tVeni Cre~hee~a Spiritus a~tor 23 Twee van onze angstaanjagend snel opgroeiende dochters worden morgen eens extra in de bloemetjes gezet: zij doen hun Plechtige Kommunie. Weken, wat zeg ik, maanden hebben zij zich erop voorbereid, "hun boontjes te week gelegd"Het wordt dan ook een groot feest. De rest van het gezin heeft de laatste paar weken mee de sfeer opgebouwd, in een crescendo van menu's bedenken, spijzen en dranken in gedachte over de tong laten glijden, menus ontwer pen, kaartjes laten drukken, kadootjes kopen, en wat dies meer zij. Di t alles kulm daag in een gon tei t van schur sen, tafels en zeulen, de t aanschouw-bare herleiden, en voorbereidi ngen kenvan waarui ke dampen opsti voorsmaakje vo dag ineerde van- zende aktivi- enautowas- stoelen aan- uin tot een "wildhei d" uiteraard de in de keu- t nu heerlij- jgen, als een or de grote Terwijl vele dochtershanden de tafel reeds vérsieren, zit ik aan mijn schrijftafel voor de gelegenheid tijdelijk omringd door schotels met alvast de aperitiefhapjes en het voorgerecht terug te denken aan Pinksteren 1962. Want dan was het mijn beurt. Dan zong mijn zus Lies plagend van "Plechtige Komminikant! Smijt ne keer mé zand! Smijt er niet te vele, 'k Heb al een droge kele." Ik heb de foto nog. Een frisse bros, deskundig door coiffeur Lowie in kubusvorm geknipt ("Ha, hij is daar!" dixit mijn broer "Zijde maal zijde maal zijde..."), en verder door mijn vader "iet een beetje zijn vingers in gezet. Een gr ij vestj e met di to ko een afschuwelij gesteven wit hemd stomste boordknoo ooit onder mijn k en een strikje schotse ruit. spuug aan de roskam sflanellen rte broek, k stijf met het pje dat ik in droeg, met een Daar hoorden ook witte handschoenen bij, één aan, de ander plechtig in de hand, waarin tevens het gloednieuwe "Molksmisboek en Mesperalebewerkt door de Benediktijnen der Abdij Affligem 12de Uitgave Imprimi Potest, Augusti 1961, Nihil Obstat, Mechli- niae 1961 en Imprimatur door Kardinaal Suenens 1961"... Ik heb mijn missaal, met bijhorend kommunieprentje" nog steeds tussen mijn boeken staan. (Hoe zou ik anders hogervermelde details nog weten, slimmeke?) Ik herinner mij nog heel veel van die bewuste dag. 's Morgens vroeg opgestaan, boterkoeken met koffie, ruim twee uur voor de kommunie nuchter zijn! en door zussen en broers omringd en geholpen bij de worsteling met de strik. ("Den strek" zegden wij in het West vlaams.) Het knoopje van mijn hemd raakte maar niet dicht en toen de klus eindelijk geklaard was, was mijn arme vel ontelbare ke ren klemgeraakt, en was er van de stijve boord, tot grote ontzetting van mijn moeder, niets meer overge bleven dan een verkreukte malai se Ruim een uur voor de feiten zat iedereen klaar, en konden wij ter kerke. In die tijd werden de jongens en de meisjes in quarantaine afzonderlijk voorbereid, en was het bijgevolg een ware surprise voor ons om de vrouwelijke kollega's in het kerkportaal te ontmoeten. Al kenden wij hier en daar "een meiskesleppe"op die dag waren zij volslagen onherkenbaar uitgedost. In schitterend witter-dan-wit met pijpekrullen of meer ingewikkelde kapsels waarvan mijn vader ooit de volgende gevleugelde be schrijving gaf: "Zie dat daar eens, er is geen paard d*fe zulke vijg kan schij- ten!" en met moeders die er nog ingewikkelder kapsels op nahielden. De meesten van ons hadden op die bewuste morgen reeds het meest belangrijke kado gekregen: een écht polshor loge! Het mijne heb ik gekregen van mijn oudste broer Ward, tevens mijn dooppeter, want ik ben de tweede jongste van een lange rij, zodat de voorraad peters en meters uit het eigen broeder-en-zuster bestand gehaald werd. Ik heb het uurwerk nog: een Rodania, goudkleurig, Swiss- made, waterproof en volgen - de achterkant ook shockre- sistant en bevattende "17 jewels", een vermelding die ik niet begreep, maar waaraan ik een zeer hoge waarde toekende. "De mijne heeft 17 jewels", zei ik zo achteloos mogelijk, toen wij elkaar de loef wilden afste ken In de kerk zat iedereen schijnbaar nonchalant, maar toch zo duidelijk mogelijk, te kijken op het éigen hor loge, hoe laat het was. De meisjes aan de andere kant zagen dit echter niet, want zij deden krek hetzelfde met het fonkelnieuwe sacochke: daar moest om de haverklap een zakdoekje uit, of een nieuwe rozenkrans in een witlederen zakje. Moor de rest zaten wij heren in een zodanige houding dat de linkerarm af en toe moest uit«gestrekt worden, kwestie van ervoor te zorgen dat de vervolg pag 25

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Klokzjiel | 1987 | | pagina 23