COMEDY CAPERS of de B.T.K.-projekten. w WOENSDAG DONDERDAG VRIJDAG MAANDAG DINSDAG WOENSDAG DONDERDAG Eén of andere politieker die er brood in zag voerde De mens kan er ook niet aan doen. Hij is even hulpe de beeteekaa-projekten in. Velen zaten er midden loos als ik, in deze situatie. Als wie ook hier op in en werden blind. Anderen grinnikten om de sluw- het werk. We praten nog een beetje over het voor heid van diegenen die mee aan de suikerkoek mochten bije jaar en als ik, de deur openend, 'dank je delen en er taart met slagroom - al dan niet in zeg» dan meen ik het ook. Hondje dicht! doet hij hun gezicht gesmakt - in ruil voor kregen en om nog. Het vertedert mij. diegenen die eerstgenoemde koek aanvaardden en best Beneden weet Rik er al van. tevreden waren zo van straat te geraken. De eerste De schepen komt ook nog eens binnen vallen Zou je strubbelingskens - ach, voor de grote heren zo gt^ag blijven?' 'Tuurlijk en daarbij denk ik aan maar weg te blazen - deden zich voor toen de eerste mijn^andere woorden. Ik zal blij zijn hier weg te projekten naar hun einde toe liepen. Want de meestenzlJn ^at wl* ik nu- ook al zaten ze mee in die politieke zwendel, ook s Nachts word ik om drie uur wakker. Ik kan einde- al kregen ze een hongerloon, ook al was de ene lijk huilen. Niet zozeer om het gebeuren, maar om jaloers op de andere - vooral de wijvekens, ge kent vernedering, om de on-mensen. Maar zelfs mijn dat -, wilden wel blijven. Al bij al was het nog zo slecht niet. De toeren die daar gebeurden, die laatste werkdagen van die eerste beterkaas! Vera schreef alles zorgvuldig op. lief is er niet. De chef moet binnengekomen zijn. Ik kijk in de waterige ogen van een meisje, dat achter zijn rug naar mij staat te loeren. 'Vanaf volgende week je zal haar wel helpen?!' Het licht in het kantoortje is opeens zwart. Er vliegt een grote vogel door het open raam. Hij klauwt zich aan mijn haren en krijst 'Je hebt er mee gedaan! Hulpeloos kijk ik rond. De chef is weg en de vogel met hem. De rillingen die over mijn rug lopen blijven. Het meisje kijkt naar mij. Het is mijn beurt. Ik weet het niet. Ik typ gewoon verder. Ijzeren vingers op metalen toetsen. Het klettert oorver dovend Zij begint een gesprek met Rik, aan de andere tafel Ze kennen elkaar. Ik ben al verlaten. Zonder nadenken luister ik naar hen. Ze vraagt mij iets, maar ik versta haar niet. Toch antwoord ik. Wat heb ik nu gezegd? 'Je wist het toch op voorhand!' zeg ik tot mezelf. 'Eén jaar en basta!' Maar ik ben geen mens meer. De manier waarop Ik probeer mijn wrevel tegen het meisje weg te werken. Over een jaar staat ze daar immers ook. Twee minuten later erger ik me alweer aan haar. Ik weet pas dat ze Annie heet of ik hoor al de hele tamtam van - mijn moeder is dedie en mijn lief houdt niet van rijst en mijn vader geraakt 's morgens nooit van 't kabinet want eerst moet zijn krant uit en ik lees nooit een gazet 'Je houdt niet van wc-zitten misschien,' waagt Hik droog. Ze hoort het niet en ik kijk ook niet op. Vanuit het andere kantoor komt Jef binnen. 'Das mijn vervangster!' wijs ik naar Annie. Het ploft in zijn oren en hij begint luidop te lachen. Lea, hem gevolgd, giert mee. Haar dikke borsten schokken op en neer. Ik moet er opeens mee lachen. Ze begrijpen mij anders en hun plezier kan niet op. 'Er gebeurt weer iets in dit zottekot,' roepen ze. Alleen Rik kijkt stroef naar buiten. Het wordt middag en ik ga vroeger weg. Ze zitten allemaal bij elkaar, de nieuwe incluis alsof niet zij maar ik hier voor het eerst ben. 'Dag', zeg ik nog vaag. Niemand hoort mij Buiten zoek ik mezelf. Wie staat er in mijn schoe nen? Na tweeën is er veel werk. Een veeleisende bezoek ster veroorzaakt een grote hilariteit onder ons allen. Annie doet maar half mee. 'De sfeer op ons andere werk Stik! denk ik. Ik wil je niet direkt aanvaarden. Maar ik blijf vriendelijk, want je bent een vreemde voor mij. Ik ben niet graag vriendelijk als ik me zo niet voel, maar je hebt zelfs geen recht op mijn slechte gewoontes. Ik ben ziek vandaag. Mijn hoofd is als een thermos fles waarvan de glazen fles binnenin gebroken is. De scherven dansen voor mijn ogen. Het zijn mijn laatste dagen hier en ik moet mijn De dag gaat ook voorbij. Annie blijft gelukkig niet tot zeven. Toch nog eventjes alleen hier in het nest. Ik geniet er niet van. Mijn gedachten zitten in een glazen pot. Ze zien alles, maar raken niets. Er is niemand die het deksel wil optillen. Ik wordt bij één van de hoge heren geroepen. 'Ben jij bang voor mij?' vraagt hij. Ik hoor de weerklank van mijn ouders, - ze is te lam - ze durft het voor zichzelf niet te vragen - ze 'Ach nee,' doe ik. Wat zou ik bang zijn voor mensen machtig op zulk gebied? Ik veracht ze alleen. Geld Ik leer Annie verdragen. Het gaat beter. Over de radio klinkt een heerlijke Chopin. 'Hoor es ontsnapt het mij Annie zoekt sport maar ik breng haar aan het ver stand dat ik er echt van hou. 'Ach ja,' zucht ze 'ieder zijn sport'. 's Middags wil Lea me met alle geweld in de gang loodsen. 'Jullie vier moeten een proef doen, maar het is al zeker wie blijft.' Ik zou haar zo op haar samenzweerdersgezicht wil len slaan, maar ik gebaar van krommenaas 'Hoe weet je dat?' 'Ha, dat mag ik niet zeggen. Het is er trouwens nog niet door. Vanavond is het schepencollege Op hoge hakken trippelt ze haar enorme gewicht weer naar haar plaats. Telkens ik naar haar kijk, rollen haar ogen van hier naar daar, se smakt haar vette lippen, die de kleur hebben van voze kersen, op elkaar en giechelt luid. Hoe moet ik reageren? Niet en titels zijn vuile was voor échte ménsen, want de kleinsten zijn de grootsten. 'Kan je zwijgen?' Niet tegenover iedereen, denk ik, knikkend. 'Luister,' zegt hij en ik kijk naar het gebit in zijn mond, dat op en neer kwakt. 'Van de vier personen wiens kontrakt nu volgende week eindigt, kunnen er twee blijven.' Ik zit daar maar. 'Je zal er bij zijn.' Het is een zacht gemurmel. De deur staat open maar vanuit de andere kamer klinkt nog steeds het lusteloze getokkel op de typ machines 'Is dat dan na drie maanden stempelen?' vraag ik. 'Wacht,' wuift hij, 'kan je typen?' 'Het beetje dat ik dit jaar hier geleerd heb.' 'Goed,' zegt hij en hij vertelt me wat komen zal. Ondertussen kijkt hij afwezig naar buiten, al lang denkend over meer belangrijke dingen dan deze prul len. vertrouwde werk prijs geven aan Annie. Een jaar ge- 'je kan toch wel zwijgen,- hé!' Hij staat op, loopt leden had ik het allemaal zelf uit te zoeken en zij krijgt het op haar schoot. Vindt het blijkbaar heel normaal. Dat is ook zo, foeter ik op mezelf. Annie rookt haar keel toe en verpest het beetje zuurstof hier. Ik gooi het raam open en zet haar aan het werk. Zelf bijt ik op mijn potlood. Ik heb zin om de ramen in te gooien met zware kasseiste nen, en dan luidop te roepen dat ze allemaal skei- ten kunnen lopen. Mijn hoofd zou ik onder de kraan willen houden om de scherven weg te spoelen. Alleen Rik vraagt 'Hoe is het, jong?' Er is hier toch één mens. Opeens durf ik openlijk veront waardigd te zijn over het systeem. Annie staat er bij en knikt. Ik heb medelijden met haar. Straks ben ik er uit. Later op de dag word ik bij de chef geroepen. 'Er is kans voor blijvers,' zegt hij, 'ik zou je graag hier houden. Spreek eens een politieker aan.' Wel wat laat voor dat beetje menselijkheid, en de over en weer, zwaait met enkele papieren. Zou hij dan geen schaamte voelen? Ik word rood in zijn plaats. Hij beziet het anders en, tevreden over zichzelf, leidt hij mij glimlachend naar buiten. 'Dank je' zeg ik en het feit dat ik het niet meen schenkt me een zekere voldoening. Op straat kom ik tot de vaststelling dat een zeker vreugdegevoel om 'het mogen blijven' totaal ont breekt Op kantoor heeft niemand iets gemerkt. Alleen Lea wil weten of ik nog niets ondernomen heb. 'Neen', zeg ik naar waarheid. Er wordt nog even gekeuveld over de andere drie, wiens werk zonder opleiding kan overgenomen worden. Alles gebeurt alsof ik gewoon iemand ben, die de zaak van dichtbij volgt en niet alsof ik er midden in sta. Ik laat mijn oren toeroesten en buig mij over mijn werk. Er danse- vreemde figuren over mijn blad en hun grillig spel maakt me moe en loom. politiekers kunnen de pot op, weet ik, maar ik knik.Het wordt toch nog vijf uur. De schepen doet zijn verhaal aan Treesje. Ik zie het door de binnenramen, terwijl ik schijnbaar vlijtig in een dossier sta te snuffelen. Een minuut later staat hij bij mij. twee overhouden schriftelijke proef nu donderdag, dus morgen de geschiktsten blijven t Alsof hij een lesje aframmelt. Hij kijkt zelfs niet eens naar mij Even later staat Treesje bij mij al, één brok zenuwen 'Heb je 't gehoord?' Ik weet niet goed wat zeggen, of hoe te reageren. Ik vind het één belachelijke zaak, dat toneelspelen. Lea knipoogt. De hele voormiddag hoor ik gezaag aan van Treesje. en ik heb geen kans en jij moet niet bang zijn en Ariane die komt er ook wel. Altijd opnieuw. Ik knik, troost haar zelfs. 'Als het mondeling gaat zoals jij zegt dan heb ik tegen jou geen schijn van kans en typen kan ik ook al niet.' Ondertussen walg ik van mezelf. Bij de koffie hoort de chef ervan, hij wist nog niets. Hij bij de schepen. Een half uur later ap pèl op het kantoor van de schepen. Trees en ik en van boven Ariane en Anita. Eindelijk krijgen we een beetje meer uitleg, maar het houdt geen steek. Wij zijn alle vier wel goed voor ons werk, hoor, maar ja, alle vier kan de stadskas ons niet aan, want wiens kontrakt direkt verlengd wordt die wordt tewerkgestelde werkloze zie je wordt voor een klein deel door de stad zelf betaald allee ja, het is eigenlijk niet speciaal tewerkgestelde werkloze het is een bepaald verlengde van het BIK-projekt de andere twee zouden dan eventueel na drie maanden stempelen mogen terug komen, op de kosten van de staat en ge ziet De chef maakt nog een opmerking over de typproef. 'Eigenlijk is het niet eerlijk, want alle vier hebben ze geen diploma Ik zak haast in de grond. Wat een komedie. De Schepen argumenteert de proef heel flauwtjes, maar zelf schijnt hij er tevreden over te zijn. Daarna bedankt hij ons toch nog in alle geval voor onze bewezen diensten van het voorbije jaar. 'Ik wou dat jullie direkt alle vier konden blijven!' zucht hij nog eens. 'Politieker!' denk ik. Als al les gezegd is, vlucht ik weg, uit het kantoor, uit het gebouw dat vol zwarte walmen hangt van de stin kende huichelarijen. Buiten heeft het geregend. Maar de zon laat niet af, ze schijnt harder dan tevoren op de blinkende straten. De damp die opstijgt is weldoend. Zelfs hier in de stad. Trees zeurt de hele voormiddag aan mijn oren. 'Ach, 't is één doorgestoken kaart dat exaampje zal wel voor niks tellen allemaal oogverblinding het staat al op voorhand vast Ik ben zo bang, hé, mijn buik doet pijn. IK, ik heb geen kans. Jij, jij bent er al zeker bij.' Duizend keer herhaalt ze dat alles. Ik laat haar woorden over me-heen drijven. Als Trees er niet is, durft ook Lea luidop te foeteren. Het staat haar namelijk bepaald niet aan dat Ariane van boven bij de twee is. Die geit, zegt ze jaloers, 'Trees was dan nog beter geweest.' Het wordt geen drie uur. We zullen onze eigen typ machine moeten meedoen naar de plaats van de klucht, dus moeten we met de wagen. Op het kantoor wordt meer gelachen dan iets anders. Als het bijna tijd is stappen we op met het dikke vervolg pag. 4

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Klokzjiel | 1981 | | pagina 3