SPORTSPIER OVER EN OUT» 34 De hoes die de schrijfmachine straks moet toedekken ligt klaar. Het schrijfpapier zal tegelijk met dat van de andere redactiele den worden opgeborgen, ergens op een zolder waar het langzaam zal vergelen. Onze stadskrant ver dwijnt. Wat ook de reden moge zijn om ons krantje op te doeken: t is spijtig Maar gedane zaken nemen deze maal geen keer. Samen met U allen ledigt Sportspier een laatste glas op de stadskrant, die de andere "Klok" opvolgt in het graf van de Ninoofse archie ven. Wij willen echter onze artikelenreeks besluiten met even goede wil als tevoor. Een dode maakt men op voor zijn begrafenis en rond de koffietafel worden op de grondvesten van de herinnerin gen nieuwe dromen gedroomd. Als aperitief willen wij een paar lijnen wijden aan een sportman die veel te vroeg door de dood werd weggehaald. Verleden maand overleed JACQUES ANQUETILeen wielerkampioen die nooit wereld kampioen werd. De laatste maal dat wij met "Mister Tour de France" konden spreken was in Stuttgart tijdens de Tour-1987. Toen wist Anquetil reeds dat de woeker die zijn lichaam onder mijnde naar een fatale afloop zou leiden "Tu vois, le Beige", zei hij, "maintenant j'apprends a vivre". Nu leer ik leven: woorden die uit zijn mond koude rillingen over onze rug joegen. Hij sprak ze uit met de glimlach die altijd op zijn gelaat lag. Een kampioen die vocht tegen een ziekte die hem naar het graf trok. Geen gewee klaag of zelfmedelijden. Een atleet die wist waar hij stond en van e]ke tel die hem nog gegund werd verder te leven, met volle teugen genoot. De cijferaar en de berekende renner die hij was, greep met volle handen het leven aan. De pijnen die hij als renner doorstond waren lachertjes in vergelijking met wat hij nu moest doorstaan. Over zijn operaties kon hij even kalm vertellen als destijds over zijn koersen. Zijn werk in de "Tour" deed hij nauwgezet en velen onder ons dachten dat de "Jaak" weer aan het overdrijven was. Dat het eenvoudigweg niet kon dat hij er zo erg aan toe was. Voor zijn deelgenoten in zijn ziekte had hij ook nog opbeurende woorden over: als hij ergens wist van een kankerpatiënt, dan telefoneerde hij of schreef brieven met hoopvolle zinnen, hij bezocht de ergste gevallen om hun een beetje van zijn levensmoed en -wil over te kunnen brengen. De sierlijke en klassevolle wielerkampioen die Jacques Anquetil was, bewees thans dat hij onder de ruwe rennersschors een hart vol liefde had kloppen. Hij bewees dat wielrenners niet altijd de onbenullige, domme spierenbundels zijn waarvoor men hen zo graag uitmaakt. De kracht die hij in de sport demonstreerde, toonde hij andermaal in het gevecht met zijn ziekte. Een mederenner vertelde ons destijds dat Anquetil, ondanks dat hij steeds achteraan in het peloton zat, de renner was die het meest op kop reed in een koers. Dit kwam omdat hij slechts wanneer het nodig was de teugels van de koers in handen nam. Koel en berekend met al de durf en de kracht van zijn talent. In zijn laatste levensjaren heeft Anquetil zo ook het leven aange pakt. Hij liet zich niet achter uit drummen maar vocht verbeten voor zijn leven. Een enkele keer werd de krachtmens week: dat was toen hij ons vertelde over zijn zoontje van 18 maand. "Die zou ik graag willen zien opgroeien" zei hij De laatste keer dat wij Anquetil zagen was in Villach, tijdens de wereldkampioenschap pen. Hij fungeerde als leider van de Franse ploeg. Hij reed zelf nog een rondje mee ten behoeve van de T.V., hij stond in de gutsende regen naar zijn mannen te kijken en moest met spijt in zijn hart vaststellen dat de huidige generatie Franse wiel renners niet meer uit hetzelfde hout is gesneden dan hij des tijds. Een paar dagen later lag Anquetil terug op de operatietafel. Vanuit zijn ziekenbed gaf hij nog rustig commentaar, maar op 18 november was zijn levenskoers uitgereden. Deze keer kon Jacques niet winnen. Voor hij stierf vroeg hij nog om geen bloemen of kransen voor hem te kopen. Alleen lelies zijn lievelingsbloemen mochten. Maar liever had hij gewild dat al dat geld gestort werd op een fonds voor gehandi capte kinderen; hij vond dat dit fonds het geld meer kon gebruiken dan een vereniging ter bestrij ding van de kanker. Een groot sportman maar een nog groter mens is weggegaan. Als wij gaan jammeren over onze dagdagelijkse tegenslagen, kunnen wij misschien ook eens terugden ken aan Jacques Anquetil: een mens die wist te leven Tot slot: nog een dank aan allen die zich met veel plezier aan onze vraaggesprekken hebben onderworpen. Tijdens deze gesprekken hebben wij kunnen ondervinden dat er te Ninove nog veel idealisten wonen die met raad en portefeuille de sport steunen. Wij waren ook verwonderd over de brede waaier van sportmogelijkheden die er te Ninove wordt geboden. Bewondering ook voor de velen die zich in de verschillende sportdisciplines met de jeugd bezighouden. Verwondering dat nog zovele jonge - en oudere - Ninovieters niet weten dat er voor elk van hun wel een sporttak wordt beoefend: wandelen, voetbal, wielrennen, judo, volleybal, karate, kaatsen en dat er ook de accomodatie voor bestaat: de sporthal, de atletiekpiste, het stedelijk zwembad, wandelwegen, noem maar op. Mensen, er is keuze genoeg. Wij geven daarom nog een laatste raad DOE AAN SPORT Nooit te jong of te oud, beweren wijVoor elkeen is er de moge lijkheid om te sporten. Doen, mensen, doen. Niet wachten maar eraan beginnen. Nu meteen Dat is de laatste raad die Sportspier U meegeeft. Nog bedankt voor de aandacht en vaarwel. LENTULO

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Klokzjiel | 1987 | | pagina 34