FIETS PERIKELEN A\ 25 Omdat de lente er eindelijk schijnt door te komen hebben wij in een soort grote-kuis- rage de garage uitgemest. Op Paasmaandag had ik mij andere dingen voorgesteld maar afijn, het was erop of eronder. En wat vond ik daar, nogal troosteloos on der het stof en de spinne- webben in een hoekje ver drongen? Mijn fiets! Twee jaar geleden heb ik hem voor mijn vaderdag gekregen: fonkelnieuw, met "vitessen", een gesloten kettingkast en een vaderlijk uitzicht. De eerste paar weekends zijn wij dus met zijn allen gaan fietsen. In stad, langs de Dender naar de Zwarte Fles, naar Gooik, naar Meerbeke, naar het Fitness-Center, het kon niet op. Na deze eerste vlaag van fitheids-drang ben ik helaas plotseling terug gevallen in het au totijdperk Ik heb vroeger nochtans veel gefietst. Iedere morgen van Geluwe naar het college van Menen, ongeveer 4 km, en iedere avond terug naar huis, ongeveer 4,5 km omwille van het al eerder beschreven si garet te-ommetje Gedurende enkele weken werd dit zelfs vier keer per daq, omdat wijna lang zagen, ons moeder ertoe gekregen hadden om ons s middaqs naar huis te laten komen. Het heeft echter niet lang geduurd of wij waren het beu om in de amper 50 minuten tijd naar huis te koersen (door die verrekte regen, en altijd tegenwind), snel te eten, de boel wat te helpen afruimen, en met een blik op het uurwerk en een veel te volle maag terug colleqe- waarts te trappen. Ik had in die tijd dan nog last van astma, zodat ik voor de rest van de namiddag als een blaasbalg in de klas zat te stomen. Nee, mij dus niet meer op die fiets gezien middags Dus dan maar weer het college-voer, wat een oneer lijke term was, want het viel best mee, vooral als er frieten waren. De keuken werd beheerd door Albert, met de hulp van een koppel dikke eerwaarde zusters. Ik heb over de college-keuken en de grote refter een reeks herinneringen die stof kun nen geven voor minstens een trilogie, maar daarover een volgende keer Terug op de fiets. Mijn jongensfiets die mij van twaalf tot achttien overal heeft vergezeld, of beter gezegd vervoerd. Die één keer per jaar grondig schoongemaakt werd, met schuurpapier, olie en mazout. Die in de zomer wel eens naast een meisjes-fiets in de graskant vertoefde, geduldig wachtend op de respectieve jonge eigenaars, en waarover Toon Hermans zo'n typisch versje schreef. Over een agent die twee fietsen vond, en iets verderop een koppel tje, innig vrijend, "Maar hij liet ze want het waren die van die f i etsen twee Mijn fiets, die mij op lange zomer tochten naar ontelbare veldbloemen bracht, ter aanvulling van mijn herba rium, dat ik helaas ergens kwijtgeraakt ben-. Of die mij 's zomers voor een daq naar zee voerde, om mij dan 's avonds als een kreeft terug af te leveren, met pijnlijke z o n n ebr an dp1ek k en Of die mij in het begin van juli naar Diksmuide bracht, op Ijzerbedevaart, met trossen jonge mensen, overal zwart en geel en voor de rest van zijn dagen kreeq mijn fiets een leeuwewirnpel als een staartje achterop de bagagedrager De terugkeer van Diksmuide werd ieder jaar een beleve- nis want er waren veel ka— pelletjes onderweg. Het was op een van die thuiskomsten dat mijn broer Luk, tot aan de rand toe van Rodenbach verzadigd (zeg maar straal- st i epelzatin een aller laatste poging om zijn toes tand te verbergen aan ons moeder zegde dat hij zo'n honger en zo'n dorst had dat hij er precies niet goed van was Hij had er echter niet op gerekend dat ons Moe net op die avond een nogal ongewone kornbinatie als avondmaal bedacht had. Achteraf beke ken verdenk ik haar ervan dat zij het met opzet gedaan heeft, want het effekt was verbaz i ngwekkend "Ach, hebben jullie honger, ventjes? Nel, ik heb speciaal voor jullie rolmops met kerepap en cacao, kom maar gauw aan tafel Het werkte onmiddellijk: wij gingen, Luk in de voor hoede, een na een met de hand voor de mond de tuin in, om er groen van ellende solidair te staan kotsen. Mijn fiets heeft mij zelfs tot bij de Jeugdrechter van leper gekregen, een ervaring die ik nooit zal vergeten! Het begon met de dynamo, die op een of andere manier vastgeroest was. Eraan frunniken hielp niet, en een fijnmechanieker ben ik nooit geweest. Dan maar de brute kracht methode: een flinke mep en het ding zat op zijn plaats. Maar toen ik begon te rijden maakte het ver roeste ding een snerpend ambetant-krassend lawaai. Maar licht had ik. Mijn vriend had geen licht, en dat wist hij al jaren. Ik ging naast hem rijden om gezellig wat te kletsen. Mijn dynamo wias echter niet om aan te horen en dus ik stap aftrap het geval terug in zijn oorspronkelij ke stand en wij rijden qe- zellig naast elkaar en zon der licht verder. Om in de volgende bocht tegengehouden te worden door twee rijks wachters op patrouille. Had ik toen geweten dat zij een speciale opdracht hadden! Maar goed: de volgende dialoog ontspon zich. Hola mannekens! Stoppen! Een dubbele overtreding. Met twee naast elkaar en alletwee zonder licht? Mijn vriend had intussen s t i ekem zijn dy namo aanqe- zet en hij antwoordde qevat: vervolg pag 26

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Klokzjiel | 1987 | | pagina 25