LANDBOUWWEEKBLAD Ons Reglement. Aan de Koornbloem. Uit Ressegem. n. Arbeid veredelt lien en- e twei Zondag 16 Februari 1919. /an in ■entelij lijster :br. l)f zuller een re Koorn eetuurc om lie' its vai e latei, lien ill n dooi :al ons dubb '1 Prijs 6 centiemen. i* Jaargang. N° 6. BUREEL EN REDACTIE (voorloopig) - DE MEIBOOM Geeraardsbergschestraat, AALST Aankondigingen volgens akkoord. Abonnementsprijs 3,50 frank 's jaars. moeter ren D( der v ra- iet len 1. Alle: /orden: sulfaa 1, Kaï koeiër /ortels id, beet- ijnzaad, dappels den dif ik later Lal wa jen ge ■rdwor ijsendf te hoe n aar eid we- te ver 1 aard n naan aan d< ijs vai e statie 1. bij dei ierken kalf bi t nabj ie kalf ren Di iveulei ïiel Vai lard bi ilstraat lepaard i Herr< Vele landbouwers vroegen reeds dikwijls naar de puuten van ons reglement» Deze standregels van onze vereeniging werden gemaakt ten tijde van het schrikbewind en moeten een dezer dagen herzien en volledigd worden daar zij niet t beantwoorden kunnen aan ons nieuw leven van vrije burgers. Ik kan nochtans het algemeen doel, het richtsnoer aanwij zen van onze verbroedering en kan het samenvatten in de volgende punten I Landbouwers samen als landbouwers zonder tusschen- komst van andere standen of personen met landbouwers als leiders en hoofdmannen. Landbouwers. II. Vereenigd buiten alle politiek. Onze inrichting mag noch langs de eene, noch langs de andere zijde overhellen en alle leden die zouden politiek maken in den bond worden aanstonds uitgesloten. Politiekers buiten. III. Stoffelijke verbetering betrachten door samenaan- en verkoop, door verwerken en verzetten der produkten van onzen landbouw. IV. Zedelijke verbetermg door ontwikkeling, door ons blad, door landbouwlessen, lezingen, gezamentlijke her vorming en oplossing van onze huishoudkundige vraag stukken. V. Zedelijke en maatschappelijke verdediging door de sterkte van onzen bond en de gezamentlijke drukking op besturen en wetgevers. Ziedaar de hoofdprinciepen van ons reglement dat opge maakt werd midden de dwinglandij, midden de verlaten heid Gelukkig voor ons dat wij toen klaar zagen... en dat we als twee hoofdvereischten stelden om lid te worden 1" landbouwer zijn van beroep 2e buiten alle politiek staan in de vereeniging. Ik zeg dat we gelukkig waren Ja, toen hebben we ge zien wat we niet zagen, gevoeld wat we vroeger niet voel den, ondervonden wat we tot dan toe niet wisten. Wij hebben gevoeld dat onze vroegere bonden, die mach tige boerenbonden en kringen van voor den oorlog geen boerenbonden waren dat we alleen stonden en noch hunne macht, noch hunne hulp ons werd aangeboden. Tegenover de bezettende macht, die alle vereenigingen min of meer eerbiedigde stonden we als verstrooide kudden, machteloos •n sprakeloos. Tegenover de komiteiten van allen aard stonden we in dezelfde positie. Daar in die alles overheerschende en gebie dende kringen werden al die machtige landbouwbonden noch vertegenwoordigd, noch geeerbiedigd. Onze belangen werden over 't hoofd gezien en verkracht, onze heiligste en kostelijkste panden werden vernietigd, omdat er niet één man daarbinm-n was die de kennis noch de rechtgeaardheid had om onze belangen te verdedigen. En nogmaals tegenover het komiteit, evenals tegenover de duitschers stonden we alleen, verstrooid, ontzenuwd zonder leiders, zonder inrichting tegenover die twee mach tige groepen de bezettende en burgelijke macht, en het komiteit. Toen hebben we iets gezien, iets gevoeld, iets begrepen Dan. als we beangst en radeloos rondkeken naar onze ver dedigers van vroeger, naar deze die ons voorgingen, die we hadden gefeest en waarvoor we hadden gestreden Waar waren zijWaar 1 Velen bekeken ons met minach ting I en de meeste stonden langs den overkant der barreel tan de zijde van het komiteit, of in de rangen der bóeren- lasteraars, van deze die hunne bloem, hunne melk te duur moesten koopen 1 Dan zagen wij dat we alleen door boeren konden geleid worden 1 Dat advokaten en kasteelheeren en politie kers ons alleen kenden wanneer er centen te winnen waren, of eereplaatsen te bekleeden of stemmen af te bedelen Dan dachten we dat al die heeren voor eeuwig kwaad waren «n.geen enkele hem zou gewaardigd hebben om nog naar die woekeraars om te zien Naar die woekeraars I Onnoodig ons daar te verdedigen zijt ge boer, men vraagt niet of ge goed of slecht hebt gedaan, of de oorlog u verbe terd of verslecht heeft, neen gij hebt het recht niet nog te leven, gij zijteen bloedhond Ja, dat alles hebben we meer dan eens gehoord en gele zen, en dit op oogenblikken dat we alle machten zagen samenspannen om onze veestapels, onze velden, onze geld- koffers door alle middelen uit te putten. 't Was toen dat we eindelijk eens begonnen klaar te zien en dat onze vereeniging het leven zag. Stilaan werd onze bond machtig en uitgebreid en zal welhaast aan de leden zijne weldaden doen gevoelen. Houden wij ons sterk bijeen en onthouden we eeuwig de lessen van voorheen Pas op voor alle politieke vleiers, en voor deze die zoo gaarne eenige duizenden winnen op de kap der landbouwers. Eene zaak bleef goed uit al die ellende dat is de onder vinding die we opdeden En kwam eens de dag dat de vroegere helden, die ons hielpen verkrachten binst den oorlog, nog eens terugkwamen dan zouden de lessen van den droeven tijd nog eens klaar voor onze oogen komen en zouden de hoofdpunten van ons reglement eene strenge wet wezen boeren bij boeren en politiekers buiten 1 Sander. Vooruitzicht. Eene der meeste en grootste oorzaken van het verval onzer voestapels is wel het slecht bestuur en weinig voor uil ziende handelingen van onze meesters binst den oorlog. Ik bedoel de burgerlijke meesters of de bevoorradings- komiteiten. Het gebeurde dikwijls dat men kleine kalvers, magere kweekelingen vroeg die maar eenige ponden lappen en vellen van vleesch gaven aan de bevolking. Onze Voorzitter Deleersnijder moest zoo twaalf magere beestjes leveren voor de stad Ninove. Hadden die kweeke lingen gedurende de zomer op zijne weiden kunnen loopen Het ware felle beesten geworden waarvan in den herfst twee vaarzen zooveel vleesch zouden gegeven hebben als in de lente de twaalf geleverde. Onze vriend Gustaaf De Brucker van Aalst, Papenrode, moest zoo in de lente van 1917 zeven magere kweekvaarzen leveren voor de bevoorradingsdienst der stad Aalst. Die beesten van tot 17 maanden oud waren bestemd voor de weide. Niettegenstaande bunne schoone toekomst als kweek en slachtvee na weinige maanden werden ze toch in de stallen van het slachthuis binnengesleurd, waar ze 24 uren 'moesten uitvasten. Ze werden geschat aan 0,60 fr. de kilo en van de zeven vaarzen ontving onze vriend De Brucker de formidabele som van 354 fr. en 16 centiemen. Was dat geene moord, en wat vleesch konden die zeven onnoozele kalfkens geven aan de bevolking Het hooi der weiden die moest dienen om deze vaarzen groot te brengen moest natuurlijk geleverd worden aan het Duitsche leger 1 Is het dan te verwonderen dat alle slalien leeg zijn en het vleesch zoo scha'arsch en duur blijft De oorzaak van dit alles is te wijten aan de meesters van binst den oorlog, die meestal een ambt uitoefenden waar van ze geen verstand hadden en die alle tusschenkomst of vertegenwoordiging van landbouwers onderdruKten. Aan hen een groot deel der eer van de ruine onzer stallen, evenals dei# onzer velden Sander. Koornbloem gelezen, en in mij heeft ze met het licht der hemellamp een blijde beeld gevormd. Gelijk de avondster bij de eerste schemering haar stralen in de duisternisse schiet, zoo ook zijt gij, 0 Koornbloem de eerste lichtstraal waar naar mijn jonge ziel met hoopvolle be wondering zou willen heenvlieden, ware de wereld met zijn alledaagsch-klein- geestig gedoe daar niet om die vlucht ta kortwieken. Gelijk de avondster haar eerste licht weifelend over de huizen zendt, zoo ook Koornbloem is uw eerste verschijnen twijfelenddoch stilaan groeiend in breeden vloed, onverwacht over mijn streek gekomen, en welhaast zijt gij, gesteund door jonge sterke krachten, de groote ster geworden die door schooner licht en breeder stralenglans hoog boven d'andere hemellichten uitstraalt. O Koornbloem ik beef van blijde ver wachting om 't groote doel welke gij beoogd. Als een oceaan met al zijn onein digheid, is het veld dat daar buiten haast nog braak op u ligt te wachten. Als tolk van lang gekoesterd hopen, als verde diger van groote idealen zijt gij gesteund door krachtig hooger willen, den maal stroom van het nieuwe leven ingezonden. O Koornbloem voor u zijn groote doe len weggelegd. Gij hebt in handen de toekomst van ons boerenvolk. Aan u het zelve hooger te leiden, meer welstand, geluk en eigenwaarde te brengen aan die groote massa die zich in dichte rangen rond u heeft geschaard. Aan u zijn ontwikkeling te bevorde ren, zijn vooruitgang met sterke hand te leiden. De verdediging zijner belangen kloekmoedig door te drijven. Aan u te lenigen al de behoeften van het lang ver stoken boerenras, die groote menigte die door sterke eendracht gebonden, door goede ontwikkeling veredeld, door 't verkrijgen zijner rechten machtig geworden, door de sterkte die zijn voor waarts willen meebrengt eene groote toekomst verwachtend te gemoet gaat. Joost Valcke. Vredig zijgt de avond over de stille velden de zon zakt in de dichte nevelen van het verre westen over de geburen- huizen valt de donkerte geheimvol-zacht, en vaag ligt het akkerland daar dof te glanzen in den schemer-avond. Door de dichtere duisternis die ginds over de boomen hangt, schiet plots het licht der avondster. Door de avondlucht schiet ze haar stralen als een blijde verwachting, naar ruimer licht en meer fonkelende sterren die weldra dooi de dichte donkerte hun glanzen schieten zullen over het droomende wereld. Ik zit alleen op mijn kamer door het zoldervenster te turen in de grootsche avondrust. Daar even heb ik de Twee Maten en twee Gewichten. Met den oorlog hebben wij nog al dik wijls het stelsel der twee maten en twee gewichten in voege gezien en nu is het al niet beter. Laten wij eens klaar al die zaken onderzoeken. Ik ondergeteekende, Philemon Danc- kaert, landbouwer en gemeenteraadslid te Ressegem, ontving in begin October i laatst een bevel van het schepencollegie ;dat ik moest eene koe aankoopen bij i loting aangeduid en aangebracht door de Duitschers uii de frontslreken. Na wegen en taksaat moest ik onmiddellijk betalen de som van 579 franken. Genoemde koe was zeer afgemat door de verre reis en scheen weinig lust te hebben tot eten. Dit duurde zoo eenige dagen. Ik werd ongerust en deed de veeaarts roepen die vaststelde dat het dier aangetast was door mond en klauwzeer en dat ook mijne andere hoornbeesten reeds besmet waren. De schade in mijne stallen te weeggebracht door deze plaag is onbere kenbaar. De Koornbloem aaan

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1919 | | pagina 1