9 15 vertaald door Mevr. P. KAPTEIN 24 «HET ALGEMEEN NIEUWS WOENSDAG 10 JULI 1940 De Mooie Onbekende, fledwig Courths-Mahler Terwijl hij met moeite zijn zelfbeheer- sching trachtte te bewaren zei Norbert tot Mia zonder op Hardy of Günter acht te slaan Sta mij toe, freule, dat wij ons aan el kaar voorstellen. Mijn vriend, Norbert von Halldorf, ik ben graaf Günter Nordau. Wees gij zoo goed het raadsel op te lossen of ik in u freule von Rosen voor mij zie. Sta mij toe, neef Günter, u als uw nicht te begroeten, al is ons neef- en nichtschap ook in zeer vqjren graad. Maar verwant zijn we in elk geval. Ik -ben Hardy von Rosen. Betooverd door haar bekoorlijkheid greep Norbert haar hand en bracht die aan zijn iippem «-Het verheugdt mij zeer u te leeren ken nen, nicht. Zij keek hem schalks aan. Gelukkig ziet gij er in 't geheel niet vij andig uit. Ik had voor alle mogelijke geval len mijn nicht Mia von Speyer tot gezel schap medegebracht, omdat ik toch niet kon weten, of gij, mijn waarde neef, vijandig tegenover mij waart gezind en of gij wel een woord met mij zoudt spreken. En daar we toch dagelijks drie uur met elkaar moeten doorbrengen, zou dat een zeer zwijgzame ge schiedenis worden. Norberts gelaat trilde even overmoedig als dat van Mia. Het verheugt mij zeer, nicht, dat gij onze traditioneele vijandschap met dezelfde vre delievende oogen beschouwt, als ik het doe. Ik kus u dankbaar de hand voor uwe vrien delijke woorden. Weer bracht hij haar hand aan zijn lip pen. Zij glimlachte hem toe. Ik weet niet, of ik uw dank mag aanne men want het schijnt mij vanzelfsprekend, dat we volstrekt geen reden hebben, vijandig tegenover elkaar te zijn. Trouwens waar schuw ik u, u in acht te nemen voor mij. Ik ben niet zoo gemakkelijk te doorzien als gij misschien denkt, en voer tenslotte toch iets geheimzinnigs tegen u in het schild. Daar ben ik niet bang voor. Wij men- schen ontmoeten elkaar zelden met open vizier. Juist, neef. En wij vrouwen gaan bij de mannen meestal door voor goede tooneel- speelsters, maar misschien leeren wij elkaar in den loop van onze gemeenschappelijke gevangenschap, waaitoe wij nu eenmaal ver oordeeld zijn, beter kennen. Ik moet tegen het woord veroordeeld protest aanteekenen. Deze «gevangenschap» schijnt mij een geluk toe, nu ik de eer en het genoegen heb u te zien». De oogen van Mia fonkelden. Aha, neef dacht zij in stilte, «ge schijnt dadelijk met vollen stoom te beginnen. Het is jammer, ge zijt zoo'n belangwekkend en aangenaam man, men zou u goed gezind kunnen zijn, als men niet moest denken, dat uw bemin nelijkheid niet alleen de persoon gold. Ver- geefsche moeite, wendt u daarmee aan het Verkeerde adres en verspilt ze.» Overluid zei ze echter met een schalksche uitdrukking Wacht maar eerst of het een geluk is, neef. De schijn bedriegt soms. Graaf Günter had intusschen ontroerd Hardy aangestaard, alsof hij een visioen zag. Zijn blik bleef op haar gelaat gevestigd en eindelijk sloeg zij haar oogen op, als door een innerlijke macht daartoe gedwongen. En nu zag zij den man naar wien haar jonge ziel wakend en droomend had verlangd. Ademloos keken ze elkaar in de oogen en verbleekten door den storm van gevoelens, die op hen aandrongen. Plotseling trad graaf Günter op zijn mooie onbekende toe en haai vast en ontroerd in de oogen ziende, zei hij schor van ontroering Freule, dit is een buitengewone en voor mij zeer verblijdende ontmoeting. Herinnert u zich mij Hardy haalde onrustig adem en keek ver ward in zijn stralende oogen. Maar zij moest de waarheid zeggen. Ja ik herinner mij u in Nicê^heb- ben we elkaar vluchtig ontmoet. Graaf Günter knikte. Wel vluchtig maar voor mij onvergetelijk, freule. Ik had helaas niet het genoegen, uw naam te hoo- ren en vernam slechts, dat u in gezelschap van gravin Herdern reisde. Hardy boog het hoofd. Ik was in dien tijd haar gezelschapsda me. Zij is intusschen gestorven en ik ben naar mijn nicht gegaan. Opmerkzaam geworden, had nu ook Nor bert de mooie onbekende van zijn vriend herkend. Met een veelzeggenden, zijdeling- schen blik op Günter, zei hij lachend tot Hardy Sta mij toe, freule, dat ook ik een vluch tige kennismaking hernieuw, ofschoon we el kaar toen zelfs niet gesproken hebben. Ik zag u in Nice op het terras van het hotel, toen ik daar met mijn vriend Halldorf, zat. Verbaasd keek Mia van den een naar den ander. Ah, ge kent elkaar van vroeger Maar heel vluchtig op een afstand, antwoordde Hardy haastig. De oogen van Mia fonkelden. Het blozen van Hardy verraadde haar veel. En verstan dig, als zij was, vermoedde zij, dat mijnheer Halldorf de held van het verhaal was, dat Hardy haar had willen vertellen en toch nooit verteld had. Het. ontging haar ook niet. dat de twee met slechts bedwongen ontroe ring tegenover elkaar stonden. Uw aandeelen op het geheele graafschap en het volle millioen staan slecht, neef, dacht ze bij zichzelf. Maar vreemd genoeg was ze er niet ontevreden over, dat Hardy geen aanspraak zou maken op de hand van graaf Günter wel te verstaan, op den voorgewenden graaf Günter. Ik zou hier tot nadere verklaring van onze wederzijdsche betrekkingen graag vast stellen, neef, dat mijn nicht Mia toch even eens met u verwant is. Weliswaar in nog meer verwijderden graad. In elk geval kunt u ook tegenover haar de rechten van neef doen gelden, is het niet zoo. Mia Norbert wendde zich tot Hardy. Het zal mij verheugen, freule, indien u mij dat zoudt willen toestaan. Mag ik u vriendelijk begroeten Hardy reikte Norbert met een bekoorlijk lachje de hand. Günter benijdde hem dit- lachje. Het verheugt mij, u te leeren kennen en ik sta u graag toe, mij als uw nicht te be schouwen. Hij kuste haar de hand en keek tegelij kertijd tersluiks plagend naar zijn vriend Ik dank u zeer, nicht. De echte graaf Günter wendde zich nu, daar hij vrijwel zijn zelfbeheersching had herkregen, tot Mia. Hij sprak eenige vrien delijke woorden met haar. teneinde op vriend- schappelijken voet met haar te komen. Ze keek vol belangstelling in zijn gebruind gè- llaat. Als de held was hij, deze veronder stelde mijnheer von Halldorf, geen onver schillige persoonlijkheid voor haar. Norbert maakte nu van zijn, op steelsche wijze verkregen, rechten van neet ruim ge bruik. Graaf Günter zag hem naijverig aan, hoe zijn vriend zich ook tegenover Hardy als neef gedroeg. Norbert lachte overmoedig. Ja, mijn beste Norbert, de lieve God heeft mij twee bekoorlijke nienten bescho ren. Ik zie het u aan, da* ge mij benijdt. Mr.ar de goederen des tevens zijn altijd en- billijk verdeeld. Gij zoudt zulk een geluk eerder verdiend hebuen dan ik. Ik benijd u heel stellig, Günter zei hij door de vroolijkheid van Norbert aangesto ken, maar daar ik gelukkig met u net ge zelschap van de beide dames mag genieten, wil ik u grootmoedig uw geluk gunnen. Mia amuseerde zich onbeschrijfelijk. De beide jonge mannen bevielen haar zeer goed. Als ge dus goedvindt, neef, laten wij het dan dadelijk eens worden over den tijd, dien wij volgens het testament samen moe ten doorbrengen en een plan maken, hoe wij elkaar wederkeerig het minst hinderen, zei zij, nadat ze allen plaats genomen hadden. Norbert boog. De frissche, natuurlijke aard van Mia bracht hem steeds meer in verruk king en de kuiltjes in haar wangen trokken zijn oogen magnetisch aan. Ik kan mij, nu, dat we elkaar hebben lee ren kennen, in 't geheel niet voorstellen, dat de bepalingen in het testament mij op eeni- gerlij wijze zouden kunnen hinderen. zei hij beleefd. Toch heb ik eerlijk gezegd een doode- lijken angst gehad. Mia lachte hartelijk. Voor mij Hij zuchtte tragisch-komisch. Voor mijn vijandin. Dan voel ik mij niet getroffen. Wilt ge daarmee zeggen, dat ge nooit vij andig gezind waart tegenover graaf Norbert?» Mia keek tersluiks naar Hardy, die haar ongemerkt van terzijde aankeek. (Wordt ooortqezet). IRIS. HOOFDSTUK XIV De uren vervlogen. Het onderhoud met Clarence had Iris physiek en moreel uitge put Felice vond haar op de divan liggen en dacht dat ze sliep. Maar Iris sliep niet. Het was eerder een toestand van verdooving. Tegen de avond schemering, schrok ze öp, en al haar ellende kwam weer op haar neervallen, met een nieuw besef Wat deed ze hier? Ze had geen recht er te zijn. Het huis behoorde aan Lord Coverdale, en ze werd- hier door hem slechts geduld. Deze gedachte deed haar bloed koken, -wildsprong ze op, alsof ze de kamer wilde uitvliegen. Felice, die in de kleedkamer was, hooide haar en kwam binnen. Zal ik de signorinakleeden voor het diner-? zei ze, trachtend gewoon te spreken. Iris keek haar aan, alsof ze niets begreep; toen wenkte ze haar om nader te komen. Felice, zei ze onnatuurlijk kalm, weet ge,-dat ik geen recht heb om hier te zijn? De vrouw sloeg de oogen neer en sprak niet. Ge hoeft niets te zeggen, vervolgde Iris, uw oogen antwoorden me. Ik heb geen recht-. De Revels zijn van Lord Coverdale. Heeft Harrington dat niet gezegd? Ja, signorina, zei.de vrouw dof. Noem me geen signorina, zei Iris, o Fe lice, waarom heb ge het voor me verborgen? Er moet iets gedaan worden. Ik moet hier weg - O, juffrouw Iris,, u zult toch niet over haast iets doen pleitte Felice, wilt u naar me luisteren. Luisteren? Ja, dat is mijn plicht. Dat woord bestaat niet tusschen ons, signorina, zei Felice kalm. U is mijn mees teres, u kunt nooit iets anders zijn. Iris liep de kamer op en neer zonder te antwoorden en Felice vervolgde: Daaróm spreek ik nu. De signorina moet hier weg, zeker. Waar wil zij heen? Naar Italië natuurlijk. Iris rilde. Er is geen beter plaats voor de signo rina en mij want ik wil gaan waarheen zij gaat. De signorina zal hier over geld spreken. Ik heb daaraan gedacht. Ik heb geld. Wat ik opspaarde. Iris bleef staan en keek haar aan met brandende oogen. En, zei Felice, die haar blik begreep, als zij te trotsch is Trotsch; Ik trotsch! kwam hét van Iris' lippen. Als de signorina niet verplicht wil zijn aan iemand, die haar dienares is en altijd zijn zal, heeft ze toch haar juweelen, haar eigen juweelen, zei ze snel, die zullen haar veel geld opbrengen. Daarmee kunnen we naar Italië gaan- Daar kan de signorina uit rusten en bedenken, wat ze zal doen. Maar waarheen ze ook gaat, Felice zal met haar gaan! Iris liet zich op de divan vallen. Vernede ring op Vernedering! Ze moest de Revels verlaten om aan Lord Coverdale's liefdadig heid te ontkomen; maar om die van Felice aan te nemen! Wat moest ze doen? v Laat me er over denken. Alles is ver ward en duister in.mijn hoofd! Felice scheen dit een goed plan te vinden. Ja, juffrouw .Iris doet u dat. Morgen kunt u me vertellen, wat we moeten doen. Mag ik u nu verkleeden? Neen, neen! zei- Iris; maar Felice hield aan en Iris gaf toe. Zoodra ze alleen was, begon ze te peinzen over wat Felice had voorgesteld. Was er geen weg. om aan. de hulp van anderen te ontko men Ze was jong en sterk, de wereld was wijd; was er ..iets, wat ze kon doen? Het denkbeeld naar Italië te vluchten, het land waarmee haar schande zoo nauw verbonden was, deed haar beven. Elke plaats in de wereld scheen haar beter. Wat had Felice ook weer gezegd over ju weelen De beroemde Knighton-juweelen, die ze zoo vaak had gedragen, waren niet langer de hare, ze waren van Lord Cover dale, en zouden gedragen worden door zijn vrouw. (Bij deze gedachte vloogt 't bloed haar naar de wangen). Maar ze bezat een groote hoeveelheid juweelen cadeaux van haar vader en vrienden. Deze behoorden haar toe, en het geld in haar beurs. Ze was niet zonder een penny; ze zou tenminste genoeg hebben om de Revels te verlaten en zich een tijdlang voor de wereld te verbergen. Zich te verbergen Dat was haar eenigst, alles overstemmend verlangen. De menschen te ontvluchten, die ze gekend had, maar het meest van allen den man wiens leven ze had gered, en die nu meester van de Revels was. Geheel door deze gedachte in beslag ge nomen stond ze op en trok haastig de een voudigste van haar zwarte japonnen aan. Toen keek ze haar beurs na. Ze had nooit een toelage van haar vader gehad; hij be taalde altijd haar rekeningen, en als ze geld noodig had, hoefde ze er maar om te vragen. Een week vóói zijn dood had hij haar vijf en twintig pond gegeven, en bijna twin tig ervan had ze over. Ze telde ze zorgvul dig na en deed toen haar beursje in haar tasch. Toen ging ze naar de safe in de slaapkamer van haar vader. De aanblik van dat vertrek en van zijn bed herinnerde haar aan haar verlies en de ramp, die erop ge volgd was; even stond ze stil met de hand op het hart. Toen nam ze den duplicaat sleutel, die de squire haar had gegeven, en maakte ze de safe open om haar juweelen eruit te nemen. In haar kamer maakte ze er een zoo klein mogelijk pakje van, en deed het in een handkoffer met eenige kleeding- stukken. Daarna ging ze op bed liggen en trachtte ze te rusten, tot het heelemaal donker was. Ze wilde onopgemerkt weggaan. Ze probeer de een plan te vormen*, maar ze kon niet. Haar eene, allesoveFheerschende gedachte was te vluchten naar een plaats, waar men niets van haar afwist. Langzaam ging de schemering in duister nis over, en toen stond ze op en trede een dikken mantel aan. Terwijl ze een voile voordeed, die haar gezicht volkomen verborg, zag ze haar eigen trekken in den spiegel; ze schrok van haar bleekheid. Lord Cover dale 'zou nauwelijks het meisje herkennen, dat, hij ontmoet had bij de beek Behoedzaam, lettend op eiken voetstap, nam ze haar weg naar de halL Uit de bibliotheek bereikte haar het ge luid van stemmen. Lord Montacute en Bar rington waren aan het praten. Nog altijd ovei haar en de geschiedenis van haar moeder's schande De nacht was donker. Ze keek nog eens achter zich naar de prachtige hall met de rijen familieportretten en halfvergane vlag gen; toen, met een rilling van angst en smart sloot ze de deur achter zich en stond ze alleen in den kouden nacht. Zij, die als een koningin had geregeerd in dat groote huis, verliet het zonder geld en zonder naam. inderdaad als een uiigestoo- tene l Iris kende elke kromming van den weg hoe dikwijls had ze er zingend langs gereden! en ze bereikte de poorten zon der-iemand ontmoet te hebben. Een knecht kwam te voorschijn om de poorten te openen voor haar, en keek haar verwonderd na. toen ze wegijlde zonder zijn groet te beantwoor den. Op den grooten weg gekomen, haastte ze zich in de richting van het station. Ze hoorde het acht uur slaan. Er ging een trein om twintig minuten over achten Ineens stond ze stil. Felice kon elk oogen blik naar haar kamer gaan en haar missen. Ze zou Lord Montacute en Barrington waarschu wen, en het eerste wat ze zouden doen. was naar het station telefoneeren. Dan zou ze ontdekt worden. Neen. ze moest niet met den trein; en toch moest ze Londen of een andere groote stad bereiken, want een groote stad was de eenige veilige toevlucht voor een vluchteling, hetzij hij zich verbergen wilde voor smart of voor de gerechtigheid. Terwijl ze hierover stond te. denken, en tevergeefs een manier trachtte te verzinnen om Knighton te ontvluchten hoorde ze geratel van wielen. Een zwaar voerluina derde langzaam Eindelijk zag ze een lan taarn, en het langzaam rijdende voertuig bleek een vrachtwagen te zijn met twee paarden. Een oude man liep er naast, en bij het licht van de lantaarn zag Iris dat hij een goedhartig gezicht had. Gehoorza mend aan de ingeving van het oogenblik, kwam ze naar voren uit de schaduw van de heg en raakte zijn arm aan. De man schrok op. Lieve help, wat laat ge me schrikken, juffrouw, zei hij. wat is er Iris aarzelde Hij was een vreemde voor haar. Hij zou allicht vragen stellen, en ze had geen antwoord klaar. Maar ze was in een wanhopigen toestand. Mag ik meerijden vroeg ze zoo kalm. mogelijk, terwijl haar hart bonsde. Meerijden zei de oude man, z'n paar den stilhoudend, goeie help. waar^ 9 (WUtCLl IAHJI lyeiet.)

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Het Algemeen Nieuws | 1940 | | pagina 19