hun jaarlijkse rust toe. Verdiend of niet. Koning Voetbal houdt zijn zomerslaap. Thans is het de tijd dat bestuursleden der clubs de weg op gaan. De transferts zijn open, m.a.w. de spelersmarkt heeft haar deuren opengezet. Dagen en nachten wordt er rond de tafel gediscussieerd. Een tegen bod volgt op een bod. Men spreekt van miljoenen alsof die aan de takken van de bomen groeien. Als de koop gesloten wordt is men ervan overtuigd deze keer de echte voetbalparel te hebben gekocht. De kranten geven hierbij steun met berichten en tegenbe richten. Ondertussen zitten bijna alle clubs met een' schuldenlast die meer en meer gaat doorwegen. Er wordt gekocht zonder centen en dan begint de duik naar de rode cijfers die alsmaar roder worden. Want vergeet niet dat een aange kochte speler niet komt voor de schone ogen van madame van de voorzitter maar voor de vele en harde piasters die de club hem zal moeten betalen. Vele clubs hebben echter hun lesje geleerd; voor sommige kwam echter het gezond verstand te laat. Vele clubs verschijnen in Sportleven, het orgaan van de K.B.V.B., omdat zij in gebreke blijven met hun betalingen. Sint-Niklaas wordt failliet verklaard, Kortrijk zoekt naar 100 miljoen. De Waalse topclub (sic) Standard de Liège zou met een schuldenlast van 150 miljoen zitten Als zulke clubs het al niet kunnen bolwerken, dan moet men ook in lagere afdelingen met een ei beginnen te zitten. De beste transferts zullen een club nooit redden. Alleen een degelijke opleiding van de eigen jeugd spelers kan de zaak klaren. Dit vergt natuurlijk veel meer inspanningen en inzet voor de clubmensen. Het is waarschijnlijk echter wel prettiger voor de clubmensen om op stap te gaan tijdens de transfertperiodeMaar de lol kan ook opgeraken, en dan hlijft alleen maar mizerie over.. LENTULO vervolg van pag. 23 mouw van onze jas ver genoeg naar achter schoof, alsmede het horloge nog eens extra kon fonkelen Ik keek af en toe om naar mijn moeder, die mij dan met een priemende blik terug naar het missaal gebood. Maar mijn vader knipoogde en stak stiekem zijn duim om hoog. Can de mis herinner ik mij verder drie zaken: het samenzingen van "VENI CREATOR SPIRITUS", het Epistel dat ik moest voorlezen, en het gedoe met de kaarsen tijdens de hernieuwing der Doopgelof- ten SWuu, j Het zingen ging in koor, jongens en meisjes samen, en wat was het aandoenlijk! Vooral omdat wij nooit samen gerepeteerd hadden. Wij hoorden plots die zoetge vooisde stemmetjes naast ons en kregen er warempel koude rillingen van. Wat meer zij: die meiden zongen potverdorie luider dan wij! Dat kon dus niet en wij maar opzingen, tot stijgende paniek van meester Vienne, die de maat probeerde te slaan. Steeds luider en sneller ging het: "veNI cre-HEE-AAATOOOR sss S P I R I T U S SSS MENTES TUOOOORUM VISITAAA IMPLE SUPEEERNA GRAATIAAA, QUAE TU CREAASTII I PECTORA!" Bij dat laatste woord moest ik steeds denken aan een ziekte, omdat ik onze huisdokter daar eens over bezig gehoord had. (Nu weet ik dat hij het over een Angina Pectoris had!) Het Epistel dat ik moest voorlezen bevatte voor de gelegenheid van Pinksteren een opeenstapeling van de onmogelijkste woorden, die mij de strot dichtknepen, nog erger dan mijn "strek". Want het ging over de nederdaling van de vurige tongen: "Allen waren buiten zichzelf van verbazing en zeiden: Ziet, zijn allen, die daar spreken, geen Galileers? Hoe horen wij dan ieder de taal van ons geboorteland: Parthen en Meden en Elamieten, en bewoners van Mesopotamie, Judea, en Cappadocie, van Pontus en Azie, van Frygie en Parnfylie, van Egypte en het gebied van Lybie bij Cyrene, alsook de Romeinen, zowel Joden als Proselieten, Kretenzers en Arabieren..." Ik had door de zenuwen de onweerstaanbare neiging om in een steeds sneller tempo door de tekst te draven. Ik kende het geval dan ook bijna glad van buiten, maar door de "strek" en de span ning en door al die gezich ten en vooral door de twin tigvoudige blik van de witte maagden, heb ik naderhand van mijn vader gehoord dat ik veel nieuwe bevolkings rassen uitgevonden heb... Tijdens de ceremonie van de Geloften kregen wij een brandende kaars in de hand gestopt. Dit was een vergissing. Wij hadden dat nooit gerepeteerd, wij hadden teveel andere dingen om ons hoofd, wij hebben er met andere woorden een wassen knoeiboel van ge maakt! Menig moeder heeft binnensmonds vloekend bruin papier en strijkijzer boven gehaald om de ergste schade aan de gloednieuwe mouwen weg te werken. Na de mis moesten wij met ons moeder op bezoek bij buren, vrienden en kennissen om "hem te komen tonen". Ik had daar een hekel aan. Ze zaten je zo stralend aan te kijken, en je moest dan een rechtstaan, en je eens draaien, en je haar werd steeds herkamd en het liefst van alles was. ik gaan ravotten met mijn broers. Maar ja, het moest. Ik ging dus mee, maar weigerde om zoals de meisjes aan arm aan mijn moeder te geven op straat. Stel je voor dat ik mijn vrienden tegenkwam! Ik liep dus een meter voorop, en ging zo snel mogelijk bij de volgende post binnen. "Hoe, en waar is joen moeder, manneke?" vervolg pag. 27

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Klokzjiel | 1987 | | pagina 25