JAN VLEMINX m rijmen en dichten De meeting HECTOR PLANCQÜAERT VERVOLGVERHAAL DOOR WAT VOORAFGING EN WAAROVER HET GAAT: in de vorige aflevering konden wij lezen hoe Jan Vleminxeen mole naars- en boerenzoon uit Volxem in de streek van Ninove, met zijn vriend Victor De Wilde naar een meeting van de christen demokraten gaat in Houtem,een naburig dorp. In deze aflevering zien wij, naast priester Daens uit Aalst, drie be langrijke Roelanders ten tonele ver schijnen. Allereerst Alois De Backer, een landbouwerszoon uit de Lebeke (Denderhoutem 1858-1904)die het door zelfstudie tot advokaat zou brengen, één van de stichters der Christene Volkspartij werd en van 1900 tot zijn dood in het parlement zou zitten als Daensistisch volks vertegenwoordiger. De tweede is Frans Sterck uit Aspe- lare 1865-1896)Hij behoorde ook tot de groep landbouwerszonen rond Jan Baptist Van Langenhaeke, die in zijn "volksuniversiteit" een di ploma zouden behalen: Frans Sterck werd landmeter, maar in de beweging van de Roelanders zou hij vooral een rol spelen als drukker-uitgever van Klokke Roeland. Tenslotte is er Pieter-Frans Lambrecht, een figuur van een totaal andere aard: hij was smid in Outer1858- 1906), maar over hem meer in het vol gende nummer. Tot slot nog even zeggen dat, wat Hector Plancqaert in deze episode vertelt, echt gebeurd is tijdens een meeting te Sint-Antelinks in de zomer van 1894 De meeting moest plaats hebben, niet op het dorp zelf maar wel op een gehucht Toen Jan en Victor nog een tiental minuten van de "Bonten Os" waren, zagen zij dat er iets bijzonders moest gebeuren. De straat was zwart van volk dat in volle bewe ging scheen. Kleine jongens lie pen rond en men zag zelfs vrouwen met kinderen op de arm. Door nieuwsgierigheid geprikkeld stapten de beide mannen met nog vaster schreden voort en weldra kwa men zij ter plaats. De Backer, Smid Lambrecht, Frans Sterck en een vreemde jonge man stonden te midden van de straat en schenen te beraadslagen. De deur van de Bonten Os was gesloten, de gordij nen voor de vensters neergelaten. Binnen speelde iemand op een orgel en een tiental mannen aan wier stemmen men hoorde dat zij dronken waren, huilden en tierden zoals van al de volkeren van de wereld een dronken Vlaming alleen huilen kan. De zoon van een rijke boer uit de omtrek had met veel rondekens pinten bier te geven in de Bonten Os, de baas uitgekocht en hem over gehaald zijn lokaal niet aan de demokraten toe te staan om er te spreken. Opeens ontstond er grote beweging onder het volk. Een pastoor, een pastoor riepen de mensen. Uit de richting van Ninove kwam een karretje bespannen met een mager paard 't karretje was in t geheel niet prachtig en wat het paard betreft dat was zo een beest dat tot alle mogelijke rassen kon behoord hebben 't kon een afge leefd koerspaard geweest zijn, of een gereformeerd soldaat tegen woordig echter behoorde het onte gensprekelijk tot het mager ras. 't Rijtuig werd geleid door een man met blauwe kiel en rood ont stoken gezicht nevens hem op de bank met een schaapsvel bedekt, zat een bejaard priester en van achter op de bodem van 't karretje, met de benen buiten bengelend, een jongen van een twintigtal jaar die met de priester meegekomen was. Welnu, De Backer, sprak Pastoor Daens, is de meeting nog niet be gonnen Men legde uit hoe 't lokaal was afgenomen en hoe enige boerezoons met wat dronken knechten 1aweit maakten. Wat gedaan? Wel zegde de vreemde jonge heer die bij De Backer stond, dat is niets. Stel dat karretje te midden van de steenweg, 'k zal er op springen en beginnen spreken. De vreemde spreker had reeds de voet gezet op de trap van zijn tweewielige,tribune, toen eens klaps geroepen werd De burgemeester, de burgemeester Inderdaad, daar stond de burge meester, een kloeke vierkant ge bouwde boer, landbouwer nevens hem, de sabel aan de zijde, 't lichaam recht en fiks als dat van een veteraan van 't Pruisisch leger, de veldwachter. Heren, zegde de burgemeester tot Pastoor Daens en zijn vrienden, in naam van de wet, verbied ik u in 't openbaar te spreken. De vos van Denderhoutem, of in an dere woorden, advokaat De Backer, die een fijne vogel, was, nam Priester Daens het woord af en zich tot de burgemeester wendend sprak hij Aan wie, mijnheer, heb ik de eer te spreken Weihoe, meneer De Backer, gij kent mij niet Alois De Backer Wel zeker ken ik u als landbouwer, doch gij spreekt hier als burge meester en ik ben niet verplicht te weten dat gij burgemeester zijt. Ik als advokaat zal natuurlijk de laatste zijn om aan 't wettig ge zag te weerstaan. Doch ik weet ook dat de Belgische grondwet aan alle Belgen het recht geeft ongewapend te vergaderen en hun belangen te bespreken. Bijgevolg, indien gij hier de verantwoordelijkheid op u wilt nemen per geschrift en u als burgemeester, verzetten tegen de uitoefening van ons recht en alzo onder uw "verantwoordelijkheid" de grondwet schenden zullen wij on middellijk voortgaan. De woorden grondwet, recht, ver antwoordelijkheid maakten een grote indruk op de burgemeester en vandaar op de veldwachter, die zijn meester in 't oog hield. De Backer was advokaat, dat wisten zij, en een zeer verstandige jongen, die wist wat hij zegde en zeggen mocht. En dit verbod moest dan nog ge schreven worden En getekend als burgemeester 0 lala, dat was geen kleine zaak. Schrijven dat kon de burgemeester, maar Houtem was een klein dorp en de burgemeester had juist geen geschrift om er fier op te zijn. En hoe moest hij dat opstellen In 't eerst dat er op het platte land meetings gegeven werden, wisten veel burgemeesters niet of zij het recht hadden te verbieden in de open lucht te spreken. Later nam men in 't grootste getal dorpen in de gemeenteraad een besluit waar bij meetings in de open lucht ver boden werden, 't Is tegen de geest van de grondwet doch de katholieken zien zo nauw niet. Nu, meneer de burgemeester, vervolgde De Backer vriendelijk glimlachend, ik begrijp uw verlegenheid meneer de pastoor is tegen ons, de grote heren zijn tegen ons, en gij moet ook tegen ons zijn. Wij willen u dus in geen moeilijkheden brengen. Wij zullen heengaan. Doch kunt ge nu verstaan waarom men hier zo ge beten is op ons Gij kent mij ben ik nu zo een kwaad mens 0 neen, neen, meneer De Backer, 'k heb nog nooit iets anders dan goed gehoord van u Welnu wat doen wij Wij leren aan onze mensen wat elders bestaat. Zie eens hoe ongelukkig het lot is van onze oude mensen. Hoe leven en hoe sterven zij Gijdie ook van uw werkvolk houdt, moet ge met ons niet bekennen dat hun lot el lendig is en dat het goed en billijk zou zijn die mensen hier lijk in Duitsland een pensioen te geven? En De Backer, kort en bondig, legde in enige woorden uit wat het pensioen van de werkman was. Frans Sterck hakkelde in gewone omstandigheden, doch als er te spreken viel over democratie, dan leefde gans zijn lichaam. En ge vindt niet, heer Burgemeester, sprak Sterck, dat onze heren repre sentanten ook wat meer aan de boeren zouden mogen denken? Wie betaalt er de lasten En in korte woorden legde Sterck ons belastingstelsel uit. Dan nam De Backer wederom de burge- Frans Sterck meester vast om hem te vragen of hij het zo slecht zou vinden dat er iets voor de^Fransmans werd ge daan. En daarna vroeg Sterck heel ernstig wat de burgemeester wel dacht van de verzekering tegen ongevallen. Zo werd de burgemeester verzonden naar al de punten van het programma der christen demokraten. 't Volk luisterde steeds met meer en meer aandacht toen een stem plots riep Maar, burgemeester, ziet ge niet dat ze u beet hebben Ze geven reeds twintig minuten meeting zon der dat gij het schijnt gewaar te worden. 't Volk lachte hartelijk en de de mocraten, die de klucht niet langer wilden doen voortduren, bereidden zich te vertrekken. Opeens weerklonk een krachtige stem Vrienden, luistert naar mij een enkele minuut. Elkeen zag om Jan Vleminx stond boven op het rijtuig. Vrienden, sprak hij, men wil ons beletten, te vernemen wat ons goed en nuttig kan zijn. Nooit tot hier toe hebben onze politieke kopstuk ken zich gewaardigd tot ons te ko men. Wij moesten niets weten en wij mochten niets weten. En omdat deze brave mensen ons onze rechten wil len laten kennen, komt men op hen los met burgemeester en veldwachter had men het van te voren geweten, waarschijnlijk met gendarmen. Welnu men zal hun meeting niet beletten Tien minuten van hier, op Bekegem, woont een van onze pachters, hier tegenwoordig. Hij geeft de demokra ten volle toelating op zijn boom gaard te spreken. Vrienden, werk lieden en landbouwers, allen mee Op voor uw recht, op gij, arme misdeelde werkmensen van Vlaanderen voor uw lotsverbetering en die van uw kinderen. Vlaanderen moet herle- van. Leve het volk Een luid hoera begroette deze woor den met vuur en gloed gesproken. Kent gij die jongen? vroeg Sterck aan De Backer. Wie is dat 't Is de zoon van de weduwe Vleminx; 't is een mulder van Volxem, een goede jongen doch tot hiertoe wist ik niet dat hij demokraat was. Hij leest de "Klok", De Backer, ik herinner mij die naam,hij heeft een abonnement gevraagd op het blad. We moeten hem eens naar onze verga dering te Ninove doen komen. xFransmans waren de seizoenarbeiders die in Frankrijk gingen op het land werken Vervolg Het juk ROOK Wie absoluut 't verleden wil vergeten hij heeft een slechte jeugd gehad ofwel heeft hij een slecht geweten. Vauder moeder ik em onger wetje woeë? doeë Bij ieder woord wees het kind de zeven gaten in z'n hoofd aan en eindigde veelbetekenend bij zijn tuitmond met de koffiesnor v Het leek een spel een ritueel zoals het elke morgen afdreunen van de reeds geleerde letters en tafels van vermenigvuldiging in het klaslokaal van twee leerjaren van krijt en stenen inktpotten de dubbele deur om de buurklas niet te storen als we zongen van nedrig stille timmerman de bruin-groene patroon van onze school die diende gevierd met choko en mastellen en een film van de deken Marcellino pane vino op de dag dat de socialisten de rode vlag ronddroegen in de stad de vaders wellicht van mijn makkers Wat wilt ge, meneer t is voor t gemak het koosterken is hier vlakbij en achter de zevende klas moeten ze toch jnet hun koffiekan naar de stekskesfabriek met hun vader aan de band Mij was iets anders weggelegd een grote school een groot verdriet t is al zo lang geleden en loop ik nu het straatje door waar eens mijn makkers speelden garagepoorten vind ik er geen één gezin is er gebleven alleen hoor ik plots door mijn hoofd hun kinderrrijmpje ronken Mamau papau man voeten emme kou de stoef en wilj nie brannen en de reuk komt oetj de skou Maar zelfs uit de fabrieksschouw verderop kringelt zelfs geen rook meer. Rufijn

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Klokzjiel | 1982 | | pagina 12