Landbouwweekblad Arbeid adelt MILITARISME Een en ander over Aardappelteelt De Plaag der Dorpen. i T6RC06 ÉIS ZONDAG 6 JUNI 1920. Prijs 6 centiemen. 2de JAARGANG. Nr76 Bureel en Redactie GROOTE MARKT, 8, AALST Verantwoordelijke Opsteller ORTAIRE CAUDRON, Burchtstraat, 3, Aalst. Aankond gingen voigens akkoord. Abonnementsprijs 3,50 frank 's jaars. De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen Ongeteekende stukken worden niet opgenomen. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven. Dit lang woord is nog langer in zijne beteekenis dan in zijne uitspraak. Im mers het beteekent voor de bevolking zwoegen, afdokken en leegloopers on derhouden het beduidt nog een land laten besturen en verknoeien door sa belsleepers. Lijdt ons land aan milita risme Zeker, en wel in ruime mate. Meest al onze steden krioelen van uni formen, sterretjes, gouden en zilveren bandjes, decoraties en wapengetuig. Onze jongens worden aan den land bouw en aan de nijverheid voor maan den en maanden ontrukt, niettegen staande zij in oorlogstijd op 90 dagen gedrild werden. Kazernen worden immer bijgebouwd en het ministerie van Landsverdediging zit proppensvol pennelikkers, die alle maal leven op ons dagelijksch zweet. Weet gij, landbouwer, wat heel dat 1 boeltje aan de schatplichtigen kost? Een half miljard of vijfhonderd miljoen frank per jaar Dat is het vierde deel van al onze uitgaven Wablieft Hoeveel woningen zou men voor die som aan de geteisterden niet kunnen verschaffen 1 Fk>e zouden nijverheid en landbouw bloeien, indien haar zulke sommen ten goede kwamen Maar het land mag toch niet zonder verdediging zijn, hoor ik sommigen op werpen. Zeker nietde oorlog heeft echter bewezen dat een soldaat op drie maand zoo goed kan gedrild worden als op een jaar of meer. Hoeveel millioenen zouden daardoor alleen reeds niet uitgespaard worden. Daarenboven blijkt uit de Fransche bladen en schriften, dat ons talrijk leger alleen dienen moet om België een buf ferstaat of voorpost voor Frankrijk te maken en om onze schoone gouwen te laten in puin schieten voor den goeden zuidervriend, die alles belooft maar niets geeft, en zijne ijzeren klauwen steeds vaster en nauwer om België prangt. Dit werd reeds bewezen door het zotspel van Franckfort en door menig ander feit. Eene gezonde buitenlandsche politiek zou ons veel meer beschermen dan een leger, onder wiens last de gansche natie gebukt gaat. Maar dat weten onze hee- ren franskiljons niet. Die houden meer aan parademarchen, onderduimsch ge knoei, galadiners en domme naaperij van het imperialistische Frankrijk. Weet ge wat er gebeurt, Vlamingen Onze franschdolle regeering is sinds lang aan 't plannen smeden om met Frankrijk een militair verbond op touw te zetten de muis die een verbond sluit met de kat 't Is wat schoons Komt dit verbond tot stand, dan is Frankrijk hier de baas en dan mogen wij in de toekomst steeds in 't harnas vliegen par amour pour la grande république Tegen dat verbond moeten wij, in onze vereenigingen, ons gezamenlijk verzetten door protesten en moties te sturen aan de regeering, zoo niet is t uit met ons vlaamsche leven, met de vlaam- sche gedachte en met ons vrije België. Het is immers een openbaar geheim dat Frankrijk op België aast, gelijk de gier op een vetten prooi. Een verbond met Frankrijk èn Enge land dat mag wel, of beter nog eene overeenkomst met Holland, maar ons verbinden aan eene groote mogendheid alleen, dat nooit. Ik ben nieuwsgierig hoe al dat gekon- kelfoes tusschen onze regeering en Frankrijk zal afloopen. En heeft ons volk dan niets mee te praten in dat spel tusschen die opperheerschappijen die diplomatie noemt. Ondertusschen mogen de boerkens maar altijd afdokken. De officieren vra gen weer opslag. Betaalt maar, landbou- bouwers Om^boer te wezen kan men niet te dom zijn hoorde ik eens zeggen. Dat moet waar zijn, want waren zij niet dom, ze zouden dat spel moe wor den, zich syndikeeren en... doch genoeg daarover tot in een volgend artikel. Alfons Van Herdersem. (2e Vervolg) Bewerk goed den grond. Diepe omploe ging desgevallend voor en oppervlakkige omwerking na den winter. Plant ten gepasten tijde, bij góed weder, zonder de kiemen te breken. Pas nauwgezet de onderhoudszorgen toe. Vóór den winter wordt de aardappel- grond in smalle winterbedden met stal mest opgezet, en na den winter, zoo vroeg mogelijk, diep omgewerkt. Wordt de grond niet in winterbedden opgezet, men ploegt of graaft hem vóór den win ter diep om, of men zet hem uit en laat hem kluiterig liggen tot vroeg in de lente doch men wacht steeds hem om te wer ken tot dat hij goed uitgewaterd is. Vooral in stramme, natte gronden, biedt de diepe omwerking voor den winter groote voordeelen. Bij droogte bieden de diepe omploegingen in het voorjaar het nadeel aan den grond te kluiterig te laten, waardoor de groei sterk belem merd en de latere bewerkingen moeilij ker gaan en niet zoo goed kunnen uitge voerd worden. In het land van Aalst graaft men ge woonlijk in het spit. Dit gaat gemakke lijker dan bovenop te graven, maar toch is het mis, vooral in zware gronden. Tel ken jare trapt men aldus op 30-35 cm. diepte eenen nieuwen vloer, die de goede uitwaring en de wortelen belet diep in den grond te dringen. Bovenop graven is lastiger, doch levert beter werk. De breede spaden die hier algemeen gebruikt worden zijn ook in zware gron den, minder aan te bevelen, men kan er den grond niet diep genoeg mede om woelen en hem niet best verkruimelen de breede spaden zijn dus beter geschikt voor de lichtere, de smalle spaden voor de zwaardere gronden. Spadewerk is natuurlijk veel volmaak ter dan ploegwerk; de grond wordt be ter verkruimeld, zoodat hij goed uitwa- tert, verlucht en verwarmt, de wortelen er gemakkelijker indringen, de meststof fen spoediger ontbinden en bijgevolg de plant er weliger in tiert. Iets, waar bij het omgraven van win terbedden te weinig rekening van ge houden wordt, is het uitgraven der vo ren. Gansch den winter vloeit het water daar naartoe de Tegen blijft er in staan, de sneeuw er in liggen en de grond ver zuurt. Bij het omspitten, moeten de vo ren uitgeschoten en over het bed ver deeld, niet onder of toegegraven wor den de voren zelf worden volgescho ten met aarde van het middendeel van het bed. Dat is eenigszins lastig en ver velend, wij weten het, maar t is nood zakelijk werk. In natte, stijve gronden blijven de voren, die niet uitgeschoten werden, heel den zomer duidelijk merk baar, en zullen de kuilen die daar op ko men, in de meeste geyallen veel meer dan elders mislukken en gewoonlijk maar eene halve opbrengst geven. Na de diepe omwerking, volgen in de lente de verdere bewerkingen, die voor doel hebben den grond zoo fijn mogelijk te verkruimelen. Hij wordt diep geëgd of verkapt, beter met den drie- of vier- tand (mesthaak) dan met de braak.Vroe ger gold de spreuk, doelende op de aardappelen plant ze tusschen knuis ten, zij zullen groeien tot vuisten doch dergelijke spreuken ontstaan alleen in den geest van dezulken, die weinig of niets af weten van de levensverrichtin gen der wortelen. In knuisten of klom pen dringen de wortelen der planten moeilijk in, en belemmeren bijgevolg den normalen groei der planten. De grond kan niet fijn genoeg verkruimeld worden. De gepaste tijd voor het planten der aardappelen werd reeds vroeger bespro ken. De barmen worden gekapt bij goed weder en het is beter een paar dagen langer te wachten dan den grond te moeten vastloopen. Kan men zulks doen bij zonneweder, en de zon eenen halven dag in de barmen laten spelen vooraleer ze toe te kappen, het is er enkel te beter om. De afstanden bepalen gaat moeilijk men kapt of rijdt de barmen van op 55 tot op 90 cm. van elkander en men plant in de barmen van op 35 tot op 60 cm. Alles hangt af, en van den aard van den grond, en van de verscheidenheid, en van de grootte van het plantsoen. Platplanten, zelfs langs den draad, vinden wij minder' aanbevelenswaardig dan het planten op barmen. In Friesland, op de klei, plant men gemeenlijk plat, met de boor. Deze doenwijze heeft zeker goed in, doch wij vinden ons stelsel beter, vooral voor de vroege soorten, in stramme, stijve, koude, natte gronden, en voor gesneden, onge- broeid plantsoen. ('tVerv.) 't Groen geboren Jonge koren Schiet hem in den zonnelach, Zienderooge Recht om hooge Drie vier duimen eiken dag. Al de pijlen IJlen, ijlen, Voor het kruipend lage kruid En ze stroopen, Onder 't loopen. Hunne lichte kleeren uit. Dan verflauwend, Grijzegrauwend, Gaan ze mijde, gaan ze moe, Hijgend, zwijgend, Nederzijgend Naar den heeten zomer toe. Oud geworden. Goud geworden, Ei, daar liggen ze overhoop En nog spreken. Ze in reken. Van dén lastig-langen loop. De dag was stikkend heet geweest. Het avondwindje waaide deugend over de, vlakte en deed de korenvelden lichtjes golven als de stille baren eener kalme zee. Velden en weiden schenen te genie ten van de frischheid der opkomende dauwwolken en de vredige stilte van i den Mei-avond. Het hekken van 't Wilgenhof werd toegeslagen en Maurits, de zoon van pachter Klaes, trok haastig de veldbaan op. Hij was een weinig op zijn zondags aangestoken en rookte eene korte pijp, terwijl zijn kop links de baan opkeek die naar het dorp leidde. Zijn lichte stap en de zaligheid zijner trekken deden den ingewijden dadelijk denken aan een liefdetochtje, die de ver moeienissen van den dag doen vergeten voor een zalig uurtje De zon was aan het westen wegge zonken en de avond scheen niet ver verwijderd.De vogels schenen te slapen, om het keurige lied van den nachtegaal niet te storen. Op eene bank voor de schaliënhoeve zaten twee' lieden in diepe mijmeringen Maurits en zijn lieveken. Hij nam plots hare hand en een traan blonk in zijn oog. Rozeken, zeg me eens, waarom wilt ge plots onze liefde afbreken Ge zegt nog te wachten, maar dit is geene rede die ik aannemen kan. Er schuilt daar (Uit het werk "Terwe,, van Retié De Clercq)

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1920 | | pagina 1