Historie van het voetbalspel te Ninove.
CARDOEN: De mannen van Petje Denie
VAN FEODALITEIT NAAR MODERNE TIJDEN
(Denie Mateas)
Niet één had het ooit voor mogelijk
gehouden, dat F.C. zich ooit zou
losrukken van het legendarische
Doornplein! Stel je dat in de begin
jaren '70 eens voor!
En toch! Praktisch in één ruk.
Het gedruis dat voor Vlaanderen als
de Guldensporenslag in de annalen
sloop wordt voor Ninove de Bier-
Slagh gedoopt.
F.C. zucht tn die jaren onder de
Knoet van een Biertsaar. Vadertje
wil wel voor een speelpleintje en
een kleedhokje voor F.C. zorgen,
maar dan moeten al zijn kinderen
de melk drinken (en betalen) van
Moedertje Slagh. Enkele kinderen
hebben de euvele moed aan de borsten
van een ander Moedertje te gaan
LURKEN Vadertje zwaait de knoet,
heft hogere belastingen en kondigt
strengere beperkingsmaatregelen af.
In deze paternalistische onderdruk7
king zitten de kiemen van de grootste
verwezenlijking van F.C. Ninove als
Klub de rangen worden gesloten,
het F.C.-huishouden wordt één blok,
de eensgezinde wil is er om defini
tief met het verleden te breken en
in één ruk een moderne klub te
worden. F.C. sticht een nieuwe vzw
onder de naam V.K. (Voetbalklub),
een moderne boekhouding eist dat,
en bouwt een gloednieuw complex te
Meerbeke. Alle voorwaarden om onaf
hankelijk de toekomst tegemoet te
treden zijn er. Gedaan met het ou
bollig amateurisme. Elkeen krijgt
zijn verantwoorde!ijkheid; een be
heerraad, een manager, bestuursleden,,
een trainer en last but not least
de spelers bekomen elk een persoon
lijk kontrakt met hun rechten en
hun plichten.
De resultaten vertellen we de vol
gende keer.
STEFAN
- laatste match op Den Doorn
26 maart 1972
- Inhuldiging op de "Kloppers"
1 juli 1972.
een bestuurslid, een politieker
eh een lid van de beheerraad en
een speler.
Hij werd als het ware gespiest op
die punt en bleef huilend hangen.
Hoe het gebeurd is weet ik niet en
hoe ik het heb kunnen bolwerken weet
ik nog min, maar feit is dat ik Jules
(die nu nog op den Dries in Dender-
houtem woont, en een welstellend
handelaar is geworden) van het hek
heb kunnen halen en de gapende wonde
toenijpend, naar huis heb kunnen
brengen.Daar had Jules de lef (of de
schrik) van te vertellen dat ik hem
over het hek wou trekken en dat alles
mijn fout was. Alvorens de werkelijke
waarheid aan het licht kwam, had ik
van Denie Matéas (met zijn bloeddoor
lopen ogen) reeds een ferme rammeling
gehad en mocht ik mediteren over het
spreekwoord "stank voor dank". Het
markantste feit, uit de vele toeren
die ik met de mannen van Denie
Matéas heb uitgehaald was het vol
gende. Wij zitten weer onder het
venster van Maria Winne (moeder van
Kanes UI in) en het jongste dochtertje
van Denie Matéas, Emilienne (nu een
flinke matronne van om en bij de 100
kg) zit in een hoge koets voor hun
deur. Opeens valt het mij op dat die
koets de vorm heeft van een bootje.
Zo naar het model van de bootjes van
de rouch (schommel op de kermis).
Ik zeg tegen Paul, Frans en Jules dat
wij met het bakje van de koets gemak
kelijk kunnen varen en vraag dan ook
de wielen yan de koets te doen,
Direkt daarop wordt Emilienne uit
haar koets weggenomen, idem ma
trasje en dekens worden behoorlijk
op het pleintje (voetpad) gestatio
neerd, en op een, twee, drie zijn
de wielen van de koets. Met de bak
trekken wij naar de beek rechtover
"Polle Wedde" een snel vliedend
water, hetwelk na veel onderaards
geloop verbinding had met onze
mooie Dender. Ik zet de bak in het
water,geef aan Pol bevel van "in te
schepen", wat hij dan ook doet met
het gevolg dat de koetsbak de helft
ondergaat. Nu is het de beurt aan
Frans, die insgelijks instapt, met
verder gevolg dat de bak nog slechts
een paar centimeter bovenblijft.
Toch geef ik "bevel" aan Jules van
ook "aan boord" te gaan. Jules stapt
moeizaam in met het gevolg dat
iedereen kan raden. "De Lusitania"
gaat direkt onder en de drie zee
vaarders liggen in het water het
welk Goddank maar een dertig cm
diep is. Huilend en spartelend breng
ik de drenkelingen op het droge,
hetwelk natuurlijk mijn eerste werk
is. Maar terwijl drijft de boot
vliegensvlug weg. W1j durven niet
meer naar huis gaan en gaan dus
zoeken langs de Oude Kaai om toch
de boot terug te vinden. Die is
spoorloos verdwenen en Emilienne
zit zonder "slaapplaats". Om hun
huid te redden vertellen de mannen
van Denie Matéas dat alles "natuur
lijk" mijn fout is. Zij krijgen van
Bertine van Kieken een pandoering
dat gij ze kon horen huilen tot aan
de Koepoort. Wanneer ik later op de
dag, schoorvoetend en nonchalant
toch waag het Strotjen op te komen
(de schrik verdrijft de honger niet)
staat een eregeleide onder voorzit
terschap van mijn grootvader Adolf-
ken, mij op te wachten en dit om
mij op hun manier hartelijk welkom
te heten en te feliciteren om mijn
laatste "wapenfeit".
MARCEL CARDOEN
Volgende maand Nog enkele beden
kingen alvorens de school te ver
laten en aan het werk te gaan.
Het huisje nr 17 van het St. Joris-
straatje werd bewoond door Denie
Matéas en kroost. Denis Van Wayen-
berghe was de ware naam. Van waar de
bijnaam Matéas gekomen is, weet ik
niet. Feit is dat ze die naam ook
gebruikten voor mijn eigen vader,
die insgelijks als Denie Matéas ge
kend staat en waarvan, eerste per
soon de peter was.
Nu ter zake. Denie Van Wayenberghe
(Matéas) was een erg grote persoon,
die, wanneer hij voor mij ten tonele
kwam, reeds een paar huwelijken
achter de rug had en dit met, het
vereiste aantal kinderen. Op het mo
ment dat ik hem leerde kennen leefde
hij in boelschap met Albertine Van
den Berghe, bijgenaamd Bertine van
Kieken. Bertine was minstens 20 jaar
jonger dan Denie, wat uitlegt, dat
in dat huisgezin nog redelijk goed
"gekweekt" werd. Denie reed met
paard en kar achter de vodden en
Bertine reed insgelijks met een
handkar de stad rond, om afval goede
ren op te halen. Het huisje dat zij
bewoonden was klein en bouwvallig.
Als Denie van de baan terug kwam
werd het paard uitgespannen, en dwars
door het huisje naar zijn stal geleid
en het gebeurde niet zelden dat het
paard in de woonplaats zelf, zijn
"paardenvijgen" kwijtraakte, zodat
een van de kinderen steeds met een
borstel klaar stond om alles op te
vegen.
De stal zelf, was een stel planken
en latten aaneengeslagen en zoals ik
reeds vroeger vermeld heb, stak de
kop van het paard, meestal door het
kamervenstertje van de beneden slaap
plaats. Hoe het mogelijk was, dat die
mensen daar leefden is heden ten dage
onbegrijpelijk. Als ik er dan nog bij
voeg dat buiten Denie en Bertine er
nog 7 kinderen waren, is het moeilijk
te geloven dat op een oppervlakte van
6 vierkante meter daar alle kinde
ren "groot" geworden zijn. Mathilde
Van Den Berge, de oudste dochter, en
die nu nog samen met haar echtgenoot
"Chaleken" Van Laere, op het "Berken
hof" woont, stond reeds van jongsaf-
aan, in voor de goede gang van zaken
in het huisgezin. Kuisen, wassen, de
kleinste kinderen grootbrengen, dit
alles was voor Mathilde niettegen
staande dit meisje haar uiterste
best deed, kon ze die karwei niet
aan en daar het in die tijd toch
zo nauw niet stak, was het daar soms
wel een warboel
Ook waren er dan de "plagen" van
die tijd als zijnde walluizen en in
het bizonder "Voskes". Die laatste
insekten huisden gaarne waar het
warm was en bizonder rond de schouw.
Wel, het is door de overlevende be
woners van het St. Jorisstraatje ge
weten dat bij Denie Matéas, alle
"Voskes" van gans de straat bijeen
komst hielden. Daar zaten met duizen
den van die insekten. Soms rolde
Denie gazetten samen, stak die in
brand als een toorts en hield die
onder de tabletten van de schouw,
met alle brandgevaar vandien. De
"Voskes" rolden dan op de grond en
werden doodgetrapt. Geloven of niet,
ik en Mathilde hebben samen de
"voskes" nog buitengeveegd, in de
rooster voor hun deur.
Van hygiëne gesproken.
Nu de kinderen, Paul, Frans, Jules,
Marcel en Kamiel wat de jongens be
treft en Mathilde en Emielienne wat
de meisjes betreft, zijn allen nog
in leven en wij vertellen dan ook
dikwijls van de "goeie ouwe tijd"
toen wij tegen elkaar woonden.
De kinderen waren allen jonger dan
ik, buiten Mathilde die een paar
jaar ouder is, wat uitlegt dat ik
dan ook volledig de scepter zwaaide
over hen en dat ze dan ook alles de
den wat ik vroeg. Op zekere dag zit
ten wij onder het venster van Maria
Winne (rechtover ons deur) te kaarten.
Wij zaten daar minstens met een tien
tal kinderen, met de gasten van Denie
Matéas incluis. Op zeker ogenblik
vliegt er een duif op de electrici-,
teitsdraad, deze komt in aanraking
met een andere draad, brandt door,
en valt op nog geen meter van ons
neer. De vlammen ketsen rond ons,
terwijl Chalen Goubert, vader van
Maurits Oscar Marcel, en Simonne
Goubert, die dit alles gezien had,
roept en alarm slaat en tiert dat wij
niet mogen bewegen. Alleman blijft
stokstijf en doodsbleek zitten. Die
dag heeft Chalen aan ons allen en
zijn zoon Maurits, die eveneens bij
ons zat, het leven gered. Hij heeft
namelijk met een houten zitbankje de
sissende vuurdraad weggetrokken, zo
dat wij allen bleek bevend de plaats
konden verlaten. Een bewijs dat Onze
Lieve Heer het strotjen "een warm
hart toedroeg en niet toeliet dat
aan één van zijn discipelen geraakt
werd.
Met Maurits Goubert, die nu nog in
de Pamelstraat woont, steeds goede
vriend gebleven en hopelijk zal dat
blij ven.
Dit voorval werd door ons allen
reeds honderd maal verteld en blijft
na 50 jaar nog altijd aktueel bij
de overblijvende bewoners van het
strotjen.
Dat het niet altijd zo goed afliep
met de mannen van Denie Matéas be
wijst volgend voorval. Het is vakan
tie en wij zitten weer aan ons
"Noordzeestrand" achter het Klooster
plein. Na ons plonspartijtje in "De
Plank" keren wij huiswaarts en wil
Jules Van Denie Matéas over het groot
ijzeren hek klimmen hetwelk toegang
gaf tot de weide waar nu de hand
boogmaatschappij Concordia gevestigd
is. Op het punt gekomen over het hek
te geraken, slibbert hij uit en valt
met "het vet" van zijn arm op een
scherpe top van het hek.