De vergane kinderwereld van LAURENT MEGANCK A mmm «t DE LEBEKE ROMANIST VICTORIEN VANDE WEGHE RUY(S)BROEK EN DE RW 80 Als één van de oudere leraars op het Sint-Aloysiuscollege is Laurent Me- ganck voor honderden oudleerlingen geen onbekende. Wie leraar is stelt zich met al zijn hebbelijkheden da gelijks tentoon. Over dat aspekt van zijn leven en zijn werk wil ik het niet hebben. Wel over Laurent Megancks grote heimwee, over de man die wroet in zijn herinneringen op zoek naar zijn aards paradijs, zijn kinderwereld in de Lebeke. Uit die zoektocht zijn op korte tijd al twee boeken geboren en nieuwe kondigen zich aan. Vandaar dit portret van de auteur. Zijn kleine, pezige, taaie gestalte met wat opgetrokken schouders en licht voorovergebogen houding, verraadt boe renafkomst; zijn blauwe ogen diepge legen in de oogkasssen van zijn donker gelaat, verbergen en onthullen een komplekse en gevoelige persoonlijkheid. Hij werd geboren in 1932 in de Lebeke. Lebeke is geen dorp, wel een geïsoleer de wijk van ca. 1000 inwoners, die het i het begin van deze eeuw tot zelfstandige parochie bracht. Laurent woonde als kind op het Denderhoutemse deel van de Lebeke. Zij, die later zijn vrouw werd, woonde langs de overkant van de straat op het Outerse deelLaurent heeft te Lebeke nog een broer wonen, die niet ver van de ouderlijke woonst, de boe ren stiel verder beoefent. Over "de Lieëbeek" gaat Laurents jong ste boek 'De mannen van het houten geloof' (1985). De Lebeke wordt er beschreven als een universum, een wereld bevolkt met fi guren die elk een Lebeekse naam dragen en dat geldt ook voor de kouters en de velden. Laurent moet als een zeer opmerkzame jongen aan het besloten leven van toen hebben deelgenomen. Als een diep maar onverwoestbaar geheim heeft hij alles wat hij beleefde in zijn memorie be waard en nu hij de middag van zijn le ven is voorbij getrokken, is die kin dertijd in zijn geest weer tot leven, tot spreken, tot onweerstaanbare pre sentatie gekomen. Zijn boek over de Lebeke is er een vol anekdotes, vertelsels en kleine gebeur tenissen. Voor kleine Laurent moet de vertelling bij de stoof, zowat de be tekenis hebben gehad van de TV in het kinderleven van vandaag. De opbouw en stijl van het boek ademt de sfeer van de tijdloosheid en onbelangrijkheid van het dorpsleven van toen. Elke dag was er een als een ander en had toch zijn eigen nieuws. Zoals de dag op de dag volgt, rijgt Laurent verhaal aan verhaal. Voor mij is 'De mannen van het houten geloof' een merkwaardig stuk mentaliteitsgeschiedenis, een evo- ganck. Tot het vierde studiejaar liep hij school op de Lebeke. Daarna ging hij naar het college te Ninove. Het was oorlogstijd toen. Met enkele ka meraadjes trok hij dagelijks te voet langs de aarden weg van de Diepe Stra ten naar het college. Heen en terug acht kilometer doorheen het grootse, onbewoonde landschap van de Herlinck- hofse kouters. De mannen van de Lieë beek veranderden in een winkel op de Denderhoutembaan telkens hun klompen Vuor schoenen, zodat ze op het college toch niet al te zeer als kinderen van de boerenhui ten werden gebrandmerkt. Toen Laurent mij dit verhaaltje ver telde, was het voor mij niet ver meer zoeken naar het waarom het landschap en de velden zo'n grote rol spelen in zijn denkwereld. En ik dacht meteen te rug aan die mooie passage in zijn boek, waarin nachtelijke feestvierders ver dwaalden in een donkere Herlinckhofse sneeuwnacht. Ook herinneringen uit mijn eigen kinderjaren schoten me te binnen. Als kind had ik de gewoonte gans de tern, reed op en af met de fiets, at 's middags bij zijn oom te Aalst en bleef soms slapen te Haaltert bij zijn tante. Daar was het dat hij kennis maak te met de geschriften van een reeds lang overleden fami1 iel id,'waarover met eerbied werd gesproken, zijn tantes grootoom, de dichter Victorien Vande Weghe (1834-1900). De schaduw van deze voorzaat bleef sluimeren in Laurents geest, totdat hij in 1984 de tijd vond om over Vande Weghe een monografie te schrijven met als titel 'De zalige stonden van een soms verloren uur'. Vande Weghe was één van de eerste fla minganten, maar ook een geus, een anti klerikaal, een vrijzinnig liberaal. Dat flamingant en geus zijn, maar ook het traditioneel katholicisme, zijn de geestesstromingen die Laurent nog in het bloed zitten. Het is een familie traditie, zegt hij. Te Aalst ontmoette Laurent twee gedenk- catie van en ode aan de kleine Vlaamse dorpsmens in wiens leven het verzorgen van de dieren, het werk op de akker en de buurtschap het voornaamste gebeu ren was. Dat dit diepgaande sporen heeft getrokken in de geest van hen die het meemaakten, getuigt de figuur van Adèle De Meerleer, reeds in de ne gentig jaar, maar zich nog tot in het kleinste detail herinnerend wat zich in haar kindertijd allemaal in de Lieëbeek heeft afgespeeld. Lau rent stolde haar geheugen tot schrift. Maar terug naar het kind Laurent Me streek te verkennen en ik herinner mij het moment toen ik bij het begin van de Lebekestraat te Outer stond, toen een smalle afschuwelijke kasseiweg die zonder einde de open velden leek in te lopen. Het benauwde me en ik keerde op mijn stappen terug. En de Diepe Straten verkende ik slechts tot aan het kapel letje met de twee linden. Maar verder durfde ik niet gaan. De openheid van die kouters had iets beanstigend, iets desoriënterends en liet een gevoel van verlorenheid na. Kneedde de eenzaamheid van die velden Laurents karakter tot dat van een introverte persoonlijkheid, tot iemand die vaak alleen is in ge dachte met de wind als metgezel Na de lagere school volgde Laurent te Ninove de Grieks-Latijnse Humaniora. Een man van grote betekenis voor zijn verder leven ligt hem nog altijd op de lippen, die van de priester-leraar Morel Over deze priester hebben ook nog vele andere oudleerlingen de mond vol. Het was een buitengewoon fijnzinnige leraar en de oprichter van het toenmalige col legeblad Mik Hoog. Morel is thans pa rochiepriester in het Gentse. Zijn pre ken zijn onlangs te boek gesteld onder de titel 'Gods droom in onze handen'. De lektuur ervan is door Laurent warm aanbevolen. Laurent heeft toekomstplannnen. Voor eerst als bezieler van de Werkgroep Lebeke. Deze kocht reeds nieuw materi aal aan voor de lagere school, restau reerde een veldkapelletje en zal zich blijven inzetten voor het wel en wee van de Lebeekse gemeenschap. Vervolgens jeuken Laurents handen om opnieuw opgravingen te doen, ditmaal naar de grondvesten van de kapel van O.L.Vrouw ten Beytsenbroek, de oudste kapel van de Lebeke. Verder blijft Laurent geboeid door de invloed van het Daensisme tot op de dag van van daag op het politieke denken en stem gedrag in onze dorpen. De figuur van de Lebeekse daensist AloTs De Backer, zal aan die interesse zeker niet vreemd zijn alsook de diepe tweespalt die het daensisme heeft teweeggebracht in de Denderhoutemse katholieke ge meenschap. Tenslotte is Laurent de wer ken van de Ninoofse schrijver Pol De Mont aan het doornemen. De zoektocht naar het geestelijk klimaat van de vo rige generatie laat hem niet los. Laurent Meganck 1985. Want een krachtige levende streng bindt hem nog met de Lebeke. Het zijn de on geschonden Diepe Straten die van zijn woning aan de Lindedreef naar de woon plaats van zijn verleden lopen. Weldra wordt ook die laatste streng doorge knipt. Ninove offert het haast tot een mythe uitgegroeide landschap en de restanten van haar oudste abdijhoeve op aan de vernietiging. Als jongeling schreef Laurent Meganck gedichten. In 1985 nam hij die draad weer op. Mijmerend bij de opgegraven geraamten bij de blootgelegde funderin gen van de oude Ruybroekkapelschreef hij volgend gevoelig gedicht. Het is een terugblik op de mensen en het land schap zijner jeugd en tevens een zelf portret. Dirk Van de Perre Een mijmerende Laurent Meganck. Öu sont les neiges d'antant? Het vervallen Hof te Rugsbroek De Lebeke van Laurent Megancks boeken is verleden tijd. De Lebeke is geen on toegankelijke en vreemde wereld meer. Wie van ons is al niet in de feestzaal De Jachthoorn gaan fuifen en is zonder problemen terug thuis geraakt De Le bekestraat van weleer is nu een brede betonweg als een andere, met verlicht ingspalen. Binnenkort als ook de RW 80 doorheen de Herlinckhofse kouters zal boren, zal de Lebeke zijn laatste ge heimen hebben prijsgegeven en zal de stille schoonheid van zijn velden zijn verbroken. Die RW 80 is voor Laurent -maar niet alleen voor hem- een nacht merrie, een symbool van het einde, van de dood Toen had het college te Ninove nog geen hogere humaniora. Laurent voltooide de ze zoals zovele andere Ninovieters, nru p.,- ur»»i-r te Aalst bij de jezuieten. Hij was ex- PUL L)t MUN I waardige leraars de jezuiet-filosoof Van BI adel en Maurice Coppieters, de latere VU-senator. Het is Coppieters geweest die bij Laurent de idee deed rijpen om romaanse talen te gaan stude ren. Aanvankelijk opteerde hij voor klassieke talen. Maar Coppieters bena drukte dat Vlaanderen nood had aan goe de nederlandstalige romanisten, aan Vlamingen die perfekt de Franse taal konden onderrichten. Zo trok Laurent in 1951 naar Leuven. Toen studeerden de Vlaamse romanisten nog samen met de walen en aan beide werd dezelfde eisen gesteld. Laurent, een goed student met een groot geheugen, bekroonde zijn studies met een eindverhandeling over de politieke geschriften van de 17de eeuwse Jean de Marnix, zoon van de halfbroer van de ons meer bekende Marnix van Sint-Alde- gonde. Jean was franstalig en katholiek, Marnix nederlandstalig en protestant. Daarna begon Laurents leraarsloopbaan. Eerst te Mechelen en Gent, nadien vanaf 1959 totop heden op het Ninoofse col lege. Het was principaal De Landtsheer die hem naar Ninove haalde om er de pas gestarte hogere humaniora-afdeling mee helpen op poten te zetten. In die pio nierstijd gaf Laurent Latijn, Geschie denis en Frans, thans laat hij zich nog alleen met deze twee laatste in. Het onderwijs is een papieren molen ge worden; zucht Laurent even, waar is on ze jeugdtijd toen de leraars zonder a- genda en zonder vast programmma voor de klas stonden. Bij de kapel van Ruybroek Eens was hier Ruybroek bos, met hoge eiken, En langs de baan de linden, boom bij boom. Des morgens als de witte nevels wijken Verrees het hof omwasemd uit zijn droom. En geen gerucht, tenzij de loop van paarden, De vroege roep van koeien in de wei, En langs het broek, wanneer het oosten klaarde, Wiekten de lome reigers, zij aan zij. De wolken dreven en de uren gleden Over de wijde akkers en de ploeg, De dagen kantelden in het verleden Terwijl het veld steeds nieuwe vruchten droeg. Boer en boerin, zo vaak hebt gij tezamen Het bruine brood gebroken aan de dis, En toen de tijden van het afscheid kwamen, Werd deze grond uw laatste lafenis. Nu wordt het stille hof langzaam tot puin, Het hof dat ééns de graaf gastvrijheid bood, En dra verschijnt op gindse heuvelkruin, In rode gloed, de snelweg van de dood.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Klokzjiel | 1986 | | pagina 5