MOND- EN TANDENVERZONOiNO
Hit het leven van een populair circusdirecteur
tflSSOHERSRDBRIEK
Geneeskundige kroniek
4*
De pluimveehouderij
Niet Duitschland,
maar Engeland is lerland's
vijand
Nusiige weisken
Tandpijn is wel een der afgrijselijkste
pijnen, die een mensch kwellen kan.
Wij leven echter in de gelukkige dagen
dat niemand meer tandpijn behoeft te heb
ben. Eenieder, die het toch heeft, heeft dit
uitsluitend aan zichzelf te wijten de al
lerarmsten uitgezonderd. Door tijdig en ge
regeld zijn gebit te laten nazien kan men
met geringe kosten en practisch zonder pijn
te moeten doorstaan, dit in goeden staat hou
den of laten brengen.
Heiaas wordt dit al te
veel verwaarloosd en gaat
men meestal pas naar den -'-'v
tandarts wanneer het
reeds veel te laat is
waar noch de tandarts, V
noch de patiënt voordeel
van heeft de een heeft
alleen maar onnoodige
pijn en de ander slechts
onnoodige moeite. Alleen
in die gezinnen waar de
ouders van jongs af hun
kinderen aan een geregeld
jaarlijksch onderzoek met
de daaraan verbonden
kleine voorzieningen ge
wennen, kweekt men
om het zoo eens te zeg
gen een tandpijnloos
geslacht, dat deze kna
gende, slaaproovende en
zenuwmoordende pijn niet
kent.
In aanvulling op deze
jaarlijksche inspectie is
natuurlijk een geregeld
reinigen van den mond
noodig. Wij zijn er echter
helaas nog ver van dat
het wasschen van den
mond na den maaltijd
even gewoon zal zijn als
het wasschen van de han
den ervoor. Wanneer men
even overweegt, dat de
gewoonste Chineesche
koelie deze mondreini-
ging na tafel iets heel ge
woons vindt, mag men
toch wel de hoop uitspre
ken. dat wij in be
schaafd Europa, dat zoo
prat gaat op zijn superio
riteit. het ook nog eens
zoo ver zullen brengen.
Het spoelen van den
mond en het kuischen
der tanden, dat onze
voorvaderen generaties V
lang verwaarloosd hebben
niet ten voordeele van
hun gebit was reeds voor de volken der
klassieke oudheid een dagelijksche gewoonte.
Vrouwen en meisjes der oudheid hebben
de grootste zorg aan hun gebit besteed; de
aangeboren zucht om te behagen al was
het maar aan haar zelve leert de vrouw
dat een Krans van pereltjes in den mond
aantrekkelijker is dan een Jodenkerkhof van
tanden en gaten en holten erin.
Plinius de Jongere heeft voor ons opgetee-
kend, dat Domitius Rufus. geheel verlamd in
bed liggend, er zoo geweldig aan toe was. dat
hij genoodzaakt was de hulp van zijn slaven
te aanvaarden om zich den mond te spoelen
en de tanden te kuischen. Dit leert ons wel
hoe de Romeinen op deze handelingen ge
steld waren vreemd genoeg gebruikten zij
in plaats van tandpasta daar aanvankelijk
bij voorkeur voor... water van een onschuldig
knaapje Vermoedelijk had dit door de am-
moniakzouten, die het bevat, wel degelijk een
reinigende werking. Velen echter gaven er
toch de voorkeur aan om enkel met water de
tanden te kuischen een voorkeur, die wij
volkomen begrijpelijk achten.
Sint Clemens van Alexandrië verhaalt ons
van een uitmuntend middel om een reinen
mond1 en zuivere tanden te houden het
kauwen van mastiek, een boomgom, die voor.
namelijk op het eiland Scio werd gewonnen.
Via Byzantium, waai men Jaarlijks duizen
den ponden van deze gom verkocht, bereikte
de Kauwgom, die den mond zoo'n aangenamen
geur geeft en de tanden rein houdt, tenslotte
ook Rome.
Ook verwijderden de Romeinen de reeds
aangezette tandsteen met een stalen schrap-
pertje dit deden speciale tandverzorgers
waarna de ,and opnieuw gepolijst werd
met speciale pasta's.
In de wellevendheidsboeken, die bij de op
voeding der kinderen in den Renaissance-tijd
zoo'n groote rol spelen, vinden wij tal van
aanwijzingen voor de verzorging van den
mond. Erasmus, de man die 400 jaar geleden
stierf en dezer dagen gevierd werd. raadt in
onder debat, en sindsdien hebben een reeks
regeeringscommissies rapport over de zaak
uitgebracht.
Nu werd de tandverzorging verplichtend
gesteld, elke school (met 800-1200 leerlingen)
kreeg zijn tandarts. De behandeling werd ge
woon in het lesrooster ingevoegd en gold even
streng als welk ander vak ook.
Ook de groote industrieën begonnen zich
voor de sociale tandheelkunde te interessee
ren en de maatschappij Separator was de
-« Hét ALGEMEEN NIEUWS I) WOENSDAG 17 JULI 1940.
Bij den dood van Charles Knie,
bestuurder van het Zwitsersche nationaal circus
In De Bedrijfs-pluimveehouderwordt
de vraag besproken, wat zal moeten geschie
den, indien in den omvang van den pluim
veestapel weer in belangrijke mate zou wor
den ingegrepen.
Voor degenen, die daardoor getroffen zou
den worden is het van het grootste belang,
dat daarbij tegelijk gedacht wordt zoowel
aan hun bestaan in het heden, dat in gevaar
komt, wanneer zij weder 'n gedeelte van hun
bedrijf zouden moeten stilleggen, als aan de
bevordering van den weder-opbouw van de
pluimveehouderij, <iie na afloop van den oor
log zal moeten worden ter hand genomen.
De vraag, hoe het bestaan, hoe het levens
onderhoud van den pluimveehouder kan wor
den gehandhaafd, wanneer hij zijn stapel
- - nog verder zou zien inkrimpen, hangt ten
fpiwriio» morum puenllhum zijn nauwste samen met het latere herstel der be-
jeugdige adepten aan direct na het opstaan I driiven met. dp uitbreiding welke na rien
met veel water gezicht, handen en den mond I oorlog mag worden verwacht Wart wanneer
te wasschen. Men herkent hieraan direct den de stlnd der pS
eerste die een rationeele tandverzorging on
der de arbeiders invoerde. Vele particuliere
giften maakten 't mogelijk dat ook de land
bouwbevolking van de tandheelkunde kon
profiteeren. In 1930 schonk een Zweedsche
Amerikaan *n rijdende tandkliniek om de
dorpen in het Noorden te bezoeken. De
groote wagen bleek echter te zwaar te zijn
voor dergelijke transporten en werd ergens
gestationneerd. De actie werd bij de bevol
king met vreugde ontvangen en niet zelden
legden de kinderen 100 km. af om den tand
arts te bezoeken.
Het Eastman-instituut leidt een nieuwe pe
riode in. Waar de schooltandverzorging tot
nu toe in een groot aantal klinieken gedecen
traliseerd was, kan men haar thans vanuit
één punt overzien. Evenals in Londen, Rome,
Brussel en Parijs, is zij met de laatste nieu
wigheden op het gebied der tandheelkunde
uitgerust.
Nederlander het zou nog eeuwen duren eer
het wasschen van gezicht en handen eiken
morgen, zelfs door vorsten en lieden van
adel, buiten de Nederlandsche grenzen zou
geschieden.
In alle landen wordt tegenwoordig van
hoogerhand de mond- en tandenverzorging
ten zeerste behartigd en aangemoedigd. Voor
aan staan voorzeker Zweden en Duitschland.
De belangstelling voor de sociale tanden
verzorging is in Zweden van zeer ouden da
tum. Reeds in 1797 werd er een wet uit
gevaardigd om kwakzalverij tegen te gaan
en in 1898 constateerde een comité voor
mond hygiëne te Chicago dat er in Zweden
de meeste aandacht aan de verzorging dei-
tanden werd besteed. Men was toen reeds
verscheidene jaren bezig met het verzamelen
van statistisch materiaaal en in 1905 had
men 16,000 schoolkinderen van 6-18 jaar aan
een nauwkeurig onderzoek onderworpen.
lp 1912 kwam de kwestie der schooltand-
TWi^ging voor het eerst in het parlement
en de inkomsten zouden verminderen tot be
neden de grenzen der bestaansmogelijkheid,
dan zou het latere herstel daarmede tege
lijkertijd worden bemoeilijkt, zoo niet onmo
gelijk worden gemaakt. De leegstaande stal
len zouden zijn verwaarloosd, omdat dat geld
voor de onderhoudskosten zou ontbreken en
de contanten voor den aanschaf en voor den
opfok van het dan weer vergroote kuiken
materiaal zouden niet kunnen worden ge
vonden. Het herstel zou slechts moeilijk en
met horten en stooten kunnen worden inge
zet.
Zoowel dus voor het heden als voor de
toekomst zal *het noodig zijn om, indien tot
verdere beperking mocht worden overgegaan,
tevens de maatregelen te treffen, die een
waarborg kunnen zijn voor de handhaving
van de noodzakelijke inkomsten van de
pluimveehouders.
Of en in welke mate verkleinig van den
stapel noodig zal zijn, is een vraag, waarop
wij het antwoord moeten afwachten.
Een der populairste burgers van Zwitser
land, was voorzeker de bestuurder van het
Zwitsersche nationale circus Charles
Knie, eé.n dezer dagen door een noodlottig
ongeval op 52-jarigen leeftijd gestorven.
IIOE HIJ AAN ZIJN EINDE KWAM
Bij den dood door ongeval van een circus
directeur, die ook nog als circus-artist zeel-
bedrijvig was, zou men geneigd zijn aan een
beroepsongeval te denken. Bij een man als
Charles Knie, die zich in de laatste jaren
vooral op de dressuur van olifanten had toe
gelegd, zou men kunnen vermoeden, dat een
kleine ongewilde vergissing van een der
kolossen der onder zijn toezicht werkende
dieren hem het leven gekost heeft, zooals
reeds eenige jaren geleden tijdens een voor
stelling te Weenen bijna het geval was ge
weest. Het ongeluk, waaraan Knie ten offer
is gevallen, had echter niets met zijn circus
werkzaamheden te maken. Hartstochtelijk
jagers als hij was, reinigde hij Maandag j.l.
zijn jachtgeweren, waarbij plotseling een dei-
geweren afging en de kogel hem zoo ernstig
aan het hoofd verwondde, dat hij nog den
zelfden nacht overleed.
VAN KER MI STENT JE TOT GROOT
NATIONAAL CIRCUS
Een zeer geziene, merkwaardige persoon
lijkheid is met directeur Charles Knie heen
gegaan. Zijn overlijden wordt stellig in ge
heel Zwitserland, door de bevolking der groote
steden als door de bewoners van het platte
land, betreurd. Hij was de drijvende kracht
van het groote nationale circus, dat hij van
een klein kermistentje tot een groote onder
neming had weten te ontwikkelen, welks
kemst ieder jaar door duizenden in de ver
schillende plaatsen van stad en land met
ongeduld en vol verwachting werd tegemoet
gezien.
Het circusleven zat directeur Knie in het
bloed. Zijn grootvader had het kleine circus
opgericht, dat de kermissen bereisde en door
kunsten op paarden, koordansen en clowns
het publiek tot een bezoek aan de korte voor
stellingen van een half uur traci .te te ver
lokken. Op 74-jarigen leeftijd had grootvader
Knie zelf nog zijn lauweren als koorddanser
geoogst; De jonge Charles zelf volgde later
zijn grootvader in dit vak op, doch wist
daarbij tevens telkens weer wat nieuws te
brengen, het circus met nieuwe krachten
uitbreidend en zelf ook een groot aandeel in
de vermeerderingen van het programma ne
mend.
EEN VEELZIJDIG ARTIST
Charles Knie was een allroimd-artist.
Velen zijn er in Zwitserland, die zich nog
herinneren, hoe hij in het kleine kermis
tentje uitblonk als koorddanser, als jongleur
op een rollende bal, als acrobaat en als
kunstrijder te paard. Vooral de paarden-
dressuur had zijn liefde weten te wekken.
Zijn succes met de paarden werd het uit
gangspunt voor de uitbreiding van het circus.
Steeds kocht hij nieuwe dieren, die hij aan
vankelijk alle onder zijn eigen hoede nam.
Zebra's, kamëelen, zeehonden, olifanten, ten
slotte zelfs leeuwen en tijgers wist hij alle
onder zijn macht te brengen. De jonge koord
danser werd een dierentemmer van inter
nationalen roep. Het toenemende succes van
de onderneming noodzaakte Charles Knie
echter na eenigen tijd zijn persoonlijk optre
den belangrijk in te krimpen. De administra
tieve werkzaamheden vorderden meer en
meer van zijn tijd. Daarbij bleek, dat hij een
even voortreffelijk administrateur als circus-
artist en dierentemmer was Charles Knie
besloot dus de administratieve leiding van
het Zwitsersche nationale circus Knie ge
heel op zich te nemen, aan zijn jongere
broeders en goede buitenlandsche en Zwit
sersche krachten het optreden in de arena
overlatend. Slechts één succesnummer bleef
directeur Knie voer zich zelf op het program
houdende dressuur van een dozijn jonge en
oude olifanten.
ken had, ging de leider dezer grootsche Zwit
sersche onderneming zich op de jacht ont
spannen.
Bij het nazien zijner fraaie collectie jacht
geweren overkwam hem het boven vermelde
ongeluk, dat een einde maakte aan de suc
cesrijke loopbaan van een Zwitser, die ge
heel uit eigen krachten, arbeidswii en onder
nemingsdurf een klein kermistentje tot een
der bekendste en grootste circussen van
Europa had weten te ontwikkelen en die erin
geslaagd was ook in dezen tijd van diep
gaande wijzigingen in de volksvermaken
door moderniseering zijner onderneming de
jaarlijksche komst van zijn circusdit
overblijfsel van het verleden, een met onge
duld venvacht feest voor jong en oud in de
steden en dorpen van Zwitserland te doen
blijven.
Een lersche persstem
Het orgaan van de Ieren in Amerika,
Gaelic American schrijft, dat thans is te
vreezen, dat Engeland een militaire bezet
ting van Ierland beoogt. Indien de Valera
gemeene zaak wil maken met Engeland, dat
m doodstuipen ligt en den influisteringen
van de Engelsche pers gehoor wil verleenen
door een militair verbond met Noord-Ierlani
aan te gaan. dan zou het, volgens het blad,
tot een opstand in Ierland komen. De tijden
zijn voorbij, aldus de Gaelic American
dan Engeland de Ieren kon bedriegen of
dwingen om Engelands imperialistische oor
logen re voeren. Nu eindelijk moeten de En-
gelschen hun oorlogen alleen voeren. In den
wereldoorlog heeft Engeland 29 volkeren om
zich vereenigd in <len strijd tegen de staten
van het Midden. Eerst thans hebben alle
volkeren de Engelsche huichelarij doorzien
en voor de eerste maal sedert vele geslachten
is Engeland voor de beveiliging van zijn
eiland en zijn rijk uitsluitend op Engelschen
aangewezen. Het is duidelijk, dat de dag der
velgelding thans is gekomen, waarop Enge
land alleen moet vechten om zijn bestaan.
In den wereldoorlog hebben 340.000 Ieren aan
de zijde van hun erfvijand gestreden en niet
temin heeft de Engelsche regcering toen
verscheidene lersche vrijheidshelden: terecht
gesteld. De geest van deze martelaren is niet
dood en Engeland kan bij een nieuw vergrijp
aan Ierland rekenen op een warme ont
vangst, Niet Duitschland maa. Engeland is
Ierlands vijand en de Ieren over de geheele
wereld zullen helpen, als Ierland opnieuw
tegen zijn erfvijand het zwaard moet op
nemen.
BIJNA DOOR EEN ZIJNER OLIFANTEN
GEDOOD
Deze gehechtheid aan zijn olifanten, die
hij aan geen anderen dierentemmer wilde
toevertrouwen, had hem reeds eenige jaren
geleden bijna het leven gekost. Tijdens het
verblijf van het circus-Knie te Weenen
bracht een fotograaf bij een voorstelling
door het plotseling doen ontbranden van het
magnesiumlicht de grootste en zwaarste
olifant Dolly genaamd, aan het schrikken,
juist toen deze naar alle regelen der kunst
over den op den grond liggenden directeur
zou heenstappen. Eén seconde van schrik
was voldoende, om te maken, dat «Dolly»
haar zwaren poot niet naast, doch juist op
de borst van Charles Knie plaatste, daarbij
door die ééne beweging al zijn ribben bre
kend. Het bleef gelukkig hierbij. Verdere ver
wikkelingen deden zich niet voor en na
eepige weken kon de directeur van het circus
zijn werkzaamheden weder hervatten. Hij
bleef, ondanks de opgedane ervaring betref
fende het gevaar dat hij aldus dagelijks liep,
zijn olifanten getrouw.
En de opvallende vreugde, die de dieren,
en de schuldige «Dolly» in de eerste plaats,
toonden, toen Charles Knie na wekenlange
gedwongen afwezigheid zich hun voor het
eerst weder vertoonde, wees er op, dat ook
de olifanten een gevoel van aanhankelijk
heid jegens hun meester hadden weten te
bewaren. Directeur Knie zelf verzekerde
later, dat vooral Dollybij het eerste we
derzien een voorzichtigheid had betracht,
alsof zij zich bewust was van het kwaad, dat
zij hem ongewild op den ongeluksdag had
toegebracht
Charles Knie had naast de liefde voor zijn
circus slechts één hartstochtjagen. Ieder
jaar, wanneer het herfstseizoen voorbij was
en het circus zijn vaste winterverblijf te
Rapperswil aan het meer van Zürich betrok-
Gebruik steeds bij voorkeur de lijnplankjes
met afgeronde einden of die met groeven,
waarop de lijn drogen kan.
Knoop nooit zeehaar vóór het een tijdje in
water (geen warm) te hebben laten weeken.
Hebt ge een zeehaar geknoopt, sluit dan zoo
sterk mogelijk den knoop op gevaar af het
zeehaar te breken. Het is immers beter dat
het nu breekt dan later als er een visch aan
hangt. Om twee zeeharen aan elkaar te bin
den maakt men steeds een dubbelen knoop.
Behendige lijnvisschers maken hun lijnen
op het oogenblik van ze te gebruiken. Zoo
doende kunnen zij ze vervaardigen naar gelang
de behoefte van de plaats, den aard en de
grootte der te vangen visschen.
Voor de vliegende lijn is het vooral nood
zakelijk een zoo weinig mogelijk zichtbaar
ondersnoer te gebruiken omdat dè snoek even
als elk andere vischsoort, het ondersnoer be
merkt. Het is een vooroordeel te meenen dat
het ondersnoer bij de snoekvangt geen belang
heeft omdat er vroeger toen er nog snoek in
overvloed was toch schoone vangsten wer
den gedaan met eüe stijve en grove ondersnoe-
ren. Wees er van overtuigd, dat hoe fijner en
onzichtbaarder uw ondersnoer is. hoe grooter
uwe vangkans wordt.
Wie het genoegen van de hengelsport smaken
wil, moet zoo fijn mogelijk uitgerust zijn en
i met gelijke wapenen vechten kunnen tegen
den machtigen en brutalen roover. Aldus toe
gerust zult ge tien beten krijgen tegen drie
met zwaar ondc-rsnoer.
Weet ge echter waar een flinke snoek huist,
neem dan uw voorzorgen en gebruik een sterk
ondersnoer en een aaschvisehje naar verhou
ding.
Dat de dobber aan een vischlijn zoo'n voor
name rol speelt, zullen wellicht vele visschers
en inzonderheid beginnelingen nog niet
eens bedacht hebben. Een coed aangepaste
dobber moet derhalve door het kleinste visch je
naar onder getrokken worden zonder moeite,
zonder schokken, 't Is de fijnheid en de licht
heid van een goed in evenwicht gebracht en
dobber, die in hooge mate dé gevoeligheid van
de lijn verzekeren moet. Dit om de eenvoudige
reden, dat aldus de tegenstand, dien de visch
bij het happen naar het aas gevoelt, tot het
uiterste minimum wordt herleid Zoo wordt
over het algemeen aangenomen dat bij het
hengelen naar middelmatige visschen de dob
ber nooit meer dan één centimeter boven wa
ter moet uitsteken. Hoe grooter de dobber is.
b.v. bij de snoekvangst, hoe meer tegenstand
de roover zal ondervinden wanneer hij zich
meester maakt van het aas.
Wanneer een snoek het aaschvisehje naar on
der heeft getrokken en het dan eventjes los
laat om het om te draaien en het met den
kop naar zich toe in te zwelgen, dan zal de
groote dobber en tevens het aaschvisehje. plot
seling terug naar de oppervlakte komen. Negen
keer op de tien zal dan de snoek den valstrik
gewaar worden en geen moeite meer doen om
het aaschvisehje in zijn vlucht naar boven te
achterhalen en opnieuw te grijpen.
Het is dus raadzaam geen te groote dobbers
te gebruiken en aarzel ook niet uw oude lijn-
tjes te vervangen door nleüwe. wilt ge onaan
gename verrassingen voorkomen.
W. W.