Vergaderingen
De kleine Boodschapper
DE SMOKKELAARS
VAN ST. MALO
ging plaats hebben. Het sodanitraat geeft
de beste uitslagen in droge jaren en in
zandachtige gronden men past van 300
tot 400 kgr. per hectare toe, bij voor
keur in twee maal, de helft na de plan
ting en de helft onmiddellijk voor of
beter nog kort na het opbarmen.
Liever gaven wij als aanvullend stik-
stofmest de voorkeur aan den zwavel
zuren ammoniak. Deze werkt geleide
lijker en laat eene meer volledige op
name toe aan fosfoorzuur en potasch,
zoodat de plant beter bestand blijft tegen
de ziekte en de knollen meelrijker, dus
van betere hoedanigheid zullen zijn, zon-
in iets de opbrengst te schaden. De zwa
velzure ammoniak werkt het best in
vochtige, warme zomers en er is veel
minder verlies door uitlooging dan met
de sodanitraat te duchten. Ook rijpen de
aardappels beter ten gepasten tijde dan
bij eene overvloedige sodanitraatbemes-
ting. Bij eene onvoldoende stikstofbe
mesting kan de rijpwording voorbarig
intreden, wat de opbrengst schaadt. De
zwavelzure ammoniak mag in ééne maal
uitgestrooid worden, bij de laatste
grondbereiding en ook gedeeltelijk bo
venop en gedeeltelijk in de barmen.
Men geeft van 250 tot 300 kgr. per hec
tare. Wenscht men eene gemengde stik
stofbemesting toe te passen, men geeft
de helft zwavelzuren ammoniak of meer
en de helft sodanitraat of minder.
Eene betrekkelijk nieuwe meststof, de
kalkcyanamide, die nog weinig gekend
is en weinig gebruikt wordt, levert de
eenheid stikstof thans aan den goed
koopsten prijs. Men kan ze in vervan
ging van sodanitraat of zwayelzuren
ammoniak aanwenden, 300 tot 400 kgr.
per hectare en men strooit ze 14 dagen
tot 3 weken voor de planting uit, nooit
bij de planting zelf. Men werkt ze duch
tig in.
Eene meststof, welke wij hier niet on
besproken mogen voorbij gaan, is de
Peruguano, de echte en niet de kunst-
guano, eener of zij onder ruwen, gema
len of opgelosten toestand voorkomt. De
Peruguano is, onzes inziens, de beste
handelsmeststof voor aardappelen. Zij
verschaft de plant tevens fosfoorzuur en
stikstof, en in mindere maat potasch. Al
die bestanddeelen zijn zoo innig met
elkander verbonden, dat er, bij de min
ste opname, volledig plantenvoedsel aan-
geëigend wordt, zoodat de aardappelen,
met echte Peruguano bemest, steeds
hooge opbrèngsten geven van allereer
ste hoedanigheid. Hooger zegden wij
dat de fosfaatbemesting in de aardap
pelteelt en zulks is in den regel waar
bij elke bemesting ten onrechte al te
zeer verwaarloosd wordt. De Perugua
no is zeer rijk aan fosfoorzuur, zoodat
door hare aanwending dit bestanddeel
in ruime maat ter beschikking der plant
gesteld wordt. De Peruguano stelt niet
aan verlies bloot en geeft eene goede
nawerking, vooral de ruwe en de gema-
lene guanos, zoodat de reserve welke zij
in den grond achterlaat, de opvolgende
teelt ten goede komt. Men geeft 400
tot 600 kgr. per hectare en zelfs meer.
De opgeloste guano wordt op dezelfde
wijze als de zwavelzure ammoniak, het
superfosfaat en de chloorpotasch aange
wend de ruwe en de gemalen guano
worden bij voorkeur na de omploeging
of de omspitting uitgestrooid, en zoo bij
de opvolgende grondbewerkingen on
dergewerkt, en het is geraadzaam het te
kort aan potasch door eene opzettelijke
potaschbemesting aan te vullen.
De kunstguano i^eene goede meststof,
welke althans niet dezelfde waarde als
de echte Peruguano bezit. Hier opperen
wij den wensch, dat een stuk wet de be
naming kunstguano zoude verbieden.
Immers die benaming geeft veelal aan
leiding tot verwarring ten nadeele d^r
echte guano. Kunstguano, wij herhalen
het is een goede meststof, doch zij blijft
immer eene kunstmatige mengeling,
meest van zwavelzuren ammoniak en
superfosfaat, of van zwavelzuren ammo
niak, superfosfaat en chloorpotasch.
Eerstgenoemde mengeling wordt in
Holland veel gebruikt in de aardappel
teelt, alwaar zij onder den naam van
ammoniaksuperfosfaat hoog aangepre
zen staat, en in de meeste gevallen, door
afzonderlijke toepassing, aangevuld
wordt met patentkali (zwavelzure pot-
aschmagnesia) een gezuiverd potasch-
zout, dat 25 potasch en 11 magne
sia bevat. De kunstguano wordt in de
zelfde verhouding en op dezelfde wijze
als de opgeloste Peruguano aangewend.
De kalk is een ander noodzakelijk
voedsel, waaraan de aardappelen groote
behoefte hebben. Ongelukkiglijk wordt
de kalk het rappen der knollen aange-
tijgd. De eenen beweren dat eene recht-
streeksche toepassing van kalk niets dan
wratzieke knollen geeft, terwijl anderen
verklaren dat de ziekte het meest voort
komt wanneer de grond het jaar voor
den aardappelbouw duchtig gekalkt
werd. Wij wenschen hier niet onze mee
ning daarover uit te spreken wij laten
den plantenziektenkundigen de zprg deze
belangrijke kwestie toe te lichten, den
wensch uitdrukkende, dat zij daaraan
spoedig eene oplossing kunnen geven.
Alleenlijk wenschen wij er op te wijzen,
dat in gezonde gronden de pokziekte bij
gunstig weder niet te duchten is, dus dat
de abnormale toestand van den grond
en de ongunstige weergesteltenis invloed
heeft op de verbreiding der ziekte. Ze
ker is het ook, dat de aardappel kalk
noodig heeft, dus mag hier evenmin als
op andere gewassen eene kalking ver
waarloosd worden. Wij kunnen dezen
bijgevolg geruimen tijd op voorhand
toepassen, bijvoorbeeld op klavers, die
eene zeer groote behoefte aan kalk heb
ben. Werd de fosfaatbemesting regelma
tig alle jaren onder vorm van slak of
fosfaat Bernard toegepast, wij denken
dat er minder gevaar voor het pokken
zoude bestaan dan bij eene rechtstreek-
sche kalking. ('t Verv.)
OTTERGEM. Vergadering op
Zondag 16 Mei, om 3 ure, bij Remy
Verstuyft.
Inschrijving van aandeelen in Sam.
Maatsch. en van alle benoodigdheden.
GIJSEGEM.Vergadering op Zon
dag 16 Mei, van na de 2e Mis tot 11 u„
bij Benoit Bockstael, Molenhoek.
Dagorde Inschrijving voor aandee
len. Allerhande bestellingen.
MOORSEL. Vergadering van al
de leden van den Bond op Zondag 24
Mei, om 3 ure namiddag bij Van Brempt
Frans.
Dagorde Inschrijving van nieuwe
aandeelen.
AALST-PAPERODE. Algemeene
vergadering in het lokaal, bij B. Vinck,
Binnenstraat, op Maandag, 24 Mei,
2de Sinxendag, van 2 tot 3 uren.
Inschrijving voor alle waren. Inschrij-
ving voor de leden die hun kapitaal wil
len vergrooten of leden die willen nieu
we stortingen doen. Het Bestuur.
OKEGEM. Zondag, 16 mei, om
10 ure, vergadering voor de leden van
den boerenbond bij Alfons Van Eeck-
houdt. Inschrijving van nieuwe aandee
len in de samenw. maatsch. Redt U Zei
ven. Inschrijving voor alle benoodigd
heden.
weg
Sa... Pol Pol Weer al
die kleine snaak... Pol Pol
Brugmans, de directeur van een
schouwburg in de hoofdstad, stak zijn
hoofd door de half opene deur van zijn
bureel en richtte een kwaden blik in het
ronde als een projecteur dat een vijan
dig vliegtuig tracht te ontwaren. Hij
was een man van kwaad bloed en dulde
niet dat men hem tweemaal liet roepen.
Ten andere vond hij dat zijn boodschap
per, een snotneus van dertien jaar, geen
verontschuldigingen kon laten gelden
hij gaf hem vijftig frank in de maand,
niet om met de marbels te spelen of om
cigaretten in een hoekje staan te rooken,
maar om hem getrouw te dienst te staan,
als een schildwacht. Pol Pol
Een schuchter stemmetje antwoordde
in de verte
Ik ben er al, mijnheer
Van waar komt ge nu weeral
Mijnheer, ik was op commissie
voor mijnheer...
Ge moet voor niemand commissies
doen, dan voor mij en daarbij, ge liegt,
want ge waart bezig met de marbels...
Neen, mijnheer, mijn kop af
Genoeg, he! Dat 's nu al de tweede
maal, nog ééns en ge vliegt met klikken
en klakken buiten. Begrepen
En een schromelijke vrees beving de
kleine. Moest hij er van door gezonden
worden, hoe zou hij thuis afgeranseld
worden, want zijn vader was niet ge
makkelijk... en moeder die erg ziek lag,
bevond zich goed met zijn maandgeld...
Was met dat een directeur Hij had
nochtans niet gelogen dezen keer... God,
wat is het leven hier hard... hard Zijn
jong hart voelde ook reeds den last van
het leven. Kon hij weenen, de tranen
24. -o—
Iets kwaads bejegend Hem, Henry zuchtte
Isidora en werd zoo bleek als een doode. Wie zou
hem leed willen doen
Hij heeft vijanden, mejuffrouw, die niet zou
den schromen hem het leven te benemen. Maar
heeft hij u waarlijk niet gezegd, dat hij van hier en
waarheen hij ging.
-Neen, neen, stamelde Isidora.
En wanneer hebt gij hem het laatste gezien
Gisteren namiddag, een uur voor zonsondergang.
Hebt gij hem ook het slot zien verlaten
Isidora was niet instaat te antwoorden. Zij had
opgemerkt dat de vreemde vrouw ten aanzien van
Henry de grootste vrees koesterde, en bij de ge
dachte dat hem iets kwaads zou kunnen bejegend
zijn, werd zij door droefheid overweldigd. Zij
slaakte een smartelijken kreet en viel onmachtig op
een stoel.
Isidora, mijn kind, sprak de markies, naar
haar toe snellend en haar hand grijpende, wat
scheelt u wat overkomt u
Hij stond daar als door den donder getroffen
hij begreep waarom Isidora zoo ontstelde, en zijn
gelaat verbleekte. Alles was hem eensklaps duide
lijk.
Mijnheer, zoudt ge zoo goed willen zijn, de
dienstboden te laten ondervragen smeekte de
vreemde vrouw.
De markies sloeg geen acht op hetgeen zij zeide.
Uw kind is hevig verschrikt, vervolgde de
vrouw ge moogt wel een uwer dienstboden roepen,
om voor haar zorg te dragen.
O neen, ik ben weer beter, riep Isidora, zich
eensklaps oprichtende. Denkt niet aan mij. maar
zorgt voor Henry—spoedig, haast u 1
We zullen naar hem onderzoek laten doen,
zei de markies, zijn ontroering trachtende te ver
bergen. Ga naar uw kamer Isidora, en wij zullen de
diestboden ondervragen.
Isidora zag haar vader in 't gelaat zij merkte
de barsche uitdrukking er van op en vermoedde
dat hij het geheim der liefde had geraden. Maar zij
schaamde zich daarvoor niet, en de vrees dat de
jongeling die zij beminde misschien in doodsgevaar
was, schonk haar opnieuw kracht en moed, om
alles voor hem te wagen.
Vader, sprak zij, bedenk dat Henry wellicht
in 't grootste gevaar verkeert, en herinner u dat hij
ons gered heeft toen wij met den dood bedreigd
werden.
Die woorden schenen den markies op te wekken
uit de pijnlijke gedachten die hem bezig hielden
hij gevoelde medelijden met den jongeling,want hij
was niet ondankbaar, en mocht er ook tusschen
Henry en zijne dochter meer genegenheid bestaan
dan hij wenschte, dankbaarheid gebood hem. den
jongeling niet aan zijn lot over te laten. Hij beloof
de al wat in zijn vermogen was te zullen aanwen
den om den vermisten op te sporen, en schijnbaar
bemoedigd verliet Isidora de kamer.
Nu werden de dienstboden geroepen. Eenigen
verklaarden dat zij den jongeling den vorigen
avond tegen zonsondergang naar den heuvel had
den zien gaan de oude boschwachter voegde er
bij dat hij omstreeks dien tijd drie mannen aan den
rand van het bosch had zien rondsluipen.
Intusschen was de oude visscher, die gewoonlijk
den visch voor de bewoners van het slot leverde,
naderbij gekomen. Toen de markies hem ook on
dervroeg, vertelde hij, dat, toen hij den vorigen na
middag naar St. Malo was gegaan, om zijn fuiken
te ledigen, hem een wagen was ontmoet waarin
drie mannen zaten, en op zijn terugkeer denzelfden
wagen naar de stad had zien rijden, waarin toen
vier mannen gezeten waren, van welke den een,
naar hij meende op te merken, de armen op den
rug gebonden waren. Ik liep op het pad langs den
grooten weg, ging de oude visscher voort, en bijj
het helder licht der sterren kon ik het gelaat der
mannen goed onderscheiden het scheen me toe dat
ik hem die in het midden zat reeds vroeger had
gezien, en later herinnerde ik me dat 't de jongeling
was, die in den laatsten hier tijd op het slot heeft
vertoefd.
Deze mededeeling liet geen twijfel meer over
er bleek duidelijk uit dat de jongeling overrompeld
en weggevoerd was.
Wie kan daarbij de hand in het spel hebben
gehad vroeg de markies met toenemende belang
stelling. Toch niemand uit de nabuurschap, daar
ben ik zeker.
Niemand anders dan dezelfde man, die den
jongeling reeds vroeger liet overrompelen en aan
boord van het schip liet brengen, antwoordde de
vreemde vrouw.
En weet gij wie dat is
Ja, ik weet het.
Wie is het dan
Die vraag zal ik vooreerst onbeantwoord
laten, ge zult hem spoedig genoeg leeren kennen.
Ik moet nu naar de stad snellen en mag geen
oogenblik laten verloren gaan.
Nog één woord voor dat ge ons verlaat, zei
de markies ernstig, Wie en wat zijt gij
Een vrouw, mijnheer, die een jongeling
wenscht te redden uit de macht van den laagsten
schiyk, die tot heden nog ongestraft rondloopt.
De markies werd getroffen door den nadruk
waarmede de vrouw hem dit antwoord gaf, en
't duurde eenige oogenblikken voor dat hij een
woord kon uitbrengen.
Ik zie dat ge een kloeke vrouw zijt, hernam
hij, maar ik wenschte meer van u te weten. Ik heb
u reeds vroeger gezien.
Wel mogelijk, mijnheer, want ik kom overal.
Ik scherts niet.
Ik ook niet, messire de Montigny. Doch in
dien ik u alles zeide wat ge wenscht te weten.zoudt
ge waarlijk denken dat ik slechts scherts.
Wacht nog even, mevrouw, riep de markies,
ziende dat de vreemdelinge zich wilde verwijderen.
Ik zal me niet langer ophouden, gaf zij ten
antwoord, ge weet dat ik me haasten moet.
Ik dank u voor die vriendelijkheid die ge mij
bewezen hebt, en hoop eenmaal instaat te zijn u
daarvoor te vergelden.
Zeg mij dan ten minste uw naam'
Ik ben de Naamlooze, mijnheer, en zoo heet
ik sinds jaren.
Terwijl zij dit zeide, wenkte de vrouw afwij
zend met dc hand en liep haastig naar de deur. De
Markies wilde haar nog terughouden, naar waagde
het niet dit te doen; er lag zoo veel indrukwekkends
in 't geheele wezen dier vrouw, dat hij met eerbied
vóórhaar vervuld werd. Een oogenblik later was
zij verdwenen.
Met shelle schreden sloeg de naamlooze den weg
naar de stad in. Op ongeveer een half uur afstand
van het slot zag ze een paard in de weide. Zij
sprong er op en draafde verder. Een uur later stond
zij te midden van eene menigte verwonderend op
ziende smokkelaars, van St, Malo. Weldra had zij
van hen vernomen, dat den vorigen avond een
wagen met vier personen naar de oude visschers-
hutten aan de oostelijke landtong gereden was en
daar was blijven staan dat toen van de kust een
signaal was gegeven, waarop men van de briek, die
in de haven lag, had geantwoord, en dat de brik
nu zee gekozen had.
Zoodra de Naamlooze het slot had verlaten, ging
de markies naar de kamer zijner dochter. Zij zag
er bleek en angstig uit.
Mijn kind, aldus begon hij, naast Isidora
plaats nemend, ik kom u een verklaring vragen van
een voorval, dat mij even zeer verwonderd als be
kommering gebaard heeft. Ik meen namelijk wat de
ontroering te beteekenen had, die de mededeeling
der zonderlinge vrouw bij u veroorzaakte
Had ik geen reden om te ontroeren vroeg
Isidora verlegen opziende.
('t vervolgt)