8 Komera en mamera in Winnik Paniek is een slechte raadgever Naar een gesprek met de rijksdienst Het voorstel tot klassering van de Stenemolen en omgeving heeft niet alleen heel wat stof doen opwaaien, maar ook heel wat kwakkels doen ont staan, waarbij vergeleken de verha len van onze ouders en grootouders over Kledden en Doodshoofden klein bier zijn. In het kort de voornaamste verhaal tjes en de werkelijkheid. Wij mogen nergens meer Canada's planten. Dit staat nergens geschreven. In het voorontwerp tot klassering staat wel geschreven dat het aanplanten van canadapopulieren of balsempopu lieren is verboden "derwijze dat zij de oorspronkelijke begroeiing verdringen". Het laatste stuk van de zin maakt een enorm verschil. Maar daarover straks meer. Alles binnen een kilometer rond de molen wordt onteigend. Dit is klinkklare onzin, wie dit zegt heeft één ronde te veel op de molen gezeten. Er wordt niets, nog geen vierkante centimeter onteigend. Onze bouwgrond is geen bouwgrond meer. Zelfde opmerking als hierboven. Wat bouwgrond was, blijft bouwgrond. De gewestplannen worden binnenkort herzien en dan...zijn wij de sigaar. Deze kwakkel berust op een verkeerde interpretatie van de wet. In de wet staat dat de gewestplannen na 5 jaar kunnen herzien worden. Nergens staat dat zë moeten herzien worden. Welnu, gezien de spektakulaire achteruit gang van de bouwwoede en dus van de bouwnijverheid, is er binnen afzien bare tijd geen enkele sprake van een herziening van het gewestplan Aalst-Ninove en van de andere ge westplannen in het algemeen. Daar moet men zijn boontjes niet op te week leggen. De restauratie van de molen gaat 10 miljoen kosten en daarvan möët de molenaar 4 miljoen (=40%) betalen. Cijfers zijn altijd sprekend In plaats van de 10 miljoen lees ik in het officieel verslag van de Rijks dienst voor Monumenten- en Landschaps- zorg een bedrag van 1,5 a 2 miljoen. Weliswaar een ernstig verschil Ten tweede de normale gang van zaken bij een restauratie is dat 60 wordt betaald door de staat, 20 i door de provincie, 10 door de gemeente en 10 door de eige naar. De bijdrage van de eigenaar kan maximum 20 bedragen, maar kan ook minder dan 10 zijn, wan neer de molenaar zijn molen open stelt voor bezoekers. Hoedanook in het allerslechtste geval (hoogste kostprijs van 2 miljoen en maximale bijdrage van 20%) zou de molenaar 400.000 F moeten bij- schieten en zeker geen 4 miljoen. Ieder verstandig mens zal moeten toegeven dat de molenaar aan een eventuele restauratie een goede zaak zou doen zoals de molen er nu bijstaat is hij gedoemd om steeds verder te vervallen en vormt hij op termijn een bedreiging voor de woonst van de molenaar én voor zijn bedrijf. Deze geruchten, alhoewel zonder enige grond, hebben echter wel pa niek gezaaid onder de eigenaars. Deze paniek had kunnen vermeden wor den, als de Rijksdienst voor Monu menten- en Landschapszorg of de Stad vooraf een degelijke informa tievergadering hadden belegd. Dat het stadsbestuur "met nogal wat wre vel aankijkt tegen de beschuldigingen rond het gebrek aan "voorlichting" (Nieuwsblad van 19 januari 1982) is hun goed recht. Maar blijft een feit dat men reeds zovele nutteloze hoorzittingen heeft georganiseerd voor weinig of geen publiek. Nu men er één kon houden "succes gegaran deerd", laat men het afweten. En zo kwamen de landbouwers dan te recht bij Norbert Coppens, gemeente raadslid en secretaris van de Lande lijke Gilde-Denderwindeke, die een beroep deed op de juridische dienst van de Boerenbond. Dezen stuurden de heer Luc Jol ie op de vergadering in Derderwindeke af. Bij de nochtans alom geroemde "deskundigheid" van deze Boerenbond-medewerker wil ik toch een vraagteken zetten. Zo be weert de heer Jol ie dat elke bezit ter van een huis of hoeve in het beschermde gebied kan aanspraak ma ken op een tussenkomst van de staat bij eventuele herstellingswerken. Welnu, bij manier van spreken weet zelfs een klein kind dat deze subsi dies alleen tellen voor restauratie van geklasseerde monumenten (kon- kreet dus molen, hoeve en de twee kapellen), maar in geen enkel geval voor andere huizen. Afgezien van deze wel zeer ondeskundige flater had ik ook nog enkele bedenkingen bij de - rechtuit gezegd - zeer platte demagogie van de heer Jol ie. Zitten schimpen over "die mannen in Brussel, die denken dat zij het hier eens gaan doen" heeft altijd succes bij mensen van de buiten, maar ern stige voorlichting is toch wat an ders. Waar hij dan nog de Code Napo léon van 1804 aanhaalde over de vrij heid van eigendom, maakt mijnheer Jolie zich grenzeloos belachelijk. In 1830 waren er 3.Z86.000 Belgen, nu zijn er zowat 10.000.000. In 1830 woonde één gezin soms samen in wat wij nu een -varkenskot zouden noemen. Nu heeft het merendeel van de bevol- ¥Tng toch een menswaardige woning en hoevelen hebben niet een tweede buitenverblijf Deze twee elementen hebben uiteraard tot gevolg gehad dat gans België dreigde volgebouwd te raken. Men moest dus wel bepaalde wetten en regelingen treffen, die de "vrijheid van eigendom" beperkten. Maar bij een dergelijke regeling hebben de landbouwers zelf zeker be lang lAnders was gans België binnen 20 jaar één grote bouwplaats en had geen enkele landbouwer nog de moge- li jkhêTcTonï zijn bedrijf uit te ba ten Resultaat van deze vergadering was een bezwaarschrift, waarin de klas sering van de molenomgeving als dorpsgezicht volledig werd afgewe zen een allesbehalve verstandig besluit. Waarom Er zijn twee moge lijkheden. Ofwel houdt de Rijksdienst het been stijf en komt de klassering er toch door dan hebben de land bouwers van Denderwindeke een kans laten voorbijgaan om de opgelegde erfdienstbaarheden zo veel mogelijk te beperken. Ofwel wordt het ganse klasseringsvoorstel ingetrokken - met inbegrip van de molen - en dat wenst niemand. in 19Z8 dat de grootste schade was ontstaan doordat de molen te lang had stilgestaan daardoor had de molenkap op bepaalde plaatsen het houten draaiwerk ingedrukt. Een ge restaureerde molen moet dus opnieuw regelmatig werken, anders is het weggesmeten geld. En dat heeft niks te maken met de middeleeuwen, zoals mijnheer Jolie in Denderwindeke zei De enige bedoeling van de Rijksdienst met het klasseren van de molenomge ving was juist dit mogelijk te ma ken door het vrijwaren van de zo veel besproken windvang. Nu ben ik de eerste om toe te geven dat er in de wetgeving op geklasseerde dorpsgezichten heel wat pietluttig heden staan. Zo zou bijvoorbeeld niemand zijn gevel in een andere kleur of kleurschakering mo gen herverven, tenzij met toela ting van de bevoegde minister. Het heeft echter nooit in de be doeling van de Rijdsdienst gele gen de wetgeving op de dorpsge zichten in al zijn gestrengheid toe te passen. Tijdens een ge sprek, dat ik met hem had op 7 januari, verklaarde Jo De Schepper, inspekteur Molenzorg bij de Rijks dienst, formeel dat hun enige bedoeling is het bouwvolume en de aanplanting van bomen in die mate te bepreken dat de molen kan blijven werken. Wat houdt dit konkreet in Neem nu de zaak van de veelbesproken canada's. Zoals reeds gezegd wordt het aanplanten van canada's alleen verboden wanneer deze"de oorspon- kelijke begroeiing verdringen". Het wordt dus allerminst verboden een vochtige weide te draineren door het aanplanten van een rij canada's. Deze bepaling kan wel enige problemen geven in de onmid- dellijke omgeving van de molen, omdat daar de canada's zo hoog zouden komen dat de wind wordt te gengehouden. Wat verder ook wordt verboden is het omzetten van vel den en weiden in canadaplantages. Maar wie heeft daar belang bij de landbouwers. Zo wordt immers verhinderd dat spekulanten en niet- 1 andbouwers in het algemeen de landbouwgrond gaan opkopen en er canada's opzetten als investering. Een eventuele klassering is in dat opzicht een garantie voor de land bouwers dat de landbouwgrond te hunner beschikking blijft. Een tweede konkreet gevolg is de beperking op het "bouwvolume". In de praktijk kan ook deze bepaling geen grote problemen opleveren. Ik heb dit ten titel van voorbeeld eens uitgerekend voor de schuur van+Van Cauwelaert. Daar zit men op - 500 meter van de molen en op een hoogte van 55 meter boven de zeespiegel theoretisch mag men daar reeds een bouwhoogte van 19 meter realiseren. Maar in een landelijk woongebied zoals de mo lenomgeving mag men in geen enkel geval hoger bouwen dan 10 m, ook al is het gebied niet geklasseerd. Dus ook hier stelt zich in de pra- tijk geen enkel probleem. Samenvattend kan men zeggen dat de klassering van de molen en zijn Het enige gezonde uitgangspunt is dat de molen moet geklasseeerd wor den. En daar is iedereen het mee eens, zowel in Brussel als in Den derwindeke. Maar een molen klasseren en restaureren heeft alleen zin wanneer hij daarna terug kan werken. Van Nuffel, de molenaar van Onze- Lieve-Vrouw-Lombeek, vertelde tij dens een bezoek aan de Stenemolen Wie is bang voor de klassering van stenemolen

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Klokzjiel | 1982 | | pagina 8