
eenmaal geleerd is, dat ik een afkeer moest
hebben van den vader
Hij zweeg even, en ging toen door: om
dat het meisje zoo onfortuinlijk is om leelijk
en slecht van humeur te zijn, mag ik niet
hard over haar oordeelen. moet ik medelij
den hebben
Dat vind ik ook zei Iris.
Hij zag haar aan. Haar lange wimpers
rustten op haar wangen, haar lippen waren
gesloten in volkomen kalmte.
Het verwondert me niet, dat ze geen
vriendin van u is,zei hij. zoo'n meisje
moet zich ellendig voelen in uw gezelschap.
Waarom
Waarom Omdat het contrast haar een
kwelling is. zei hij stoutmoedig.
Langzaam kwam de blos op het mooie ge
zicht, en trok weg om weer de ivoren bleek
heid achter te laten.
Nu moet ik gaan. verklaarde ze plot
seling. Hij sprong op, schikte de teugels voor
haar. Ze gleed in het zadel zoo gracieus
schenen haar bewegingen den jongen man
toe en keek voor zich uit met droomerige
oogen.
Adieu zei ze, haar blik op hem rich
tend.
Hij boog
Vaarv en ik dank u. Ik zal deze plaats
en dit uui niet vergeten zoolang ik leef.
Ernstig keek hij tot haar op. En mag ik
uw naam niet weten
Nee, zei ze. We ontmoeten elkaar als
vreemden, we scheiden als vreemden, en als
we elkaar weerzien
Dat is niet waarschijnlijk, zei hij; en
er was iets droevigs in zijn diepe, ernstige
stem
Zullen we elkaar als vreemden ont
moeten.
Mag ik u een hand geven tenminste
vroeg hij eerbiedig en gretig.
Ze deed haar rechterhandschoen uit, en
hield haar hand zoo dicht bij zijn lippen,
dat hij haar bijna aanraakte met zijn mond.
Toen trok ze haar hand terug, keek neer in
zijn knap gezicht en reed weg.
Hij keek haar na. En toen ze uit 't zicht
was verdwenen, keerde hij terug op den
grooten weg naar Glossop.
Iris reed een halve mijl, het hoofd gebo
gen, haar blik gericht op Snow's nek. Plot
seling stond ze stil, zat even onbewegelijk na
te denken, liet toen haar paard omkeeren en
galoppeerde terug naar de beek. Daar hield
ze stil, boog zich voorover in haar zadel, en
met de haak aan 't uiteinde van haar zweep
raapte ze een helderblauw voorwerp op. Het
was de sjaal, die de jongeman om zijn hals
had gedragen, en die hij had afgedaan, toen
hij zijn gezicht in den stroom gebaad had.
Ze hield de das even peinzend in haar
hand; toen verstopte ze haar zorgvuldig in
haar mantel en reed terug naar Knighton
Revels.
HOOFDSTUK III.
Ondertusschen had Lord Montacute de Re
vels bereikt. Hij had gezegd, dat hij meneer
Knighton wilde spreken; maai* nu hij in de
bibliotheek stond, had hij niet de minste
notie waarvoor hij was gekomen. Toen de
Squire binnentrad, begon de jonge graaf te
stotteren, te blozen en hulpeloos aan z'n
monocle te wriemelen.
Want niet alleen was Clarence Montacute
dolverliefd op Iris, maar hij was heel bang
voor haar vader zooals de meeste men
schen, zonder te weten waarom. Godfrey
Knighton's houding was streng en zijn don
kere oogen onder de zware wenkbrauwen,
schenen u te doorboren. En zijn gereserveer
de melancholie, zijn verstrooidheid droegen
eveneens bij tot het gevoel van ontzag en
geheimzinnigheid.
Toen hij ging zitten en den jongeman aan
keek, met zijn bijna boozen blik, smolt de
kleine voorraad zelfbeheersching van den ar
men Clarence als sneeuw voor de zon
(Wordt voortgezet