door Hedwig Courlths- Mahler 24 vertaald door Mevr. P. KAPTEIN 33 HET ALGEMEEN NIEUWS VRIJDAG 19 JULI 1940. De Mooie Onbekende, Hardy had een gevoel alsof ze weer blinde lings moest wegvluchten. Maar zij klemde de tanden op elkaar en bleef. Met een verlegen lachje maakte ze een be weging om hem uit te noodigen plaats te nemen. Zij begreep, dat in dit uur haar lot beslist zou worden, een lot, waarnaar zij vurig verlangde en waarvoor ze toch heime lijk huiverend de oog en sloot. Hij nam tegenover haar plaats. Onafge wend keek hij haar aan. en plotseling vroeg hij Freule heb ik iets misdreven waardoor u het vermijdt mij aan te zien, en mij ont wijkt waar u maar kunt ■Met een verlegen uitdrukking keek ze hem aan. Ik ontwijk u toch niet Hij boog zich naar voren U kunt god dank niet liegen. Ik weet, dat u een alleen zijn met mij ontwijkt. Ik wacht bijvoorbeeld reeds eiken morgen sedert weken vergeefs op uw komst in het park. En ik weet toen hoe graag u de vroege morgenuren buiten doorbrengt. Heden eindelijk verliet u het slot maar u deedt het voorzichtig en tersluiks; en in dien een vriendelijk eekhoorntje miin blik niet had afgeleid, zat ik nu nog als een stille wachter aan den rand van het park, zonder de deur van het slot uit het oog te verliezen, waardoor ik hoopte u naar buiten te zien komen. En ik vraag u nog eens heett u iets tegen mij Ben ik u lastig Hebben mijn woorden u onlangs gekwetst, die u mis schien al te duidelijk hebben verraden, wat er in mijn hart voor u leeft Zij had afwisselend een kleur gekregen en was dan weer bleek geworden. Zij richtte zich op, vast besloten, den onzuiveren toe stand op te helderen. U heeft een recht tot deze vraag, zei zij diep ademhalend en keek hem met groo- te, ernstige oogen aan, en ik wil u het antwoord daarop niet onthouden. Neen ik heb niets tegen u en u bent mij heel ze ker niet lastig geweest. Maar u heeft goed gezien als u gelooft, dat ik u ontwijk. En waarom heeft u dat gedaan vroeg hij heesch van ontroering terwijl hij haar smeekend aankeek. Zij beefde onder zijn blik. Weer haalde ze diep adem. Ik ontweek u omdat ik u niet wilde laten uitspreken, datgene waarop u zinspeelde. Hij verbleekte plotseling. Waarom niet. Was dat waar ik op zinspeelde u zoo onaan genaam Een blos overtoog haar gelaat. Daarop wil ik u voorloopig het antwoord schuldig blijven. Ik wil u slechts zeggen, dat ik u niet verder aanhooren mocht, voordat ik u een verklaring heb gegeven. Een verklaring Zij boog blozend het hoofd. Ja mijnheer von Halldorf, deze verklaring wil ik u nu geven. Ik ben niet degene voor wie u mij houdt. In overleg met mijn nicht heb ik voor u en graaf Günter een kleine comedie ge speeld. Verbaasd, onthutst keek hij haar aan. Een comedie Ja. Ik ben niet Mia von Speyer, maar Hardy von Rosen Hij sprong met een half onderdrukten kreet op en liep vlak op haar toe is dat waar Gij zijt Hardy von Rosen Ja, mijnheer von Halldorf. Toen ik van het vreemde testament van graaf Herbert hoorde, was ik zeer bang voor mijn neef Günter. Ik r— nu ja, ik was bang, dat hij misschien aanzoek om mijn hand zou doen om de bepalingen van het testament volko men te vervullen. De paragraaf over het huwelijk verontrustte mij. En ik wist im mers vooruit, dat ik hem niet zou kunnen liefhebben en was bang voor de ontmoeting met hem Hij keek haar onafgewend aan. Zijn oogen straalden van duidelijk geluk. Gij wist tevoren dat ge hem niet zoudt kunnen liefhebben vroeg hij in spanning. Zij sloeg haar oogen neer Ja, ik wist het omdat mijn hart een ander man toe behoorde Hij greep haar handen. Zijn ontroering deed hem alle zelfbeheersching verliezen. Hardy Hardy lieve, liefste Hardy wie is de andere Zeg mij, mag ik hopen, dat ik het ben Haar handen beefden in de zijne. Maar nu zag ze hem met oprechte, groote liefde aan. Ja, mijnheer van Halldorf. Ik kon u evenmin vergeten als gij mij vergeten hebt. Mijn hart behoorde u van het ©ogenblik af, dat ik u den eersten keer in Nice zag. Toen ik mijn nicht Mia mijn vrees voor mijn neef vertelde, kwam zij op de overmoedige ge dachte, om mij uit den pijnlijken toestand te helpen, met mij van rol te verwisselen. Ik zou haar vergezellen en hier haar rol vervul len. En zoo is het gebeurd Een hartelijk gelukkig lachje kwam over de lippen van Günter. Zonder vragen ging hij nu naast Hardy zitten, trok haar in zijn armen en kuste haar vurig en innig op den mond. Daarna hield hij haar van zich af en keek haar met teedere strengheid aan. Zulke sluwe streken haalt, gij beide schel men uitHardy mijn lieve Hardy, daar voor zult ge een ontzettende straf moeten ondergaan O, ik wil graag elke straf op mij nemen voor mijn overmoed. Ik heb toch al zoo dik wijls berouw gehad in deze comedie toege stemd te hebben. Wat voor straf wilt u mij opleggen Hij kuste haar handen, haar mond en haar oogen. Het zal erg worden mijn aanvallige lie veling. Ge kunt nu niet de vrouw worden van Norbert Halldorf, maar moet graaf Gün ter Nordau trouwen, alleen al omdat ge mij nog altijd u noemt Zij richtte zich verschrikt op. Nooit zal ik graaf Günter trouwen. Hoe kunt u zulke grappen maken Jubelend over haar ontsteltenis trok hij haar niettegenstaande zij zicli verzette, vast tegen zich aan en kuste haar tot haar den adem werd benomen. Toen liet hij haar een weinig los. Ik sta er op, dat ge graaf Günter Nordan trouwt, lieveling. Bedenk toch, dat er een half millioen voor u en voor hem op het spel staat Zij wilde zich boos losmaken. Niet zulke grapjes maken het doet mij pijn Maar hij trok haar weer lachend naar zich toe Lieve schalk, zeg nu eens gij tegen mij en noem mij bij mijn voornaam Zij schudde pijnlijk en wat boos het hoofd: Ik begrijp u niet voor het eerst begrijp ik u niet Zijn oogen straalden van gelukkigen over moed. c Lieve Hardy, begrijpt ge mij nog altijd niet Als ik ik van u verlang dat ge graaf Günter zult trouwen, dan kunt ge het onbezorgd doen. Want ik gun u geen anderen man dan aan mijzelf Zij keek hem aan en schrok Wat be- teekent dat Zegt gij tegen mij, lieve zeg lieve Günter, ik wil uw vrouw worden Zij schrok. Gij gij heet niet Nor- bert Neen. gij schalk een schelm zit naast u en houdt u vast in zijn armen. Begrijpt ge het nu eindelijk Ik ben Günter Nordau, en ginds in het slot zit mijn vriend Norbert Halldorf en speelt mijn rol. Evenals gij bang waart voor den vreemden neef, was ik bang voor mijn nicht Bemhardine, omdat ik uw beeld in mijn hart droeg en mijn verlangen u zocht. Ik wilde mijn nicht ook een bescha ming besparen en onder een anderen naam haar vriendschap en haar vertrouwen win nen. Dan wilde ik haar zeggen Gij kunt wat mij betreft verklaren, dat ge mijn vrouw wilt worden, opdat het heele millioen u dan ten deel valt Mijn vriend Halldorf ver klaarde zich toen bereid, mijn rol op zich te nemen. En zoo kwamen wij naar hier en hoe blij was ik over mijn vermomming, toen ik u terugzag en u natuurlijk voor de nicht van mijn mede-erfgename hield. Zoo ziet ge, lieveling, zoo hebben wij beiden onder valsche vlag gezeild en zijn toch midden in ons geluk gekomen. Gij zijt de mijne en ik ben de uwe, onder welke naam het ook moge zijn. Of weigert ge nog altijd zoo hardnekkig graaf Günter te trouwen. O, wat heeft mijn liefste lieveling mij boos aangekeken Hardy vlijde zich gelukkig in zijn armen Och Günter ik wist immers niet wat ik van u moest denken Geloofdet ge werkelijk, dat ik u aan een ander zou overlaten Hoe weinig kent ge dan mijn liefde Och daar nu niet meer aan denken, mijn Günter. Wat ben ik nu graaf Herbert dankbaar, die de Rosen's en de Nordau's wil de vereenigen Zijn wensch, mijn Hardy, zal volkomen vervuld worden (Wordt voortqezet). IRIS. En die stoel kan het weten, want die heeft u zoo vaak hooren spelen! Maar ik vind dat lied ook onbeduidend. Zooiets zou 't moeten zijn. Hij nam zijn viool op en speelde een klagend, verrukke lijk lied. O, Paul, wat mooi! Wat is het? Van mij, zei hij bescheiden. Hebt gij het gecomponeerd? Paul, wat heb ik u gezegd? Ge zijt een groot musicus. Vindt u 't dus mooi? Ik wou, dat Al- frede dit moest zingen, inplaats van dat an dere. Iris nam het blad van den muziekstan daard en keek het neuriënd over. Speel nu het uwe, zei ze bijna bevelend. Hij gehoorzaamde. Nog eens! zei ze, en toen hij begon, zong ze mee. Ze zong het zacht en gemakkelijk; maar de verwondering stond op het gezicht van den jongen te lezen, en uitte zich in het trillen van zijn strijkstok. Toen het uit was, liet hij zijn viool zakken en keek haar ont roerd aan. Mabel! Ge zingt o, ge hebt een heer lijke stem! Gij naaiwerk zoeken gij, die zoo kunt zingen! O, waarom hebt ge niet eerder voor me gezongen? Zijn gezicht gloeide. Iris keek hem aan, half verbaasd, half beschaamd over zijn geestdrift. Ik was niet in een stemming om te zingen, Paul; bovendien is het niets bijzon ders. Niet veel bijzonders! Maar ik zeg van wel! Wat! Zoo'n stem is er niet in heel Lon den En ge zongt het op het eerste gezicht, zonder te aarzelen, zonder één foutieve noot O, Mabel, ge hebt mij voor de grap een groot musicus genoemd ik zeg, in allen ernst; gij zijt een groote zangeres! Nonsens! zei Iris, ge zegt dat uit vriend schap, Paul! Neen! de arme jongen schreeuwde bij na. Vriendschap heeft hiermee niets te ma ken! Ik zou de waarheid zeggen, wanneer ik u even diep haatte, als ik u nu liefheb! Mabel, gij hebt een stem zooals ik nog nooit gehoord heb en ik heb een paar van de beste gehoord! Zing zing nog eens! Wat, komt er niet op aan! Om u een plezier te doen, zei Iris. Ze ging naar de piano en zong een van haar oude liederen. De melodie en de woorden brachten de da gen op de Revels terug, zoo duidelijk, dat er tranen in haar oogen kwamen. O, prachtig, prachtig! zei Paul ontroerd, waarom hebt u dat voor me verborgen ge houden? Ik ik weet het niet. Vergist ge u heusch niet? vroeg ze twijfelend. Vergissen? Ik heb er gerust verstand van ik heb zooveel gehoord! Ik zal trach ten een engagement voor u te krijgen Hij zweeg, want een uitdrukking van schrik kwam op haar gezicht. O, Paul! fluisterde ze. Wat is er? Wat heb ik gezegd? Ze zweeg. Ze dacht aan haar moeder, die een groote zangeres was geweest. Haar grootheid en roem hadden haar ten val ge bracht en Iris eveneens. Kon ze in haar moeder's voetsporen treden? Bovendien, als ze ergens optrad, zou Heron Coverdale haar dan niet vinden en zou de geschiedenis van haar schande niet publiek worden? Wat is er toch? vroeg hij weer, opge wonden. Voor hem, den geboren kunstenaar, was de armoedige kamer tot een groote zaal ge worden, en hij zag het meisje, dat hij ado* reerde, als de gekroonde koningin van den zang, voor een applaudisseerende menigte. Hij kon haar schrik, haar aarzeling niet be grijpen! Waarom kijkt ge zoo vreemd, Mabel zei hij, bleek en zenuwachtig, dacht ge, dat 't niet waar was? Laat me met meneer Sta- pleson erover spreken, onzen directeur. Neen, neen! zei ze geschrokken, ge moet me niet ondankbaar vinden, maar nooit, nooit wil ik zingen in 't publiek! Vraag me niet waarom; het is een smartelijk verhaal, en en er zijn nog meer redenen. 7k zou niet in publiek kunnen zingen, maar voegde ze er vriendelijk aan toe voor u wel. Neem uw viool en laten we uw lied nog eens doornemen; dan speel ik het tegelijk op de piano. Ze wenkte hem te beginnen en hij gehoor zaamde. Ze waren ongeveer aan het midden, toen de deur openging en juffrouw Barker binnenkwam. Ze werd gevolgd door een heer van middelbaren leeftijd, die zeer modieus gekleed was. Juffrouw Barker wilde juist hun aanwezig heid met luide stem verkondigen want Paul en Iris stonden met den rug naar hen toe maar de man hield den vinger op de lippen en schoof haar zachtjes de kamer uit. Hij stond even stil; toen, na een blik op Iris, nam hij zijn hoed af. Toen het lied uit was, barstte Paul in een nieuw loflied uit. O. Mabel, Mabel, de wereld zal aan uw voeten liggen en gij aarzelt nog! Bravo, bravo! riep de vreemde. Ze keerden zich haastig om en Paul zei verlegen en verbaasd: Meneer Stapleson! De vreemde wuifde met zijn hoed en de diamanten, die zijn zachte, dikke hand rijke lijk versierden, fonkelden. Hoe is het ermee, Paul? zei hij, ik stoor toch niet? Paul boog en stotterde iets. Dit is meneer Stapleson, zei hij tot Iris. Stapleson boog. Paul's zuster? vroeg hij, maar op een heel anderen toon als hij tegen Paul bezigde. Want toen Iris was opgestaan, rustig en vol zelfbeheersching, zag hij, de man-van-de-we reld, direct dat hij met een lady te doen had. Neen, zei Paul snel, ze is juffrouw Ma- bel Howard. Aangenaam met u kennis te maken, juffrouw Howard, zei de directeur met een buiging. Het spijt me, dat ik op zoo'n onge legen tijd kom binnenvallen, maar zaken zijn zaken, juffrouw Howard, en ik ben helaas! een zakenman Hij was dik en gewichtig, zijn glimlach zelfvoldaan en zalvend, maar goedhartig. Iris, die nog nooit zijn genre van het genus homo ontmoet had, boog. Wat denkt gij van de nieuwe compositie, Paul? vroeg hij. Paul haalde zijn schouders op en Stapleson lachte. Niet veel bijzonders blijkbaar. Gij en ik, beste Paul, wij zijn musici, en weten het goede van het slechte te onderscheiden maar het publiek bah! Hij maakte een gebaar, waaruit diepe minachting sprak. Het publiek weet niets. Ze vullen onze kas en de straatorgels nemen ons repertoire over en alles is goed. Maar muziek! Enfin, laten we hierover liever zwijgen, hé Paul? Ja. meneer Stapleson, stemde Paul toe. Dus ge houdt niet van die nieuwe ge schiedenis? Wat hoorde ik u en juffrouw Howard eigenlijk spelen? Het was iets van mezelf, meneer. De ander vertrok zijn gezicht tot een soort grijns van goedaardige verachting. O, hé zei hij, gij fiedelaars probeert altijd wat van u zelf te maken! Wat komt er van terecht? Er zal iets terecht komen van Paul Foster, zei Iris kalm. Stapleson keek haar strak aan. De toon van haar spreekstem, gecombineerd met wat hij had gehoord van haar zingen, trok zijn attentie. Misschien, zei hij, maar dat staat nog te bezien. Maar nu de kwestie, waarover ik kom spreken. Paul, die Alfrede is een lastpost. Paul knikte. Een mispunt! vervolgde Stapleson met nadruk, u weet mijn overeenkomst met haar dat ze zal zingen in ons gebouw en elke andere plaats, die ik haar aanwijs? Ja meneer, zei Paul. Nu dan, ik heb een aanbieding voor haar, om te zingen in besloten kring bij den hertog van Rossdale, weet u; en Alfrede wil niet ze wil werkelijk niet. Ze heeft een ontstoken keel. maar u en ik weten, wat dat beteekent! Ze kon beter zeggen een ontsto ken humeur. Nu weet ik niet wat ik doen moet. Gij zoudt haar begeleiden, maar nu moet ge maar alleen gaan. Morgenmiddag is het grapje, ge moet dan maar die sonate van Beethoven spelen en Gounod's Ave Maria. Die doet u heel goed. Paul knikte. Ik zal de hertogin telefoneeren morgen ochtend, om te zeggen, dat Alfrede ziek is. Natuurlijk zal ze zien, dat ze denzelfden avond optreedt en ik sla een figuur. Enfin, ik kan 't niet helpen. Is u wel eens bij ona geweest, juffrouw Howard? Iris ontkende het. Breng juffrouw Howard dan eens met op een avond, en laat haar een goede plaat# geven. (Wordt LvuiiytzeVJ

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Het Algemeen Nieuws | 1940 | | pagina 9