Flip Kerieuzenees en de zonderlinge inbreker 0 0 St ANNAKAMER Drekes DAK- en ZINKWERKEN oëljespiegel en auljespiegel CHRISTIAAN HAEGEMAN ij X OEVER NINOVIETERS EN ELEN NIENOFS KLEIN HAAR FIJN MAAR GEVAARLIJK viel en zich zoveel mogelijk van zijn omgeving verwijderd hield. Mijn broer krabbelde overeind en probeerde zich sterk te tonen. "Wat zeg je daar, Bert? vroeg hij met een enigszins trillende stem. Bert slikte even en wees opgewonden achter zich. "Démet, zeg ik je, ik heb hem duide- 1i jk gezien. Het begon ons stilaan duidelijk ie worden dat het bericht van Bert ern stig was. "Waar, Bert "Bij ons hoofdkwartier nondedju Toen sprongen wij allen als één man recht en keken elkaar veel betekend aan. Mijn broer voelde dat wij allen tenslotte naar hem keken en er vol gde een akelige stilte. "Willen wij wachten tot morgen?" pro beerde ik voorzichtig. "Hij zal van zei f weggaan Bert keek mij met wilde ogen aan. "En de revolver dan Verdoemelinge Dat was waar, de re volver, die wij in een schuif ontdekt hadden. Een souvenir van de oorlog, die de vader van Bert in de oude ser re achterin zijn grote boomgaard het Hoofdkwartier van onze Klub -- vergeten was. Het ding was kapot, maar dat wisten wij toen nog niet. Niemand van ons durfde het ooit aan te raken. Het was een bijna heilig taboe. "Weet je het zeker, Bert vroeg mijn broer scherp. "Wat deed-ie bij ons Hoofdkwartier "Hij... hij stond daar maar. Vlak bij de deur, bij de serre Sef Godderis floot tussen zijn tan den. "Waaw! Dat is gevaarlijk, mannen Daar moeten wij iets aan doen Zouden wij Tuur niet verwittigen "De garde de veldwachter) zeker, ben je gek Die loert al dagen op ons Wij keken elkaar radeloos aan. Toen nam mijn broer het roekeloze besluit "Het enige wat ons te doen staat, vrienden, is erop af te gaan.Wij zijn met zijn vijven en hij is alleen En zo begonnen wij aan een echte Sluiptocht. In stilte ging het naar de ingang van de boomgaard. Bert keek gespannen naar de serre in de verte en knikte opgewonden. Wij keken en zagen de zonderlinge inbreker, vlak bij de deur. Hij scheen te aarzelen, en stond vreemde gebaren te maken. Het was -em, Démet Wij lieten ons op de grond zakken en begonnen omzichtig in de boomgaard te sluipen. Arendsoog en Witte veder en drie moedige Texas-rangersMet één gedachte: niet laten merken dat wij in ons hart zo bang als de pest waren. Ik voelde niet eens het schu ren van de harde aarde tegen mijn lijf. Toen wij ongeveer halfweg wa ren keken hielden wij fluisterend een haastige krijgsraad. En toen ik mij daarna omkeerde begon het te suizen in mijn oren: hij was weg! "Hij is ingebroken Hij is naar binnen gegaan piepte ik. "De revolver schreeuwde Bert. Ik ben weg, saluut En net toen wij als hazen uit elkaar stoven, keek ik nog even om. En ik zag het spel van licht en schaduw. Door de wind bewogen wierpen de strui ken bij de serre een zonderlinge scha duw op de half vergane gekalkte muur van de serre. Met een beetje fantazie waar wij op die middag een flinke dosis van op hadden,zag je er de zonderlinge houding van Démet in... Ik heb mij er voor alle zekerheid van vergewist. Er was niemand. Maar ik heb de anderen lekker wijsgemaakt dat ik alleen, oog in oog met de zonderlinge inbreker, erin geslaagd was om hem de revolver afhandig te maken en hem voor goed uit ons Hoofd kwartier te bannen, Maar zij geloof den mij niet helemaal... Bernard Lernout Tijdens de vakantie zit ik 'savonds graag achterin de tuin, met een glas wijn in de afgedankte strandzetel, kijkend naar het spel van licht en schaduw tussen de sparren van de buurman. Op een van die avonden was het schaduwspel precies zoals die keer, vele jaren geleden, toen wij de zonderlinge inbreker op bezoek kre gen. Wij waren met zijn vieren, denk ik. Drie broers, waaronder ondergeteken de Flip K. en Sef Godderis, die tot 's avonds laat bij ons thuis kwam, mijn ouders met Moe en Va aansprak, en daardoor meer dan een half-broer was voor ons. Het was snikheet, een zaterdagnamiddag in juli. Wij speel - den "keitje-werpen", een spel om de tijd te verdrijven. Met ons vieren neerzittend, rug tegen de muur, een stapeltje keien binnen handbereik. Drie meter verder stond voor ieder een blik. Om beurten oefenden wij onze gooi-en mik-kunst. Als iemand meer dan 7 op 10 haalde, werd hij bevorderd tot scherpschuttermaar moest hij zijn blik een meter ver der plaatsen. Ik had het net gebracht tot onder kapitein, toen wij iemand wild hoorden aanlopen. Een vuurrode kop verscheen om de hoek: Bert,onze neef die aan het andere eind van de weg woonde. "De...De.. Démet!", hijgde hij. Wij hielden verschrikt op, want dat ene woord was genoeg om ons de daver op het lijf te jagen. Démet was de naam van de zonderling van ons dorp. Hij liep op een vreemde manier, altijd in sjofele kledij, en steeds tegen zichzelf pratend met een akelig rauwe stem. Wij liepen er in een wijde boog omheen want hij kon je zo griezelig aanstaren, alsof hij je op staande voet zou ontvoeren. Later hebben wij begrepen dat Démet zo gevaarlijk was als een lammetje, en dat hij een eenzame zonderling was, die niemand lastig NIEUWBOUW - VERBOUWING HERSTELLING - ONTMOSSEN -J GEVELBEKLEDING - AFBRAAK EN METSEN VAN SCHOORSTENEN Denderhoutembaan 170 NINOVE - Tel. 054/33.06.28 Opnieuw werd ik op fouten of varia ties gewezen in de voorgaande' Roefel, ditmaal door Mare Siroyt, iemand die me al veel Ninoofse woorden en liedjes heeft doorgegeven. Hij wees me op een derde versie van het "plasj-njmpje"namelijk Plasj; no de mert kupt en koei doe ze deud en skelle van 't eut e stikske pans j en betje van de liever tansj en ne killekillewansj Zo ziet ge dat 't Savooistraatje hier weer zijn eigen gang ging. Wat die 'liever tansj' betekent, wist Mare net zo min te vertellen als Suzanne De Ridder met haar 'liever toej'. Het moest rijmen nietwaar "'t Volsjte verken, 't skoensjte streu", de titel van de vorige Roe fel had moeten zijn "De volsjte veirkes willen 't skoensjte streu", wat de betekenis van het spreekwoord enigszins verandert. Wat het ABC aftelrijmpje betreft zou de muis niet gepiept hebben in''t skoetel- hoësjmaar in t zoemerhoësj Dit zal weer een kwestie van varia tie zijn, denk ik, want in Sint Niklaas bijvoorbeeld wordt het lied je nog anders afgedreund en heeft men het over 't vogelhuis'. En zo komen we toch nog uit waar we zijn moesten, namelijk bij de voeggelkes"een onderwerp dat we vóór de vakantie al even aanraak ten met het eeuwenoude Ninoofse rijmpje over de uil die op de "Koei- poort" zat. Hoewel deze vogel in het officiële dierenrijk bekend staat om zijn wijsheid, zoekt hij bij de Ninovieters enkel de lach en spotlust op. Als de kinderen te laat buiten spelen, hoort men sommi ge ouders al eens roepen "Kom bin nen of d'oëlje gonj op aulje kop skautjn". Dit is nog onschuldig, maar wie voor 'oëlj' uitgescholden wordt, weet dat men dommerik bedoelt, en zal er niet om kunnen lachen. Verder is 'den oëlj' voor de man wat de1moësjis voor de vrouw, als ge begrijpt wat ik bedoel. Maar van uilen gesproken, wist ge dat Uilenspiegel iets met het Ninoofs dialekt te maken heeft Men zou immers uitgemaakt hebben dat de fa milienaam van onze nationale held niets vandoen heeft met de spiegel van de uilen maar met een spiegel waar Tijl ons allen met de neus op duwt. Het middeleeuwse woord Uien- spiegel zou betekenen "Ulieden spiegel" of "jullie spiegel" dus. Dat woord 'uien' staat dicht bij het Ninoofse 'auljen'. In het Ni noofs moeten we dus niet over 'Taulj Oëljespiegelspreken maar over 'Taulj AuljespiegelTrouwens, in Meerbeke en verder het pajottenland in doet men dat al lang. Op de kenjd a Nienofs-kwis" van de Savooifeesten is het woord 'la weirk ter sprake gekomen. Als ik me goed herinner kenden de jonge kandi daten er de betekenis niet van. Het gaat eenvoudig om een leeuwerik. Soms komt er ook een voorvoegsel aan te pas zoals in vleklaweirken een ander dat ik vergeten ben (wie kent er nog Gaat het hier om een be paald soort (de gevlekte leeuwerik ik weet het niet. In de kindertaal spreekt men al eens van ne petjie' met de klemtoon op de laatste lettergreep als synoniem voor vogel. Ik hoorde mijn vader dikwijls zeggen "De voeggelkes die van 's meires beginnen zingen weire van de katten gepakt". Een les die ik me graag eigen heb gemaakt. Een 'doel' is een dooier van een ei, al dan niet voorzien van een 'fokkel', het rode puntje dat, naar men mij eens wijsmaakte,zou betekenen dat het ei bevrucht is. Maar het schijnt ingewikkelder in mekaar te zitten en het woord zou verwant zijn met 'de Graafse follikel', maar vraag dat maar eens aan een bioloog. Een 'moël' is dan weer een windei of een ei zonder schaal. Sommigen trekken het zich niet aan dat vogelen wind eieren leggen en beweren dat "de ploeïmen de voeggel moken". Wij vinden echter dat men er iets moet voor doen, wil men die "ploeïm op zan'n hoed megen steken", want van al die windeieren worden we en kel maar"Honoree gepluimd". Ten slotte een vraag. Wie kent de strootjes die passen bij volgend "beestenrefreintje" of weet iemand van waar het afkomstig is 't Was een koei op den boulevard En ze smeurdegen een sigaar En e veirken in en boetjen me e striksken oën za poetjen En nen oelefant op ne stoel Me en pauip in zaunje smoel En nen aup me schoenen oën dn nor 't baul te goën. RUF Biezenstraat 29 9400 NINOVE Tel 054 33 45 35advertentie (Gratis bestek .i.er-eir-»

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Klokzjiel | 1986 | | pagina 12