Voor ons kleine Landbouwers
Hoe onze paarden terug eischen
Wantoestanden op den buiten.
stad gauw remedie. Gansche drommen landmeters en an
dere geleerde bollen wierden er uitgezonden om op alle
gemeenten
De boeren hun patatten
c Te meten en te schatten,
t waren mannen van 't vak, die ongetwijfeld vroeger veel
aardappels gezien hadden op hunnen schotel, smakelijk ge
reed gemaakt door hunne brave huisvrouw of door hunne
slimme keukenmeid. Geen wonder dus dat zij hunnen stiel
goad kenden, zelfs zoo goed dat zij in zekere omstandighe
den de aardappelvelden konden vergrooten en verkleinen.
Nu wist toch de boer hoe groot zijne aardappelvelden wa-
ren, hij wist nu op voorhand hoeveel zij gingen opbrengen
en ook al de niet boeren waren nu zeker aardappelen te
krijgen, was 't niet veel 't was weinig, zij gingen toch die
krijgen die de Duitschers niet pakten of die de Bevoorra
ding niet liet rotten. En Hen boer ging men nog meer hel
pen en wel op dees manier-; t
Al de beste aardappels wierden aangeslagen voor plant
goed en moesten afzonderlijk afgeleverd worden, die ging
men nu aan de boeren verkoopen aan 50 fr. per 100 kgr. op
voorwaarde dat ze evenveel ander in de plaats leverden aan
19 fr. Dat was een winstgevend zaakje, daar ging de be
voorrading duizenden en duizenden franken mee kloppen,
dat moest een echte goudmijn worden. Doch nu maakten
de slimmerikken hun rekening mis, zij hadden niet gere
kend op de domheid van de boeren, die nu zoo dom waren
van die aardappels nipt te willen aan zulke voorwaarden,
en nog liever van hun eigen plantgoed voortplanten dan
hun te laten strQopen. En wanneer dan de boeren aan den
aardappeldienst gingen vragen om zelf bij malkander de
aardappels te mogen verwisselen, werd dat hun geweigerd,
immers dan was er voor die slimmerikken niets te winnen.
Aan wie zal nu de schuld zijd dat er dees jaar weerom zoo
veel slecht aardappelplantsoen zal geplant worden Zal het
de schuld zijn van het bevoorradingskomiteit O, neen, het
zal de schuld zijn van diegenen die zich niet lieten uitbuiten,
de schuld van diegenen die zich niet lieten foppen, de schuld
van die domme boeren. p. d'Herde.
Onder degenen, dis het tijdens den langen oorlog hard
hebben te verduren gehad, mogen wij ons kleine landdou-
wers ons koeiboerkesheel gerust mee rekenen. Hier
in onze streek vooral is de kleine bdfr, heel den oorlog,
en 't laatste jaar bijzonder erg beproefd geweest. Stedelin
gen en ook nog sommige buitenlieden die meenen dat men
maar boer moet zijn, om machtig veel geld te winnen, den
ken nog zoo ver niet.
Den dwang door sommige machthebbers tijdens den
oorlog op ons boeren uitgeoefend waartegen de kleine land
bouwer 't minst middelen kon te werk stellen, de groote
leveringen die soms in evenredigheid der gebruiken zooveel
verschilden, de steeds hooger en hooger stijgende prijzen,
waartegen hunne geldbeurs niet was opgewassen; de groote
moeilijkheden die zij te doorstaan hadden, om in hun eigen
voeding te voorzien, en de vele ontberingen die zij zich
moesten getroosten, van welke meest altijd de schuld mocht
worden toegewezen aan onbekwame wetgevers, heeft op
het gemoed onzer kleine boeren een diepen en droeven in
druk nagelaten.
Op stoffelijk gebied staan ons koei-boerkes nu ook niet
hooger dan vóór dpn oorlog. Zonder overdrijving mag men
zeggen, dat, hun zaken op financieel gebied verslecht zijn.
Ik geloof nochtans dat zij het voor den oorlog al schaars
genoeg hadden
Velen onder hen hebben reeds het voornemen gemaakt
den boerenstiel te laten varen als hij niet winstgevender
wordt. Met de gewone wijze van boeren konden ze op
eigen bedrijf niet genoeg verdienen, om in hun onderhoud
te voorzien. En nu, dat alles duurder zal zijn dan voorheen,
zullen ze dit zeker niet kunnen.
Het was droef om bestatigeD, hoe jaarlijks duizenden en
duizenden onzer vlaamsche zonen en huisvaders naar het
verre Frankrijk en de bedervende steden en fabrieken gin
gen werken, om daar doorzweet en zwaar zwoegen ande
ren te verrijken. En nochtans zagen we er weinigen, hoe
goed ze het ook deden, mee vooruit komen. Maar wat stond
er hun le doen Ze wisten niet beter. Van hoogerhand,
invloedrijken en meer ontwikkelden, werden geen genoeg
zame maatregelen genomen, om deze wantoestanden te
verhelpen.
De aanstaande vrede gaat de heropbouwing en verbete
ring van vele, oude, slechte gebruiken mede brengen. Eene
algemeene verandering op huishoudelijk gebied bij onze
kleine landbouwers is dringend noodig.
Een uiterst praktisch middel daartoe is, hetgeen de schrij
ver van het artikal Waarheen verschenen in ons
eerste nummer aanduidende Dè streek der kleine boerde
rijen moet zich toeleggen op de groensel- fruit-'en bloemen
teelt. In het tot daden omzetten dezer woorden, ligt de
redding onzer kleine boerderij.
Om het inkomen van een boer met 3 - 4 en meer hectaren
land het dichtst nabij te komen, moet een boer met 1 hec
tare land toch 3 - 4 en meermalen meer geld uit zijn 1 hec
tare land trachten te halen, en met gelijke doenwijze is dit
toch onmogelijk.
Door de teelt van meer winstgevende en kostelijker pro-
dukten, dan ons gewone landbouw-vruchten is dit alleen
mogelijk.
Uit Nederland, Frankrijk, Engeland zelfs Amerika wer
den bij ons jaarlijks enorme massa's groensel fruit en bloe
men ingevoerd en hier tegen hooge prijzen verkocht. Dit
kunnen wij in onze eigene streken voortbrengen.
Wat machtige vooruitgang dergelijke kuituren in enkele
jaren teweeg brachten kunnen wij genoeg zien, aan de
streken rond Gent. Mechelen en Hoeilaert die de roem en
de goudmijn van België werden. De stoffelijke verbetering
die in die streken zoo snel vordert en de welstand die er
heerscht toont ons duidelijk genoeg welke goede zaken er
gedaan worden.
Boerenzoons en dochters moeten zich onverwijld toeleg
gen om deze teelten te bestudeeren zegt bovengenoemde
schrijver, en dit is vooral een noodzakelijkheid voor dezen
die zich op bloemen en op groenselkweek willen toeleggen.
Het is een plicht voor ouders, zelf van groote bedrijven,
aan hunne kinderen dien weg te toonen, en hen die gele
genheid te geven zich meer in den stiel te bekwamen.
Hier moet van 's lands wege eene hand toegestoken wor
den, om overal dergelijke leergangen in te richten, en, om
hier in onze streek hofbouw-scholen op te richten.
('t Vervolgt).
De Duitschers hebben, na vier lange bezettingsjaren, in
het overweldigde gebied van het land, omtrent 90 der
paarden, noodig tot den Belgischen landbouw, nijverheid en
handel, naar Duitschland weggevoerd.
Het gebrek aan paarden heeft, om zoo te zeggen, alle ver
voer onmogelijk gemaakt.
Waaroip niet onmiddellijk de noodige schikkingen geno
men die voor de hand liggen der Verbondenen tot verbete
ring dier wantoestanden
Alle gemeentebesturen hebben, op orde van den bezetter,
de juiste staten in hun bezit, de eigenaars aanduidende van
paarden alsook het getal opgeëischte paarden.
Dat men aanstonds aandringe opdat alle gemeenten eenen
staat opmaken en dat de Verbondenen, die nu de grenzen
van den Rhijn bezetten, zoo gauw mogelijk de noodige
paarden opeischen mits betaling, prijs waaraan de Duit
schers ze ons afgekocht hebben om ze alsdan af te staan
aan de bestolene eigenaars.
Dat middel ware juist en rechtveerdig en zal aanstonds
verbetering brengen in den lastigen toestand.
Th. Vetsuypens.
MELK
Melk wil iedereen nu drinken
Eiken burger, eiken heer,
Zelfs de vrouwen in de steden
Willen geene koffie meer.
Zelfs de juffers en de jonkers,
Vragen melk in overvloed
Versche volle melk van koeien,
Dat is immers toch zoo goed.
Al de grooten, al de kleinen,
Al die wonen in de steê
Willen melk aan kleine prijzen,
Of zij zijn niet meer tevreê.
En de boer zal men wel dwingen,
't Zij in 't kort of 't zij in 't lang,
Aan de stad zijn melk te leveren,
Of men steekt hem in 't gevang.
F. D'Herde.
Een der gebrekkigste inrichten op den buiten is de lan
delijke politie. Vóór den oorlog, zoo ik mij niet vergis, was
men van hoogerhand zinnens daar de hand aan te stellen.
De vervloekte oorlog, ons onreehtvaardig opgedrongen
door den meineedigen Pruis, die men te dien tijde zijne
Hoogedele Excellentie Keizer en Koning Willem II noemde
en die nu met Gods genadige hulp Duitsche stijl bijna
in 't strop hangt, die vervloekte oorlog, zeg ik, heeft daar
volstrekt geene verbetering aan gebracht, wel integendeel.